Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Ede, Bedrijventerrein Kievitsmeent
Status:
Vastgesteld
Datum:
25-04-2013

Planregels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ede, Bedrijventerrein Kievitsmeent

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

achtergevelrooilijn:

  • de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

  • indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;

 

antenne:

een bouwwerk in de vorm van een zend- en/of ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

bestaande situatie:

  • ten aanzien van bebouwing:

legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  • ten aanzien van gebruik:

het legaal gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.BP2011KIEV0002-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen indien van toepassing);

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

bijgebouw:

een gebouw dat in architectonisch en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

bouwmassa:

een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie;

 

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

 

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus;

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

 

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;

 

kantoor- en/of praktijkruimte:

een ruimte die door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, (para)medische en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet in combinatie met een ondergeschikte baliefunctie op de begane grond;

 

kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk, en waarvan de bovenkant van de vloer zich op ten minste 1,75 m onder peil bevindt;

 

lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in categorie A van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

 

nevengeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;

 

 

ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

overkapping:

een dakconstructie zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen

 

onzelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

 

plaatsingsplan:

plan waarin de bestaande antenne-installaties binnen de gemeente alsmede de zoekgebieden voor toekomstige installaties zijn aangegeven.

 

plan:

het bestemmingsplan Ede, Bedrijventerrein Kievitsmeent van de gemeente Ede;

 

plangrens:

de aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan;

 

productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

 

publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf;

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

 

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan;

 

ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

straatprostitutie:

het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

 

stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

 

uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het

hoofdgebouw;

 

verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

 

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

 

winkel:

een gebouw dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;

 

zaalverhuur:

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is;

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

 

Bovenkant Spoorstaaf (BS):

de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf;

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken;

 

breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

peil:

- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de

weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang,

vermeerderd met 0,20 m;

- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m.

 

2.2 Ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

 

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:

  • dakkapellen met een maximale breedte van 50% van de gevelbreedte;

  • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

 

2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

  2. ontsluitingswegen en verhardingen;

  3. groenvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Bedrijventerrein

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding:

    1. 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1, 2 en 3.1;

    2. 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1;

    3. 'bedrijf van categorie 3.1-3.2' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 3.1 en 3.2;

    4. 'bedrijf van categorie 3.1-4.1' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 3.1, 3.2 en 4.1;

    5. 'bedrijf van categorie 3.1-4.2' bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;

    6. 'antennemast' een antennedrager voor mobiele telefonie en communicatie;

een en ander met dien verstande dat:

      • geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

      • inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;

      • detailhandel is niet toegestaan;

      • zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;

      • opslag buiten de bebouwing niet is toegestaan vóór de voorgevelrooilijn;

  • nutsvoorzieningen;

  • voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  • parkeervoorzieningen;

  • tuinen, erven en verhardingen;

  • groenvoorzieningen.

  •  

     

    4.2 Bouwregels

     

    4.2.1 Bouwwerken

    Voor het bouwen van bouwwerken, binnen het bouwvlak, gelden de volgende bepalingen:

    1. Bouwwerken mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

    2. Maximaal 80% van de oppervlakte van het bij een bedrijf behorende perceel mag worden bebouwd.

    3. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

     

    4.2.2 Nutsvoorzieningen

    Voor nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

    2. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

     

    4.2.3 Kantoren

    Ten hoogste 30% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut voor kantoren behorende bij dit bedrijf, zulks tot een maximum van 1500 m² dan wel het aantal m² in de bestaande situatie.

     

    4.2.4 Bedrijfswoningen

    Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

     

    4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden buiten het bouwvlak de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

    2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

    3. Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is, in afwijking van het bepaalde in het vorige sublid, een maximale bouwhoogte van 36 m toegestaan.

     

     

    4.3 Afwijken specifieke gebruiksregels

     

    4.3.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a

    voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

      1. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;

      2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

     

    4.3.2 Toestaan detailhandel

    Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a en vestiging van detailhandelsbedrijven in brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandelsbedrijven in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, boten en caravans toestaan.

     

     

    4.4 Wijzigingsbevoegdheid

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en, anders dan bepaald in artikel 4.1 onder a, een inrichting toe te staan die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    1. de 10 -6 -contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of/en voor zover de 10 -6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;

    2. in de toelichting bij het wijzigingsplan een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;

    3. de inrichting milieukundig inpasbaar is.

     

     

     

     

     

    Artikel 5 Groen

     

    5.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. groenvoorzieningen;

    2. bermen en beplantingen;

    3. speelvoorzieningen;

    4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    5. voorzieningen voor langzaamverkeer;

    6. nutsvoorzieningen;

    7. kunstobjecten.

     

    5.2 Bouwregels

     

    5.2.1 Gebouwen

    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. De oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m².

    2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

     

    5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

     

    5.3.1 Omgevingsvergunning

    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

    1. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;

    2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.

     

    5.3.2 Uitzonderingen

    Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

     

    5.3.3 Toelaatbaarheid

    De in artikel 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Artikel 6 Verkeer

     

     

    6.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

    2. parkeervoorzieningen;

    3. groenvoorzieningen;

    4. kunstobjecten;

    5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    6. nutsvoorzieningen;

    7. fauna(verbindings)voorzieningen.

     

    6.2 Bouwregels

     

    6.2.1 Gebouwen

    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

    2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

    3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

     

    6.3 Afwijken van de bouwregels

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 en een bouwhoogte van maximaal 16 m voor signalerings- en telecommunicatiemasten toestaan, mits de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond.

    Artikel 7 Verkeer- Railverkeer

     

    7.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Verkeer- Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. spoorwegvoorzieningen;

    2. wegen en straten;

    3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    4. kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;

    5. groenvoorzieningen;

    6. nutsvoorzieningen.

     

    7.2 Bouwregels

     

    7.2.1 Gebouwen ten behoeve van het railverkeer

    Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het railverkeer gelden de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf;

    2. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

     

    7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m.

    2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

    3. De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 8 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf.

    4. De bouwhoogte van geluidsschermen gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 3 m. Waar de sporen verdiept zijn gelegen, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m vanaf peil.

    5. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.

    6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

     

     

    Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

     

    8.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-bluswatervoorziening' is tevens een bluswatervoorziening toegestaan;

    3. parkeervoorzieningen;

    4. groenvoorzieningen;

    5. speelvoorzieningen;

    6. kunstobjecten;

    7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

     

     

    8.2 Bouwregels

     

    8.2.1 Gebouwen

    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.

    2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.

    3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

     

     

    8.3 Afwijken van de bouwregels

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.2 en een bouwhoogte van maximaal 16 m voor signalerings- en telecommunicatiemasten toestaan, mits de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond.

    Artikel 9 Water

     

    9.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, aanvoer en afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

    2. taluds en groenvoorzieningen;

    3. voorzieningen voor verkeer en verblijf.

     

    9.2 Bouwregels

     

    9.2.1 Gebouwen

    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Artikel 10 Leiding - Gas

     

    10.1 Bestemmingsomschrijving

     

    De voor ‘Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van ondergrondse gastransportleidingen met een belemmeringenstrook ter breedte van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van een leiding.

     

    10.2 Bouwregels

     

    10.2.1 Gebouwen

    Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

     

    10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

     

    10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

     

    10.3.1 Omgevingsvergunning

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:

    1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

    2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld en de weghoogte;

    3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

    4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

    5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

    6. het permanent opslaan van goederen.

     

    10.3.2 Toelaatbaarheid

    De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 10.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad.

     

    10.3.3 Uitzonderingen

    Het in artikel 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud van deze gronden betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

    2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van in werking treden van dit plan;

    3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

     

    10.3.4 Advisering over de omgevingsvergunning

    Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.

     

    Artikel 11 Leiding - Riool

     

    11.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van een rioolwaterpersleiding.

     

    11.2 Bouwregels

     

    11.2.1 Bouwregels voor de bestemming

    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

    1. ten behoeve van deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd:

      1. gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 8 meter;

      2. bouwwerken ten behoeve van de zuivering van rioolwater met een bouwhoogte van maximaal 15 meter;

      3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

    2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)-regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

     

    11.3 Afwijken van de bouwregels

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1, mits het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leidingen zijn gewaarborgd.

     

    11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

     

    11.4.1 Omgevingsvergunning

    Het is verboden op of in de gronden van deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

    1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

    2. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld of weghoogte;

    3. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

    4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

    5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

    6. Het permanent opslaan van goederen.

     

    11.4.2 Toelaatbaarheid

    De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 11.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

     

    11.4.3 Uitzonderingen

    Het in artikel 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud van deze gronden betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

    2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

     

    11.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning

    Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 wint het bevoegde gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.

     

     

    HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

     

    Artikel 12 Gebiedsaanduidingen

     

     

    12.1 Geluidzone

    Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone' zijn de gronden naast de bestemmingen zoals opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 en artikel 53 Wet geluidhinder.

     

    12.1.1 Bouwregels

    Ten aanzien van het bepaalde bij voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone' voor het bouwen van gebouwen, dat het bouwen van geluidsgevoelige gebouwen niet is toegestaan.

     

    12.1.2 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

     

    12.2 Milieuzone-Geurzone

    Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone-Geurzone' zijn de gronden naast de bestemmingen zoals opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geuremmissie in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer.

     

     

    12.2.1 Bouwregels

    Ten aanzien van het bepaalde bij voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone-Geurzone' voor het bouwen van gebouwen, dat het bouwen van geurgevoelige gebouwen niet is toegestaan.

     

     

    12.2.2 Afwijken van de bouwregels

    Burgemeester en wethouders kunnen, na de eigenaar van de betreffende inrichting met de op de verbeelding vastgelegde geurcontour gehoord te hebben, afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.1 voor het bouwen van nieuwe geurgevoelige gebouwen overeenkomstig het bepaalde bij de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting van de gevels van deze geurgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan wettelijk toegestaan.

     

     

    12.2.3 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.

     

     

     

     

    Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling

     

    Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

     

    Artikel 14 Algemene bouwregels

     

    Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

      1. bouwhoogten;

      2. oppervlakte;

      3. inhoud;

      4. afdekking van gebouwen;

      5. afstand tot voorgevelbouwgrens;

      6. afstand tot de perceelsgrens;

    zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan, onder de voorwaarde dat herbouw uitsluitend op dezelfde locatie mag plaatsvinden.

     

     

    Artikel 15 Algemene afwijking van de bouwregels

     

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

    1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

    2. de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

    3. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

      1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 3 m;

      2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

      3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

    4. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

      1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;

      2. de bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan 5 m.

    5. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

      1. ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;

      2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 6 m;

      3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 m.

    6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

      1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

      2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

    7. de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

      1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

      2. de noodzaak van plaatsing is aangetoond;

      3. is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;

      4. de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;

      5. is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van omgevingsvergunning worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;

      6. de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.

    Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;

     

     

    Artikel 16 Algemene wijzigingsbevoegdheid

     

    1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

    2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

     

    Artikel 17 Procedureregeling

     

    Vóór het stellen van nadere eisen of het verlenen van een omgevingsvergunning ingevolge artikel 3.6

    van de Wet ruimtelijke ordening worden belanghebbenden gedurende een periode van twee weken in

    de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Hiertoe wordt het plan, met de daarop

    betrekking hebbende stukken, ter inzage gelegd. Voorafgaande aan de terinzagelegging geeft het

    bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte

    wijze kennis van het ontwerp.

     

     

     

     

    HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

     

     

     

    Artikel 18 Overgangsrecht

     

     

    18.1 Overgangsrecht bouwwerken

     

    1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

      2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

    2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

    3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

     

    18.2 Overgangsrecht gebruik

     

    1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

    2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

    3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

    4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

     

     

    Artikel 19 Slotregel

     

    Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

     

    ‘Regels van het bestemmingsplan Ede, Bedrijventerrein Kievitsmeent’.