- Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- goot- en bouwhoogten;
- oppervlakte;
- inhoud;
- afdekking van gebouwen;
- afstand tot voorgevelbouwgrens;
- afstand tot de perceelsgrens;
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
- Voor zover in dit plan goothoogten zijn aangegeven, dienen hoofdgebouwen te worden voorzien van een kap, waarvan de minimale en de maximale dakhelling niet meer mag bedragen dan respectievelijk 30 graden en 60 graden.
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21 onder b, en toestaan dat een gebouw zonder kap wordt gebouwd, dan wel met kap waarbij de dakhelling afwijkt van het bepaalde in artikel 21 onder b, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
-
Ingeval van vernieuwing of verandering van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen kunnen burgemeester en wethouders, voor zover de maximale maatvoering als bedoeld in artikel 17.2.2 wordt overschreden, nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van betreffende gebouwen, tenzij geen wijzigingen worden aangebracht in afmeting en situering van de bestaande aan- en uitbouw en bijgebouwen.
Deze nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
- het stedenbouwkundig beeld;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
