Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Ede, Bedrijventerrein Kievitsmeent
Status:
Vastgesteld
Datum:
25-04-2013

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

  2. ontsluitingswegen en verhardingen;

  3. groenvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Bedrijventerrein

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding:

    1. 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1, 2 en 3.1;

    2. 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1;

    3. 'bedrijf van categorie 3.1-3.2' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 3.1 en 3.2;

    4. 'bedrijf van categorie 3.1-4.1' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 3.1, 3.2 en 4.1;

    5. 'bedrijf van categorie 3.1-4.2' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;

    6. 'antennemast' een antennedrager voor mobiele telefonie en communicatie;

een en ander met dien verstande dat:

      • geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

      • inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;

      • detailhandel is niet toegestaan;

      • zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;

      • opslag buiten de bebouwing niet is toegestaan vóór de voorgevelrooilijn;

  • nutsvoorzieningen;

  • voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  • parkeervoorzieningen;

  • tuinen, erven en verhardingen;

  • groenvoorzieningen.

  •  

     

    4.2 Bouwregels

     

    4.2.1 Bouwwerken

    Voor het bouwen van bouwwerken, binnen het bouwvlak, gelden de volgende bepalingen:

    1. Bouwwerken mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

    2. Maximaal 80% van de oppervlakte van het bij een bedrijf behorende perceel mag worden bebouwd.

    3. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

     

    4.2.2 Nutsvoorzieningen

    Voor nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

    2. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

     

    4.2.3 Kantoren

    Ten hoogste 30% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut voor kantoren behorende bij dit bedrijf, zulks tot een maximum van 1500 m² dan wel het aantal m² in de bestaande situatie.

     

    4.2.4 Bedrijfswoningen

    Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

     

    4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden buiten het bouwvlak de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

    2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

    3. Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is, in afwijking van het bepaalde in het vorige sublid, een maximale bouwhoogte van 36 m toegestaan.

     

     

    4.3 Afwijken specifieke gebruiksregels

     

    4.3.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a

    voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

      1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

      2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

     

    4.3.2 Toestaan detailhandel

    Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a en vestiging van detailhandelsbedrijven in brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandelsbedrijven in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, boten en caravans toestaan.

     

     

    4.4 Wijzigingsbevoegdheid

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en, anders dan bepaald in artikel 4.1 onder a, een inrichting toe te staan die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    1. de 10 -6 -contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of/en voor zover de 10 -6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;

    2. in de toelichting bij het wijzigingsplan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;

    3. de inrichting milieukundig inpasbaar is.

     

     

     

     

     

    Artikel 5 Groen

     

    5.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. groenvoorzieningen;

    2. bermen en beplantingen;

    3. speelvoorzieningen;

    4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    5. voorzieningen voor langzaamverkeer;

    6. nutsvoorzieningen;

    7. kunstobjecten.

     

    5.2 Bouwregels

     

    5.2.1 Gebouwen

    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. De oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m².

    2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

     

    5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

     

    5.3.1 Omgevingsvergunning

    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

    1. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

    2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.

     

    5.3.2 Uitzonderingen

    Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

     

    5.3.3 Toelaatbaarheid

    De in artikel 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Artikel 6 Verkeer

     

     

    6.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

    2. parkeervoorzieningen;

    3. groenvoorzieningen;

    4. kunstobjecten;

    5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    6. nutsvoorzieningen;

    7. fauna(verbindings)voorzieningen.

     

    6.2 Bouwregels

     

    6.2.1 Gebouwen

    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

    2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

    3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

     

    6.3 Afwijken van de bouwregels

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 en een bouwhoogte van maximaal 16 m voor signalerings- en telecommunicatiemasten toestaan, mits de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond.

    Artikel 7 Verkeer- Railverkeer

     

    7.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Verkeer- Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. spoorwegvoorzieningen;

    2. wegen en straten;

    3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    4. kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;

    5. groenvoorzieningen;

    6. nutsvoorzieningen.

     

    7.2 Bouwregels

     

    7.2.1 Gebouwen ten behoeve van het railverkeer

    Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het railverkeer gelden de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf;

    2. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

     

    7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m.

    2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

    3. De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 8 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf.

    4. De bouwhoogte van geluidsschermen gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 3 m. Waar de sporen verdiept zijn gelegen, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m vanaf peil.

    5. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.

    6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

     

     

    Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

     

    8.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-bluswatervoorziening' is tevens een bluswatervoorziening toegestaan;

    3. parkeervoorzieningen;

    4. groenvoorzieningen;

    5. speelvoorzieningen;

    6. kunstobjecten;

    7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

     

     

    8.2 Bouwregels

     

    8.2.1 Gebouwen

    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

    2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

    3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

     

     

    8.3 Afwijken van de bouwregels

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.2 en een bouwhoogte van maximaal 16 m voor signalerings- en telecommunicatiemasten toestaan, mits de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond.

    Artikel 9 Water

     

    9.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, aanvoer en afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

    2. taluds en groenvoorzieningen;

    3. voorzieningen voor verkeer en verblijf.

     

    9.2 Bouwregels

     

    9.2.1 Gebouwen

    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Artikel 10 Leiding - Gas

     

    10.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van ondergrondse gastransportleidingen met een belemmeringenstrook ter breedte van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van een leiding.

     

    10.2 Bouwregels

     

    10.2.1 Gebouwen

    Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

     

    10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

     

    10.3.1 Omgevingsvergunning

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:

    1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

    2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld en de weghoogte;

    3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

    4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

    5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

    6. het permanent opslaan van goederen.

     

    10.3.2 Toelaatbaarheid

    De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 10.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad.

     

    10.3.3 Uitzonderingen

    Het in artikel 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud van deze gronden betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

    2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van in werking treden van dit plan;

    3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

     

    10.3.4 Advisering over de omgevingsvergunning

    Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.

     

    Artikel 11 Leiding - Riool

     

    11.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van een rioolwaterpersleiding.

     

    11.2 Bouwregels

     

    11.2.1 Bouwregels voor de bestemming

    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

    1. ten behoeve van deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd:

      1. gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 8 meter;

      2. bouwwerken ten behoeve van de zuivering van rioolwater met een bouwhoogte van maximaal 15 meter;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

    2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)-regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

     

    11.3 Afwijken van de bouwregels

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1, mits het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leidingen zijn gewaarborgd.

     

    11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

     

    11.4.1 Omgevingsvergunning

    Het is verboden op of in de gronden van deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

    1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

    2. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld of weghoogte;

    3. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

    4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

    5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

    6. Het permanent opslaan van goederen.

     

    11.4.2 Toelaatbaarheid

    De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 11.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

     

    11.4.3 Uitzonderingen

    Het in artikel 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud van deze gronden betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

    2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

     

    11.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning

    Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 wint het bevoegde gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.