Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene bouwregels
19.1 Afwijkende maatvoering
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- goot- en bouwhoogte;
- oppervlakte;
- inhoud;
- afstanden;
- afdekking van gebouwen,
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
19.2 Onderkeldering
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder woningen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.
Artikel 20 Algemene gebruiksregels
Onder een verboden gebruik als bedoeld in art. 2.1 Wet algemene bepalingen omgevinsgrecht wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
-
het gebruik van bijgebouwen bij een woning als (zelfstandige) woningen en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 21 Algemene aanduidingsregels
21.1 Veiligheidszone - lpg
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. In afwijking tot het bepaalde in de bouwregels mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
21.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
21.2.1 Zoneomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
21.2.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:
-
Binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek.
-
Binnen een straal van 100 m tot 400 m gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de hoogte van bouwwerken en beplanting, ongeacht het bepaalde in de bestemmingen, niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en/of de beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de houtmaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
-
In afwijking van het bepaalde onder a en b is bestaande bebouwing, alsmede vervangende nieuwbouw wel toegestaan, mits de windvang en de aanwezige cultuurhistorische karakteristieken van de molen niet onevenredig worden aangetast.
21.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
1. Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning hoogopgaand groen met een hoogte van meer dan 5 m aan te planten.
2. Uitzonderingen
Het onder 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
3. Toelaatbaarheid
De onder 1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
-
van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
van de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
-
de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer dan 2 m bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
-
-
van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ zal bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
-
-
van de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
-
ten behoeve van reclamemasten tot maximaal 35 m;
-
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximal 40 m;
-
ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximal 50 m;
-
-
van bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
-
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak zal bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
-
De hierboven geregelde omgevingsvergunningen kunnen worden verleend indien hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.
Er zal sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige
samenhang indien:
-
de bebouwingskarakteristiek (vrijstaand, twee-aan-een, aaneengebouwd) wordt aangetast;
-
de karakteristiek van de open ruimte wordt aangetast;
-
historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.