Regels

 

 

HOOFDSTUK 1    INLEIDENDE REGELS...................................................................................... 2

Artikel 1 Begrippen.................................................................................................................................................... 2

Artikel 2 Wijze van meten..................................................................................................................................... 7

HOOFDSTUK 2    BESTEMMINGSREGELS.................................................................................. 8

Artikel 3 Bedrijf............................................................................................................................................................ 8

Artikel 4  Centrum – 3.............................................................................................................................................. 8

Artikel 5 Verkeer – Verblijfsgebied............................................................................................................... 11

Artikel 6 Wonen....................................................................................................................................................... 12

Artikel 7  Waarde - Archeologie 1................................................................................................................. 15

Artikel 8 Waarde - Beschermd stadsgezicht 2........................................................................................ 16

HOOFDSTUK 3    ALGEMENE GEBRUIKSREGELS..................................................................... 18

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel........................................................................................................................... 18

Artikel 10 Algemene bouwregels................................................................................................................... 18

Artikel 11 Algemene gebruiksregels............................................................................................................. 18

Artikel 12 Algemene ontheffingsregels...................................................................................................... 19

Artikel 13  Algemene aanduidingsregels................................................................................................... 20

Artikel 14 Overige regels..................................................................................................................................... 21

HOOFDSTUK 4    OVERGANGS- EN SLOTREGELS.................................................................... 22

Artikel 15 Overgangsregel.................................................................................................................................. 22

Artikel 16 Slotregel................................................................................................................................................. 22

Bijlage 1    Staat van bedrijfsactiviteiten milieucategorieën 1 en 2.................................... 23

 


HOOFDSTUK 1   INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan Hart van Nieuwstad van de gemeente Culemborg.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0216.BPHartvanNieuwstad-CO01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis verbonden beroep:

het uitoefenen van een vrij beroep en/of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, in een woning, met dien verstande dat de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woning in overeenstemming is.

 

achtergevelrooilijn:

- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

- indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.

 

archeologisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

 

archeologische monumentenzorg:

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

 

archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

a.      bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het           ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip      aangevraagde vergunning;

b.      het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het             plan     rechtskracht heeft verkregen.

 

bijgebouw: 

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of afmetingen visueel onderscheidt.

 

bouwlaag/verdieping:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

 


evenement:

gebeurtenis gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.

 

extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.

 

gebouw: 

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

grootschalige detailhandel:

detailhandel in meubels, keukens en badkamers en een bouwmarkt, voor allen geldt met een verkoopvloeroppervlakte van tenminste 1.000 m².

 

hoofdfunctie:

functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

horecabedrijf: 

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, waarbij in dit plan onderscheid is gemaakt in de volgende categorieën:

 

categorie I: winkelgebonden daghoreca bedrijven die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels. Bedrijven die vallen onder deze categorie zijn: ijssalons, broodjeszaken, lunchrooms, theekoffiehuizen (geen verkoop van drugs), espressobars, crêperies, patisserieën, croissanteries, traiteurs en konditoreien.

 

categorie II: maaltijdverstrekkers waar bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend. Bedrijven die onder deze categorie vallen zijn: (petit) restaurants, bistro's, pizzeria's, snelbuffet en afhaalcentra.

 

categorie III: logiesverstrekkers waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot overnachting met als hoofddoel het verschaffen van logies en, ondergeschikt aan het hoofddoel, eventueel bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of (niet) alcoholhoudende dranken.

 

categorie IV: spijsverstrekkers waar in hoofdzaak bedrijfsmatig kleinere etenswaren worden verstrekt en waar naast de etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bedrijven die onder deze categorie vallen zijn: broodjeszaken, automatieken, lunchrooms, ijssalons, crêperies, patisserieën croissanteries, traiteurs, pannenkoekenhuizen, shoarmazaken, cafetaria's en konditoreien.

 

categorie V: drankverstrekkers waar in hoofdzaak bedrijfsmatig (alcoholhoudende) dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren waar al dan niet muziek (mechanisch of niet-mechanisch) ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven hebben in het algemeen hoge bezoekersaantallen gedurende de avond en de nacht. Bedrijven die onder deze categorie vallen zijn: cafés, bars, pubs, taveernes, sociëteiten en danscafés.

 

categorie VI: discotheken en nachtzaken horecabedrijven waar in hoofdzaak bedrijfsmatig gelegenheid wordt geboden tot dansen op mechanische en/of levende muziek al dan niet in combinatie met het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken en/of etenswaren en/of horecabedrijven die ook gedurende (een deel van) de nacht geopend zijn. Deze bedrijven hebben in het algemeen hoge bezoekersaantallen gedurende de avond en nacht. Bedrijven die onder deze categorie vallen zijn: discotheken, dancings, nachtclubs, nachtcafés, bardancings.

 

categorie VII: coffeeshops die als hoofddoel hebben het verstrekken van softdrugs met als nevenactiviteit het verstrekken van niet-alcoholhoudende dranken.

 

kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau, makelaar, een uitzendbureau en dergelijke.

 

kaprichting:

de richting van de kap ten opzichte van de voorgevel.

 

kapvorm:

de wijze waarop het hoofdgebouw is afgedekt.

 

lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten.

 

ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek, kinderdagverblijf en dergelijke, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt dient te zijn.  

 

seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

 

sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd.

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is c.q. moet worden georiënteerd.

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woningtype:

de bouwwijze van de woningen in relatie tot de omgeving, waarbij sprake is van de volgende bouwwijzen: vrijstaand, halfvrijstaand en/of geschakeld, aaneengebouwd of gestapeld.

 

zijgevelrooilijn:

een denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de zijgevel van het hoofdgebouw alsmede het verlengde daarvan.

 


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

breedte c.q. de lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

a.      voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de             hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;

b.      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

 

 

 


HOOFDSTUK 2   BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. Bedrijven genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle bedrijven;
  2. wegen, paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. groenvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,25 m.

 

3.3 Nadere eisen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de goot- en bouwhoogte en de afstand tot bestemmingsgrenzen van bedrijfsgebouwen.
  2. De onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in het ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.
  3. Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen dient getoetst te worden aan de bouwlagenkaart behorend bij het ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.

Artikel 4  Centrum – 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   op de begane grond:

1)      detailhandel tot een maximaal gebruiksoppervlakte van 430 m², ten behoeve van non food;

2)      bestaande horeca;

3)      kantoren met baliefunctie;

4)      kantoren zonder baliefunctie;

5)      5 kleinschalige maatschappelijke voorzieningen, tot een vloeroppervlakte van maximaal 200 m², zoals educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel van deze voorzieningen;

6)      publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;

7)      bedrijven in de bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie A, B en C;

8)      wonen;

 

b.   op de verdieping(en): 1 en 2 wonen;

c.   alsmede voor:

d.   tuinen, erven en verhardingen;

e.   (on)verharde wegen en paden;

f.    groenvoorzieningen;

g.   speelvoorzieningen;

h.   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

         1. De overschrijding dient vanuit verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar te zijn.

         2. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

 

b.      Het bebouwingspercentage mag niet meer dan 80 bedragen, behoudens het bepaalde    onder c.

 

c.       Bestaande bebouwing, overeenkomstig de bestemming, met een hoger bebouwingspercentage dan onder b is vermeld, voldoet aan het plan, met dien verstande dat de bebouwing mag worden vernieuwd maar niet worden uitgebreid.

 

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 bouwlagen met kap, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bouwlagen’.

b.      Ieder hoofdgebouw dient door hellende dakvlakken te zijn afgedekt.

 


4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gehandhaafd.

c.       de goothoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,20m.

d.      de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

e.      het bebouwingspercentage zoals vermeld in lid 4.2.1 onder b mag niet worden     overschreden.

 

4.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

4.3 Nadere eisen

a.      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, diepte, breedte, goothoogte, bouwhoogte en dakschilden van hoofdgebouwen.

b.      De onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter

voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in het ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’.

c.       Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien van de dakschilden van hoofdgebouwen dient getoetst te worden aan de kappenkaart behorend bij het ‘Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg’. 

 

4.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 a sub 7 voor het toestaan van bedrijvigheid die niet voorkomt in de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de bestemmingsomschrijving toegelaten categorieën A, B en C.

 


Artikel 5 Verkeer – Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer- Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      erftoegangswegen;

b.      fiets- en voetpaden;

c.       groenvoorzieningen;

d.      parkeervoorzieningen;

e.      speelvoorzieningen;

f.       nutsgebouwen en -voorzieningen;

g.      geluidwerende voorzieningen;

h.      kermis, markten en evenementen;

i.       water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

j.       stallingvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Hart van Nieuwstad” mogen maximaal vier gebouwen worden gebouwd. Voor het bouwen van deze gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      De nokhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 7,70 m bedragen.

b .     De oppervlakte van de afzonderlijke gebouwen (fietsenstalling, (muziek)kiosk of een vergelijkbaar gebouw) mag niet meer dan 44 m² per gebouw bedragen.

 

5.3 Nadere eisen

a.      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen.

b.      Bij toepassing van de onder a genoemde eisen mag de historische en/of stedenbouwkundige betekenis van de openbare ruimte alsmede de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast, waarbij van onevenredige aantasting sprake is als door een bebouwings- of gebruikersinitiatief de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische en/ of stedenbouwkundige betekenis van de openbare ruimte wordt aangetast.

 


Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      woondoeleinden; 

b.      aan huis verbonden beroepen;

c.       lichte bedrijvigheid, genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de milieucategorieën 1 en 2 als nevenactiviteit; 

d       horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;

e.      groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen;

f.       tuinen, erven en verhardingen;

g.      water en waterhuishoudkundige voorzieningen

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd.

b.      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

         1.       De overschrijding dient vanuit verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar

                   te zijn.

         2.       De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

         3.       De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.

         4.       De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bijbehorende woning.

         5.       De breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van de woning.

 

6.2.2  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 bouwlagen met kap, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bouwlagen’.

b.      Ieder hoofdgebouw dient door hellende dakvlakken te zijn afgedekt.

 

6.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b.      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gehandhaafd.

c.       Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot.

d.      Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.

e.      Het bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal 100 m² bedragen.

f.       Bij aaneengebouwde woningen mag de diepte van een uitbouw aan de achtergevel maximaal 4 m bedragen.

g.      Bij halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen mag de diepte van een uitbouw aan de achtergevel maximaal 5 m bedragen. 

h.      Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van 2 m achter de achtergevelrooilijn. Indien de bestaande afstand minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

i.       De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m.

j.       De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

 

6.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen. 

b.      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

6.3 Nadere eisen 

a.      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de goot- en bouwhoogte en diepte van hoofd- en bijgebouwen.

b.      De onder a genoemde eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van het beschermd stadsgezicht zoals verwoord in de kwaliteitsdoelstellingen die zijn opgenomen in het “Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg”.

c.       Voor het stellen van nadere eisen ten aanzien van de bouwhoogte van hoofdgebouwen dient getoetst te worden aan de bouwlagenkaart die is opgenomen in het “Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg” .

 

6.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:

a.             van het bepaalde in lid 6.2.2 sub b voor wat betreft het aantal bouwlagen;

b.             voor de ontheffing vermeld onder a geldt dat het bouwplan in overeenstemming is

         met het “Beeldkwaliteitplan binnenstad Culemborg”.

 

6.5.5 Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1 Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie zowel in het hoofdgebouw als (vrijstaand) bijgebouw, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a.      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximale beroeps- respectievelijk bedrijfsvloeroppervlakte van 60 m².

b.      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c.       Detailhandel is niet toegestaan.

d.      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

6.5.2 Lichte bedrijvigheid

Ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2” is de uitoefening van lichte bedrijvigheid, genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de milieucategorieën 1 en 2, toegestaan op de begane grond als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a.      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

b.      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen toename van de parkeerdruk in de omgeving veroorzaken.

c.       Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid.

d.      De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

e.      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

 


Artikel 7  Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

7.2 Bouwregels

a.         Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b.         Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

1.         De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor

archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2.         De verplichting tot het doen van opgravingen.

3.         De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

7.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

7.4 Aanlegvergunning

 

7.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a.         het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b.         het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c.         het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

 

 

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.         het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte      betekenis zijn;

b.         reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

7.4.3 Toelaatbaarheid

a.         De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b.         Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c.         Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

7.5 Sloopvergunning

a.         In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning.

b.         Aan de sloopvergunning kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid

door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 50 m2.

c.         Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de sloopvergunning.

 

Artikel 8 Waarde - Beschermd stadsgezicht 2

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht 2’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het aan de gronden toegekende beschermd stadsgezicht.

 

8.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mag aan de gronden en de bebouwing geen verandering worden aangebracht in de bestaande situatie ten aanzien van de volgende karakteristiek/ kenmerken:

a.         woningtype;

b.         aantal bouwlagen;

c.         kaprichting en –vorm;

een en ander zoals bepaald in het aanwijzingsbesluit d.d. 8 november 1977.

 

8.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 voor zover en indien daardoor de karakteristiek/kenmerken van het stadsgezicht zoals genoemd in lid 8.2 niet worden aangetast. Alvorens ontheffing wordt verleend winnen burgemeester en wethouders advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie.

 

8.4 Aanlegvergunning

 

8.4.1 Aanlegvergunning

Het is verboden binnen het beschermd stadsgezicht zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders of in afwijking van de bij zodanige vergunning gegeven voorwaarden de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

a.         het herinrichten of anderszins wijzigingen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte;

b.         het bestraten of herstraten van de bestaande profielen, in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of waterpompen daaronder begrepen;

c.         het slopen van gebouwen of delen van gebouwen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor bouwvergunning is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is;

d.         het bestraten en verharden van onverharde gronden.

 

8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor normale onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning; hieronder wordt mede verstaan:

a.         het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;

b.         werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische waarden.

 

8.4.3 Toelaatbaarheid

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden, hetzij direct hetzij indirect, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.

 

8.4.4 Advies

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.


HOOFDSTUK 3   ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

 

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

10.2 Bebouwingspercentages

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

  

 Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

a.      gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b.      het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

 

11.2 Ontheffing strijdig gebruik

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.1 onder a ten behoeve van de vestiging van maximaal 1 sekswinkel, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.      Een sekswinkel is enkel toegestaan in een winkelgebied.

b.      Er is aangetoond dat geen onevenredig verkeersaantrekkende werking zal ontstaan.

c.       Er is sprake van een gebied met gemengde functies, doch in de directe omgeving mogen zich geen gebouwen bevinden met gevoelige functies (zoals religieuze functies, scholen of andere gebouwen waar regelmatig kinderen komen).

d.      Er is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat zal ontstaan.

e.      Er wordt geen sekswinkel binnen een gebied met overwegend woonfuncties         toegelaten.

f.       Er wordt geen sekswinkel binnen de bestemming ‘Wonen’ toegestaan.

 

Artikel 12 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a.      van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b.      van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; 

c.       van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d.      van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:

         1.       de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m

         2.       de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw

         3.       er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;

e.      van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:

         1.       de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen

         2.       de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;

f.       van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

         1.       ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m

         2.       ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan                 50 m

         3.       ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan                10 m;

g.      van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

         1.       de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak

         2.       de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

 

 

Artikel 13  Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone – molenbiotoop

 

13.1.1 Zone-omschrijving

De gronden voorzien van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

 

13.1.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:

a.             Binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen

bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek.

b.             Binnen een straal van 100 m tot 400 m gerekend vanuit het middelpunt van de molen,

mag de hoogte van bouwwerken en beplanting, ongeacht het bepaalde in de bestemmingen, niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en/of de beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de houtmaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

c.             In afwijking van het bepaalde onder a en b is bestaande bebouwing, alsmede

vervangende nieuwbouw wel toegestaan, mits de windvang en de aanwezige cultuurhistorische karakteristieken van de molen niet onevenredig worden aangetast.

 

13.2 Aanlegvergunning

 

13.2.1  Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) hoogopgaand groen met een hoogte van meer dan 5 m aan te planten.

 

13.2.2  Uitzonderingen

Het in lid 12.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.             het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze

gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b.             reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c.             reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

13.2.3  Toelaatbaarheid

De in lid 12.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.

 

Artikel 14 Overige regels

14.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a.      de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b.      de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c.       de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d.      het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e.      de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en;

f.       de ruimte tussen bouwwerken.

 

14.2 Andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

 


HOOFDSTUK 4   OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 15 Overgangsregel

15.1 Overgangsregel bouwwerken

a.      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

         1.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

         2.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.      Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c.       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

15.2 Overgangsregel gebruik

a.      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Hart van Nieuwstad”.

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1    Staat van bedrijfsactiviteiten milieucategorieën 1 en 2