Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
garagebedrijf met verkooppunt brandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;
-
handelsbedrijf in aanhangwagens, gereedschappen, bakfietsen en dergelijke, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – handelsbedrijf’;
-
productiegebonden detailhandel;
-
opslag en uitstalling, kantoor- en parkeervoorzieningen ten dienste van de hiervoor genoemde doeleinden;
-
uitsluitend te plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf.
In de bestemming zijn geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet begrepen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen/bedrijfswoningen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.2. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m² bedragen;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - overkapping’ mag een overkapping worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Opslag en (uit)stalling van goederen dient binnen het bouwvlak dan wel achter de voorgevellijn plaats te vinden.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het toestaan van andere bedrijvigheid in de bestemming 'Bedrijf', zoals genoemd in de bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten', dan de bedrijvigheid zoals genoemd in lid 3.1 onder a en b, met dien verstande, dat deze andere bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen dient te zijn met de in lid 3.1 onder a en b toegelaten bedrijvigheid.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 5 Centrum - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoren;
-
dienstverlening;
-
horecabedrijven in de categorieën I, II en IV;
-
detailhandel tot een maximaal oppervlak van 3.800 m²;
-
wonen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen als: -
ontsluitingswegen;
-
parkeerplaatsen;
-
voetpaden;
-
waterpartijen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
-
indien aangegeven mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoren;
-
wonen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen als: -
ontsluitingswegen;
-
parkeerplaatsen;
-
voetpaden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de breedte en diepte van woningen niet meer mogen bedragen dan 15 m;
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen voor woningen niet minder dan 3 m bedraagt;
-
voor aan- of uitbouwen en bijgebouwen bij woningen geldt dat:
-
de oppervlakte niet meer dan 100 m² per woning bedraagt;
-
aan- of uitbouwen en bijgebouwen 1 m achter de voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3,2 m en 4,5 m;
-
indien aangegeven mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de goothoogte van gebouwen, anders dan onder a3, mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen, anders dan onder a3, mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 7 Gemengd - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een horecabedrijf van horeca categorie I;
-
wonen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen als: -
ontsluitingswegen;
-
parkeerplaatsen;
-
voetpaden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 8 Gemengd - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoren;
-
wonen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen als: -
ontsluitingswegen;
-
parkeerplaatsen;
-
voetpaden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 9 Groen - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bestaande nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor langzaam verkeer;
-
inritten;
-
bestaande verkeer- en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving voor de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen, met dien verstande dat:
-
de noodzaak voor de parkeerplaatsen dient te worden aangetoond;
-
de belangen van derden niet onevenredig mogen worden aangetast.
Artikel 10 Groen - 2 - gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen – 2 - gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ontsluitingsroutes voor gemotoriseerd verkeer;
-
voorzieningen voor langzaam verkeer;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bestaande nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
-
bestaand wonen;
-
wonen op de bovenste verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – wonen op de bovenverdieping’;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
11.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van bedrijven zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de functiewijziging mag geen nadelige gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid;
-
de functiewijziging houdt geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing in.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
molen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – molen’;
-
een horecabedrijf van horeca categorie IV, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf uitgesloten' zijn geen kinderdagverblijven en andere objecten waar verminderd zelfredzame personen verblijven, toegestaan;
-
ouderenhuisvesting;
-
bestaand wonen;
-
nutsvoorzieningen;
-
ontsluitingswegen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen en verhardingen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 13 Recreatie - Volkstuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
volkstuinen;
-
gebouwen ten behoeve van volkstuinen zoals bergingen en opberghokken;
-
boomgaarden;
-
parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van gebouwen mag per individuele volkstuin niet meer bedragen dan 15 m²;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
abri's, telefooncellen, straatmeubilair, en dergelijke.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
Artikel 15 Verkeer - Garagebox
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor het stallen van motorvoertuigen en andere vervoermiddelen.
15.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten dienste van de in lid 15.1 genoemde doeleinden;
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m.
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegvoorzieningen;
-
wegen en straten;
-
kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
-
de gezamenlijk oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 15 m, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
-
de bouwhoogte van geluidsschermen gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder d voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
taxistandplaatsen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
(muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, en dergelijke.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
bergingsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
overige gebouwen mogen uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer dan 20 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterlopen, oeverstroken en waterpartijen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en duikers;
-
groenvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
aan-huis-verbonden beroepen;
-
bedrijven zoals opgenomen in categorie A van de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘nevenactiviteit’ en met dien verstande dat het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning en bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
verkeer- en parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven en verharding.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding:
-
‘aaneengebouwd’;
-
‘vrijstaand’;
-
‘twee-aaneen’;
-
‘gestapeld’;
dient de aangegeven bebouwingstypologie te worden aangehouden;
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven;
-
overschrijding van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, met dien verstande dat:
-
de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m uit de voorgevel;
-
de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m;
-
de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter;
-
de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
-
15 m bij vrijstaande woningen;
-
12 m bij twee-aaneen;
-
10 m bij aaneengebouwde woningen;
-
de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
-
15 m bij vrijstaande woningen;
-
12 m bij twee-aaneen;
-
10 m bij aaneengebouwde woningen;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
-
vrijstaande woningen mag aan de ene zijde niet minder dan 3 m;
-
twee-aaneengebouwde mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
-
aaneengebouwde woningen mag bij de eindwoningen niet minder dan 3 m bedragen.
19.2.2 Aan- of uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- of uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
op hoekpercelen mag de afstand van aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder dan 3 m bedragen;
-
achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m²;
-
het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw, mag maximaal 50% bedragen;
-
het bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal 100 m² bedragen;
-
bij aaneengebouwde woningen mag de diepte van een uitbouw aan de achtergevel maximaal 4 m bedragen;
-
bij twee-aaneengebouwde en vrijstaande woningen mag de diepte van een uitbouw aan de achtergevel maximaal 5 m bedragen;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak, met dien verstande dat het bouwen van carports en overkappingen voor de voorgevellijn niet is toegestaan;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
van het bepaalde in lid 19.2.1. onder a ten behoeve van het toestaan van de bebouwingstypologieen twee-aaneen en vrijstaand ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', met dien verstande dat:
-
de plaatsing van gebouwen wordt afgestemd op de ruimtelijke kenmerken van omliggende woningen;
-
de milieusituatie niet wordt aangetast;
-
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
-
van het bepaalde in lid 19.2.1 onder h voor het overschrijden van de maximaal toegestane goothoogte met niet meer dan 1 m ten behoeve van de bouw van hoofdgebouwen met een plat dak;
-
van het bepaalde in lid 19.2.2 onder c voor het bouwen van een aan- of uitbouw en/of bijgebouw op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse bouwperceelgrens op een hoekperceel, met dien verstande dat:
-
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
-
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
-
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
-
detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
-
de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.1 onder c en toestaan dat bedrijfsactiviteiten mogen worden uitgeoefend door personen anders dan de bewoner(s) van de woning, mits de bedrijfsactiviteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4 onder a voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden beroep tot een oppervlakte van maximaal 90 m², met dien verstande dat:
-
de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen;
-
het bepaalde in lid 19.4 onder b, c, d en e van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
20.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
-
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
-
De verplichting tot het doen van opgravingen.
-
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
-
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
20.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.4.3 Toelaatbaarheid
-
De in lid 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
-
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
-
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopvergunning.
-
Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 100 m².
-
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
21.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
-
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
-
De verplichting tot het doen van opgravingen.
-
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
-
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
21.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.4.3 Toelaatbaarheid
-
De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
-
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
-
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning.
-
Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 500 m².
-
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 4
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
22.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
-
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
-
De verplichting tot het doen van opgravingen.
-
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,5 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
-
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.
22.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.4.3 Toelaatbaarheid
-
De in lid 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
-
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
-
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoeg gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning.
-
Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,5 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 1000 m².
-
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
Artikel 23 Waterstaat - Waterbergingsgebied
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
(tijdelijke) berging van water;
-
voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van het waterbergend vermogen van de gronden.
23.2 Bouwregels
Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming als bedoeld in lid 23.1 worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de tijdelijke waterberging, in welk kader de waterbeheerder wordt gehoord.
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat – Waterkering’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
-
voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
-
kaden;
-
dijksloten;
-
waterberging;
-
aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
-
verhardingen, zoals wegen en paden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
24.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 24.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering;
-
het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
-
het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het dempen van de aanwezige waterlopen;
-
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
24.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
24.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.