Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
behoud, ontwikkeling en/of productie van houtopstanden en bomen;
-
bescherming van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
behoud van landschapselementen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - parkeren' een parkeerterrein;
met daaraan ondergeschikt:
-
extensief recreatief medegebruik, beperkt tot het wandelen, fietsen en paardrijden op de daarvoor bestemde paden;
-
voet- en fietspaden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
-
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het rooien, vellen en/of kappen van bomen en/of houtgewas, anders dan van productiebos of het normale beheer;
-
het verwijderen van natuur- en landschapselementen, waaronder beeldbepalende beplanting, anders dan het normale beheer;
-
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeervoorzieningen en/of andere oppervlakteverharding;
-
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
-
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
3.3.2 Toelaatbaarheid
De in artikel 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/beheer en:
-
de hierdoor hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de in landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en monumentale waarden en kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
3.3.3 Uitzonderingen
Het in artikel 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
behorende tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
3.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en/of oppervlakteverharding, ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur en - elementen;
-
de bescherming van de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden;
-
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
aan-huis-verbonden beroepen;
-
ateliers en galeries, evenwel met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan;
-
maatschappelijke en culturele voorzieningen;
-
kantoren;
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
-
publiek verzorgend ambacht en dienstverlening;
-
bedrijven zoals opgenomen in de bedrijvenlijst, die als bijlage is opgenomen;
-
horecabedrijven, categorie 1 en 2 met daarbij behorende terrassen;
-
hotel - en congrescentrum;
-
sportieve en recreatieve voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - sociale voorziening' is tevens huisvesting van sociaal hulpbehoevenden mogelijk;
-
ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand’ de bescherming en veiligstelling van een beeldbepalend pand;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' de bescherming en veiligstelling van een gemeentelijk monument;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' de bescherming en veiligstelling van een rijksmonument;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - evenement' is het mogelijk om in het gebouw een evenement te organiseren;
met daarbij behorende:
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
(ondergrondse) parkeervoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande situatie, dan wel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande situatie, dan wel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Op of in deze gronden mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak.
-
De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwvlak
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - sociale voorzieningen' een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a ten behoeve van het vergroten en of veranderen van het bouwvlak, met in achtneming van de volgende bepalingen:
-
het bestaande bouwvlak mag met niet meer dan ten hoogste 1000 m2 bruto vloeroppervlak worden vergroot;
-
het vergroten en/of veranderen van het bestaande bouwvlak mag alleen aan de noordzijde van het bestaande bouwvlak plaatsvinden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke waarden en groenelementen mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
-
er wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm.
4.4 Specifieke gebruiksregels
-
Binnen de bestemming zijn bedrijven, zoals genoemd in artikel 4.1 onder h, toegestaan met dien verstande dat bedrijven in de categorie B uitsluitend zijn toegestaan indien zij bouwkundig gescheiden zijn van een woning of andere andere gevoelige gebouwen en objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
-
Binnen de bestemming zijn horecabedrijven categorie 1, zoals genoemd in artikel 4.1 onder i, toegestaan tot een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van maximaal 2500 m2.
-
Binnen de bestemming zijn horecabedrijven categorie 2, zoals genoemd in artikel 4.1 onder i, toegestaan tot een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van maximaal 200 m2.
-
Detailhandel is niet toegestaan.
4.5 Afwijken specifieke gebruiksregels
4.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen met een vergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder h voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.6.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een pand met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' als bedoeld in artikel 4.1 onder n geheel of gedeeltelijk te slopen.
4.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:
-
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
-
die noodzakelijk zijn in verband met regulier onderhoud, met dien verstande dat dit onderhoud strekt tot behoud van het karakter van het gebouw in bestaande toestand.
4.6.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien naar het oordeel van een adviseur cultuurhistorie/monumentenzorg dan wel de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) de historisch bouwkundige karakteristiek van de bebouwing niet onevenredig worden aangetast, de (beeld)kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast dan wel indien (gedeeltelijke) sloop noodzakelijk is vanuit een oogpunt van veiligheid.
4.6.4 Afwijken van de sloopregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.6.1 ten behoeve van sloopwerkzaamheden die verricht worden bij:
-
het op onderdelen vernieuwen of veranderen van gebouwen dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
het uitbreiden van de gebouwen dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover toelaatbaar binnen de bestemmingsgrenzen en de planregels;
met dien verstande dat het betrokken bouwplan mede dient te strekken tot het behoud van het historisch bouwkundige karakter van het gebouw in bestaande toestand, zoals dit onder meer tot uitdrukking komt in hoofdvorm, (bouw)hoogte, gevelindeling en materialisering.
4.7 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur en -elementen;
-
de bescherming van de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden;
-
het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de gebouwen zodat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mogelijkheid om in voldoende mate te parkeren.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 1', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 11 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 7 m bedraagt;
-
de bebouwing moet worden gesitueerd op een afstand van minimaal 4 m van de hoofdontsluitingsweg;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieuhygienische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en -elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 5 en 10, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 11 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 7 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en -elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 6', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' zoals bedoeld in artikel 8.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 7', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 13 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 7 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en -elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 8, 9 en 16', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 4,5 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en - elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 11 en 15', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 11 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 7 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur wordt beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 12', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouw- en goothoogte niet meer dan 22 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur wordt beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 4 en 14', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Groen' zoals bedoeld in artikel 6.
Artikel 5 Gemengd - Uit te werken
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - Uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, in de vorm van woningen;
-
maatschappelijke en culturele voorzieningen;
met daarbij behorende:
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen;
-
bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 5.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende bepalingen:
5.2.1 Inrichting van het gebied
-
Er wordt een ontsluiting mogelijk gemaakt voor autoverkeer op de bestaande hoofdaansluiting.
-
De parkeervoorzieningen bij de woningen zijn in overeenstemming met de geldende parkeernorm.
-
Er wordt voor de maatschappelijke en culturele voorzieningen rekening gehouden met de wettelijke eisen voor speelvoorzieningen.
-
Er wordt, indien noodzakelijk, in het plangebied voldoende waterberging gerealiseerd.
-
De bebouwing is in overeenstemming met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen.
-
De verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen is zodanig, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving.
-
Bij de oriëntatie van de woningen wordt rekening gehouden met de sociale veiligheid.
-
De bebouwing is in overeenstemming met milieutechnische eisen en regelgeving.
-
Er wordt rekening gehouden met het behoud en/of bescherming van de landschaps- en groenelementen als ook met de ecologische, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden.
-
De gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden in acht genomen.
-
Er wordt rekening gehouden met de geldende norm voor groen- en speelvoorzieningen.
-
De mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeven.
-
Het bebouwingspercentage van het schoolgebouw bedraagt niet meer dan 15% van de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak.
-
De bebouwing voor de maatschappelijke en culturele voorzieningen moet worden gesitueerd op een afstand van minimaal 7,5 m van de openbare ruimte.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m2.
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m2 mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m2.
-
Erven bij vrijstaande hoofdgebouwen blijven aan één zijde minimaal 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens vrij van bebouwing.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
-
Bij hoekwoningen is het genoemde onder b. van toepassing alsmede dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter hoogte van de zijgevel, niet meer mag bedragen dan 1 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Voorlopig bouwverbod
Zolang en voor zover de in artikel 5.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van het uitwerkingsplan.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
behoud van landschapselementen;
-
voet- en fietspaden;
-
toegangswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
-
nutsvoorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' een parkeerterrein;
-
ter plaatse van de aanduiding 'brug' een bruggenhoofd en/of brug voor de realisering van een fietsbrug en/of een fiets- en voetgangersverbinding;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage;
-
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
-
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut worden gebouwd, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3.
-
In afwijking van het genoemde onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage mogelijk tot een bouwdiepte van ten hoogste 10 m en een bebouwd oppervlak van ten hoogste 2.400 m2.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen' mogen voor gebouwen hoogte- en bouwaccenten worden aangebracht, met dien verstande dat:
-
het bebouwd oppervlak ten hoogste 100 m2 bedraagt;
-
de goothoogte niet minder bedraagt dan 9 m en niet meer dan 12 m;
-
de bouwhoogte niet minder bedraagt dan 9 m en niet meer dan 14.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
-
De bouwhoogte van een bruggenhoofd mag niet meer dan 7 m bedragen.
-
De bouwhoogte van kunstzinnige uitingen (kunstwerken) mag niet meer dan 10 m bedragen.
-
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen.
-
De bouwhoogte van signalerings- en communicatiemasten mag niet meer dan 20 m bedragen.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/of diepploegen van gronden;
-
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
het verwijderen van natuur- en landschapselementen, anders dan het normale beheer;
-
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding.
6.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden van de gronden.
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en/of oppervlakteverharding, ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur en - elementen;
-
de bescherming van de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden;
-
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Sport
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sport- en speelvelden met daarbij bijbehorende voorzieningen;
-
gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals clubgebouw, kantine, kleedkamers en tribunes;
met daarbij behorende:
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande situatie.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande situatie.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
-
De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 15 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 13', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 30 m bedraagt;
-
de bebouwingstypologie bestaat uit gestapelde woningen;
-
de hoofdgebouwen moeten worden gesitueerd op een afstand van minimaal 15 m van de bestemmingsgrens en op minimaal 20 m van de Parklaan;
-
het bebouwingspercentage niet meer dan 25% bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de ontsluiting van het woongebied wordt gerealiseerd vanaf de hoofdontsluitingsweg en/of buurtontsluitingsweg;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving.
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de aanwezige groenstructuur en -elementen worden beschermd;
-
de bestaande ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
tuinen, erven, terrassen en verhardingen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'brug' een bruggenhoofd en/of brug voor de realisering van een fietsbrug en/of een fiets- en voetgangersverbinding;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
-
Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut worden gebouwd waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3.
-
In afwijking van het genoemde onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage mogelijk tot een bouwdiepte van ten hoogste 10 m.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
-
De bouwhoogte van een bruggenhoofd mag niet meer dan 7 m bedragen.
-
De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 20 m.
-
De bouwhoogte van kunstuitingen (kunstwerken) mag niet meer bedragen dan 10 m.
-
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing als ook aan het aantal en de situering van de parkeerplaatsen, ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur en -elementen;
-
de bescherming van de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden;
-
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mogelijkheid om in voldoende mate te parkeren.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 2 en 3' met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Gemengd' zoals bedoeld in artikel 4, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 17 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 9 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de bebouwing zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de bebouwing rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 7', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 13 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 7 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en -elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 5 en 10', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 11 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 7 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en -elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 8, 9 en 16', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 4,5 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en - elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 11 en 15', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9, waarbij geldt dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 11 m bedraagt;
-
de goothoogte niet meer dan 7 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en -elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 12', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' zoals bedoeld in artikel 9,
waarbij geldt dat:
-
de bouw- en goothoogte niet meer dan 22 m bedraagt;
-
wordt voorzien in parkeervoorzieningen volgens de geldende parkeernorm;
-
de bebouwing in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de (gestapelde) woningen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
bij de oriëntatie van de woningen rekening wordt gehouden met de sociale veiligheid;
-
de bebouwing in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving;
-
de bestaande groenstructuur en -elementen worden beschermd;
-
de aanwezige ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden worden beschermd;
-
er rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 4 en 14', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Groen' zoals bedoeld in artikel 6.
Artikel 9 Woongebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, in de vorm van woningen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
aan- en bijgebouwen behorende bij de woning;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
aanleg, instandhouding en herstel van waardevolle landschapselementen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
in- en uitritten;
-
(ondergrondse) parkeervoorzieningen;
-
water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen;
-
bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 4 m van de hoofdontsluitingsweg gesitueerd.
-
De afstand tussen vrijstaande woningen bedraagt minimaal 6 m.
-
Erven bij vrijstaande hoofdgebouwen blijven minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens vrij van bebouwing.
-
De afstand tussen de voorgevellijn en de erfgrens bedraagt minimaal 3 m.
-
De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 10 m tot de achterste perceelsgrens gesitueerd.
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum van gezamelijke oppervlakte van 50 m2.
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m2, mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m2.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
-
Bij hoekwoningen is het genoemde onder a. van toepassing alsmede dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, grenzend aan de weg, ter hoogte van de zijgevel, niet meer mag bedragen dan 1 m.
-
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.2.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak.
-
De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 onder a tot en met g, waarbij tenminste de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
De bebouwing wordt gesitueerd in overeenstemming met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen.
-
De verkaveling en de situering van de woningen is zodanig, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving.
-
De bebouwing is in overeenstemming met milieutechnische eisen en regelgeving.
-
De bebouwing mag, wat de bouwhoogte betreft, het functioneren van de radar in het radarverstoringsgebied Nieuw Milligen niet in onaanvaardbare mate verstoren.
-
Er wordt rekening gehouden met het behoud en/of bescherming van de groenstructuur en -elementen.
-
Er wordt rekening gehouden met het behoud en/of bescherming van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden.
-
De parkeervoorzieningen bij woningen zijn in overeenstemming met de geldende parkeernorm.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Woongebied’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaken.
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
9.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
9.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
9.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 onder d voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
-
het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;
-
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m2 betreft.
9.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.6.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 9.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
9.7 Nadere eisen
9.7.1 Plaats en afmetingen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur en -elementen;
-
de bescherming van de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden;
-
het waarborgen van de sociale veiligheid;
-
het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen;
-
de verkaveling en de situering van de woningen zodat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
-
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.7.2 Parkeren
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het parkeren:
-
er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende parkeernormen van de gemeente Ede, waarbij, afhankelijk van de bebouwingstypologie, parkeren op eigen terrein tot de mogelijkheden behoort;
-
indien een parkeerplaats op eigen terrein moet worden gerealiseerd, dan gebeurt dit met inachtneming van de karakteristiek van de omgeving.
9.8 Mitigerende maatregelen
De bestemming mag niet eerder worden uitgevoerd dan nadat de mitigerende maatregelen zoals genoemd in de Passende beoordeling en Inrichtingsmaatregelen overgangszone Kazerneterreinen-Sysselt, Arcadis, januari 2013 zijn gerealiseerd.
Artikel 10 Woongebied - Uit te werken
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - Uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, in de vorm van woningen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
aan- en bijgebouwen behorende bij de woning;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
aanleg, instandhouding en herstel van landschapselementen;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
in- en uitritten;
-
(ondergrondse) parkeervoorzieningen;
-
water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
-
bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 10.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende bepalingen:
10.2.1 Inrichting van het woongebied
-
Er wordt een ontsluiting mogelijk gemaakt voor autoverkeer op de bestaande hoofdaansluiting.
-
De parkeervoorzieningen bij woningen zijn in overeenstemming met de geldende parkeernorm.
-
Er wordt, afhankelijk van de bebouwingstypologie, bepaald of bij een woning minimaal één parkeervoorziening op eigen terrein moet worden gerealiseerd, met inachtneming van de karakteristiek van de omgeving.
-
Er wordt in het plangebied, indien noodzakelijk, voldoende waterberging gerealiseerd.
-
De bebouwing is in overeenstemming met de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Kazerneterreinen.
-
De verkaveling en de situering van de woningen is zodanig, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving.
-
Bij de oriëntatie van de woningen wordt rekening gehouden met de sociale veiligheid.
-
De bebouwing is in overeenstemming met milieutechnische eisen en regelgeving.
-
Er wordt rekening gehouden met het behoud en/of bescherming van de groenstructuur en -elementen.
-
Er wordt rekening gehouden met het behoud en/of bescherming van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden.
-
De gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden in acht genomen.
-
Er wordt rekening gehouden met voldoende ruimte voor groen- en speelvoorzieningen.
-
De mitigerende maatregelen, zoals genoemd in artikel 9.8, worden uitgevoerd, voor zover hierin nog niet is voorzien.
10.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
-
Hoofdgebouwen worden op een afstand van minimaal 4 m van de hoofdontsluitingsweg gesitueerd.
-
Erven bij vrijstaande hoofdgebouwen blijven aan één zijde minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens vrij van bebouwing.
-
De afstand tussen vrijstaande woningen bedraagt minimaal 6 m.
10.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
-
Bij hoekwoningen is het genoemde onder a. van toepassing alsmede dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, grenzend aan de weg, ter hoogte van de zijgevel, niet meer mag bedragen dan 1 m.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
10.2.5 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak.
-
De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Woongebied’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaken.
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiveiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
10.4 Afwijken specifieke gebruiksregels
10.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
10.4.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3 onder d voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
10.5 Voorlopig bouwverbod
Zolang en voor zover de in artikel 10.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van het uitwerkingsplan.
Artikel 11 Leiding - Gas
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van ondergrondse gastransportleidingen met een belemmeringenstrook ter breedte van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van een leiding.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
11.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
-
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld en de weghoogte;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het permanent opslaan van goederen.
11.3.2 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 11.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad.
11.3.3 Uitzonderingen
Het in artikel 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van in werking treden van dit plan;
-
zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
11.3.4 Advisering over de omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.
Artikel 12 Waarde - Archeologie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
-
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
-
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 12.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
-
een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m2 bedraagt;
-
een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 20 centimeter (beneden maaiveld) en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
12.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in het genoemde onder a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in het genoemde onder a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden dieper dan 20 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 12.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
12.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 12.4.1, is niet van toepassing indien:
-
de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2 of een omvang van ten hoogste 250 m;
-
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
-
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
-
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
-
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
-
Op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
-
De aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
-
De dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 13 Waarde - Cultuurhistorie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast voor de overige aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van cultuurhistorische waarden.
13.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Bodem
-
het verlagen, vergraven, verhogen of egaliseren van de bodem met daarin voorkomende hoogteverschillen;
-
het afgraven, verdiepen, ophogen of anderszins herprofileren van taluds, steilranden en greppels;
Beplanting en grondgebruik
-
het vellen, rooien of verwijderen van bestaande groenopstanden, beplantingen en gazons;
-
het aanleggen van nieuwe groenopstanden, beplantingen en gazons;
-
het omzetten van groenopstanden, beplantingen of gazons in verharding;
-
het omzetten van verharding in groenopstanden, beplantingen of gazons;
-
het aanleggen van kleinschalige landschapselementen;
Infrastructuur en voorzieningen
-
het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, (fiets)paden;
-
het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen.
13.2.1 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 13.2 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek of naar het oordeel van een adviseur cultuurhistorie / monumentenzorg dan wel de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op behoud dan wel versterking van cultuurhistorische waarden.
13.2.2 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 13.2, is niet van toepassing indien:
-
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, met dien verstande dat dit onderhoud en beheer strekken tot behoud van het cultuurhistorische karakter van de gronden;
-
de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan.
13.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 14 Waarde - Landschap
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor:
-
behoud en ontwikkeling van bos bestaande uit houtgewas en bomen;
-
behoud en bescherming van landschappelijke waarden;
-
behoud en bescherming van waardevolle groenstructuren en -elementen.
14.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.2.1 Omgevingsvergunning
Ter plaatse van de in artikel 14.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het rooien en/of vellen van bomen en/of houtgewas, anders dan het normale beheer;
-
het aanleggen van aaneengesloten oppervlakteverhardingen van meer dan 150 m2;
-
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden die de waarde van bomen (kunnen) aantasten.
14.2.2 Toelaatbaarheid
De in artikel 14.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
-
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;
-
de hierdoor, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden en kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
14.2.3 Uitzonderingen
Het in artikel 14.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;
-
die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.