Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
-
groothandel in kantoorartikelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - groothandel in kantoorartikelen’;
-
productiegebonden detailhandel;
-
opslag en uitstalling, kantoor- en parkeervoorzieningen ten dienste van de hiervoor genoemde doeleinden;
-
erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf.
In de bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
In de bestemming zijn geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet begrepen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Opslag en (uit)stalling van goederen dient binnen het bouwvlak dan wel achter de voorgevellijn plaats te vinden.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan in de bestemming 'Bedrijf' van andere bedrijvigheid, zoals genoemd in de bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten', dan de bedrijvigheid zoals genoemd in lid 3.1 onder a, met dien verstande, dat deze andere bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen dient te zijn met de in lid 3.1 onder a toegelaten bedrijvigheid.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bestaande nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor langzaam verkeer;
-
inritten;
-
bestaande parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kringloopwinkel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – kringloopwinkel’;
-
bestaande nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen als: -
ontsluitingswegen;
-
parkeerplaatsen;
-
voetpaden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
abri's, telefooncellen, straatmeubilair, en dergelijke.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
Artikel 10 Verkeer - Garagebox
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor het stallen van motorvoertuigen en andere vervoermiddelen.
10.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten dienste van de in lid 10.1 genoemde doeleinden;
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m.
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegvoorzieningen;
-
wegen en straten;
-
kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
-
de gezamenlijk oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 8 m, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
-
de bouwhoogte van geluidsschermen gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
taxistandplaatsen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
(muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, en dergelijke.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer dan 20 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
-
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
aan-huis-verbonden beroepen;
-
detailhandel op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - detailhandel';
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
verkeer- en parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven en verharding.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding:
-
‘aaneengebouwd’;
-
‘vrijstaand’;
-
‘twee-aaneen’;
-
'gestapeld';
dient de aangegeven bebouwingstypologie te worden aangehouden;
-
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
overschrijding van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, met dien verstande dat:
-
de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m uit de voorgevel;
-
de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m;
-
de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
-
de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter;
-
de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
-
15 m bij vrijstaande woningen;
-
12 m bij twee-aaneen;
-
10 m bij aaneengebouwde woningen;
-
-
de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
-
15 m bij vrijstaande woningen;
-
12 m bij twee-aaneen;
-
10 m bij aaneengebouwde woningen;
-
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
-
vrijstaande woningen mag aan de ene zijde niet minder dan 3 m;
-
twee-aaneengebouwde mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
-
aaneengebouwde woningen mag bij de eindwoningen niet minder dan 3 m bedragen.
-
13.2.2 Aan- of uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- of uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
op hoekpercelen mag de afstand van aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder dan 3 m bedragen;
-
achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m²;
-
het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw, mag maximaal 50% bedragen;
-
het bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal 100 m² bedragen;
-
de oppervlakte van bijgebouwen ten behoeve van gestapelde woningen mag maximaal 20 m² per wooneenheid bedragen;
-
bij aaneengebouwde woningen mag de diepte van een uitbouw aan de achtergevel maximaal 4 m bedragen;
-
bij twee-aaneengebouwde en vrijstaande woningen mag de diepte van een uitbouw aan de achtergevel maximaal 5 m bedragen;
-
bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van 2 m achter de achtergevelrooilijn;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
-
van het bepaalde in lid 13.2.1 onder g voor het overschrijden van de maximaal toegestane goothoogte met niet meer dan 1 m ten behoeve van de bouw van hoofdgebouwen met een plat dak;
-
van het bepaalde in lid 13.2.2 onder c voor het bouwen van een aan- of uitbouw en/of bijgebouw op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse bouwperceelgrens op een hoekperceel, met dien verstande dat:
-
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
-
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
-
13.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
-
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
-
detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
-
de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 onder a voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden beroep tot een oppervlakte van maximaal 90 m², met dien verstande dat:
-
de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen;
-
het bepaalde in lid 13.4 onder b, c, d en e van overeenkomstige toepassing is.
-
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het tijdelijk gebruik van een bijgebouw bij de woning en toestaan dat een bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt ten behoeve van het verlenen of ontvangen van mantelzorg, waarbij:
-
het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige wordt ingewonnen;
-
de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in een voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 75 m2;
-
de afhankelijke woonruimte rolstoeltoegankelijk is;
-
in geval van bewoning in een te plaatsen mantelzorgunit (portocabin) de maximaal toegestane oppervlakte van een mantelzorgunit 75 m2 is. Dit gaat niet ten koste van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen in het geldende bestemmingsplan. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;
-
geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw) van het betreffende bouwperceel plaatsvindt. Een uitzondering hierop is de herplaatsbare losse woonunit (portocabin) die in voorkomende gevallen ook door het college kan worden geplaatst en/of gehuurd wordt door mantelzorger of zorgvrager;
-
het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
-
parkeerruimte op het eigen erf gevonden moet worden;
-
het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleert het bevoegd gezag jaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder de afwijing bij een omgevingsvergunning is verleend, wordt voldaan.
-
-
Het bevoeg gezag trekt de omgevingsvergunning welke is verleend op grond van lid 13.5, sub b in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, dan wel wanneer in strijd met de voorwaarden van de omgevingsvergunning wordt gehandeld.
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse aardgastransportleiding.
14.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 14.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 bepaalde, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 14.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
diepwortelende beplantingen of bomen te planten;
-
heiwerkzaamheden uit te voeren of op een andere manier voorwerpen in te graven of in te drijven;
-
grondwerkzaamheden uit te voeren;
-
oppervlakteverhardingen aan te brengen.
14.4.2 Beoordelingscriteria
Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar indien:
-
geen schade ontstaat aan de gasleiding en/of het doelmatig functioneren van die leiding niet in gevaar wordt gebracht;
-
de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
-
hierover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
14.4.3 Uitzonderingen
Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming(en) van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 15 Leiding - Riool
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse rioolwatertransportleidingen;
-
groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
-
bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse rioolwatertransportleidingen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
-
het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
-
het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
15.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming(en) van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
15.4.3 Toelaatbaarheid
-
De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid 15.4.1 winnt het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
16.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
-
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
-
De verplichting tot het doen van opgravingen.
-
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
-
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
16.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
16.4.3 Toelaatbaarheid
-
De in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
-
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
-
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
16.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning.
-
Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werkenmeer bedraagt dan 100 m².
-
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken zeer hoge archeologische waarden worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan verbinden.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
17.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
-
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
-
De verplichting tot het doen van opgravingen.
-
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
17.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
-
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
17.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
17.4.3 Toelaatbaarheid
-
De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
-
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
-
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning.
-
Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 500 m².
-
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken zeer hoge archeologische waarden worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan verbinden.