2.1 Toepassingsbereik
De regels in dit facetbestemmingsplan zijn van toepassing op de vigerende
bestemmingsplannen van de gemeente Ede, zoals die zijn opgenomen in de van
deze regels deel uitmakende bijlage "Overzicht vigerende bestemmingsplan-
nen".
2.2 Inhoud regeling mantelzorg
a. Aan de bestemmingsplannen wordt de gebruiksregel toegevoegd dat bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen, niet gebruikt mogen worden als zelfstandige woonruimte.
b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. en toestaan dat een,
- aangebouwd bijgebouw;
bestaand vrijstaand bijgebouw;
wordt gebruikt als zelfstandige woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits;
- er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen niet meer bedraagt dan 65 m² en zich niet uitstrekt tot meer dan één bouwlaag;
- er geen milieuhygienische belemmeringen zijn;
- gebleken is dat de zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;
-
- de aanvrager een schriftelijke verklaring overlegd dat de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg.
c. Als de omgevingsvergunning voor een bestaand, vrijstaand bijgebouw aangevraagd wordt, dient:
- als eerste aangetoond is dat de woonruimte voor de mantelzorg niet ondergebracht kan worden in het hoofdgebouw;
- ten tweede aangetoond is dat de woonruimte niet ondergebracht kan worden in een aangebouwd bijgebouw;
- ten derde aangetoond is dat de woonruimte niet ondergebracht kan worden in een bestaand vrijstaand bijgebouw.
d. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.2, lid b, uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt. Tevens is de omgevingsvergunning niet overdraagbaar. Als de mantelzorg gerealiseerd is een vrijstaand bestaand bijgebouw dient na het vervallen van de noodzaak van mantelzorg alle voorzieningen ontmanteld te worden die strekken tot de instandhouding van een zelfstandige woonruimte.
2.3 Inhoud regeling antenne-installaties voor mobiele communicatie
a. Aan de bestemmingsplannen wordt in het artikel, waarin de tot het bestemmingsplan behorende begrippen 'andere bouwwerken', dan wel 'bouwwerken, geen gebouwen' worden gereguleerd de volgende aanvullende bepalingen toegevoegd.
b. Ingeval de hoogte van andere bouwwerken, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde meer bedraagt dan 5 m, maar niet meer dan 40 m kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen en deze bouwwerken toestaan, mits het gaat om bouwwerken in de vorm van antenne-installaties voor mobiele communicatie.
c. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- de noodzaak van plaatsing is aangetoond;
- is aangetoond dat de plaatsing van een antenne-installatie niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;
- de locatie is opgenomen in het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;
- is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van ontheffing worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;
- ter plaatse van het radarverstoringsgebied Nieuw Milligen de plaatsing van de antenne-installatie voor mobiele communicatie niet leidt tot een onaanvaardbare storing van de radar Nieuw Milligen. Dit dient vastgesteld te worden middels een radarverstoringsonderzoek en na raadpleging van de Dienst Vastgoed Defensie van het ministerie van Defensie.
- de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.
d. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de volgende beperkingen en voorschriften:
Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting.