Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene bouwregels
26.1 Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven regels ten aanzien van:
-
goot- en bouwhoogte;
-
oppervlakte;
-
inhoud;
-
afdekking van gebouwen;
-
afstand tot de voorgevelbouwgrens;
-
afstand tot de bouwperceelsgrens.
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
26.2 Voor zover in dit plan goothoogten zijn aangegeven dienen hoofdgebouwen te worden voorzien van een kap, waarvan de minimale en maximale dakhelling niet meer mag bedragen dan respectievelijk 30° en 60°.
26.3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 26.2, en toestaan dat een gebouw zonder kap wordt gebouwd, dan wel met kap waarbij de dakhelling afwijkt van het bepaalde in lid 26.2, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
Artikel 27 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in elk geval verstaan het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 28 Algemene aanduidingsregels
28.1 Vrijwaringszone – molenbiotoop
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringzone – molenbiotoop’ zijn bestemd voor de bescherming van de molenbiotoop.
28.2 Bouwregels
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regel:
Binnen de zone mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 12,8 m.
28.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 28.2 voor het verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het realiseren van bouwwerken binnen de bestemming, waarmee de vrijwaringszone molenbiotoop samenvalt.
Ontheffing kan worden verleend indien het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht. Alvorens te beslissen omtrent een ontheffing als bedoeld in dit lid winnen burgemeester en wethouders advies in van een onafhankelijke terzake deskundige.
28.4 Aanlegvergunning
28.4.1 Aanlegvergunning
Het is op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone molenbiotoop’ verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft, met een grotere hoogtemaat dan 12,8 m; en
b. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting met grotere hoogtemaat dan wel een in volwassen staat te bereiken grotere hoogtemaat dan 12,8 m.
28.4.2 Uitzonderingen
Het in het voorgaande lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
28.4.3 Toelaatbaarheid
De in 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 28.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een onafhankelijke terzake deskundige.
Artikel 29 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
-
is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;
-
de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;
-
is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van ontheffing worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;
-
de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.
Aan de ontheffing kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;
-
d. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 m;
2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
e. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
f. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 8 m;
2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 16 m;
g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw;
h. het bepaalde ten aanzien van het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg en toestaan dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor mantelzorg, mits:
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
2. voor zover de mantelzorg de bouw of uitbreiding van een geluidgevoelige ruimte tot gevolg heeft, dient te worden voldaan aan de eisen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
3. voor zover de mantelzorg plaatsvindt in een aanbouw mag de gebruiksruimte voor de mantelzorg ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw bedragen en één bouwlaag beslaan;
4. uitsluitend indien de mantelzorg plaatsvindt in een bestaand vrijstaand bijgebouw,
dient van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
gaan burgemeester en wethouders over tot intrekking van de ontheffing indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen.
Artikel 30 Algemene procedureregels
30.1 Procedure ontheffing
Vóór het verlenen van een ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening worden belanghebbenden gedurende een periode van twee weken in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Hiertoe wordt het bouwplan, met de daarop betrekking hebbende stukken, ter inzage gelegd. Voorafgaande aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
30.2 Procedure nadere eisen
Met betrekking tot de voorbereiding omtrent het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder d Wro door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.