REGELS behorend bij:

 

Wijzigingsplan Beusichem,Smalriemseweg

 

Gemeente Buren

 

 

 


 

 

INHOUD PLANREGELS

 

HOOFDSTUK 1

 

Artikel 1

Artikel 2

INLEIDENDE REGELS

 

Begrippen                                                                                                         3

Wijze van meten                                                                                               6

 

HOOFDSTUK 2

 

 

Artikel 3

 

 

Artikel 4

 

BESTEMMINGSREGELS

 

Bestemmingen                                                                                                

Wonen                                                                                                              7

 

Dubbelbestemmingen

Waarde - Archeologisch onderzoekgebied                                                       9

 

HOOFDSTUK 3

 

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

 

ALGEMENE REGELS

 

Anti-dubbeltelbepaling                                                                                    11

Algemene bouwregels                                                                                    11

Algemene gebruiksregels                                                                               11

Algemene afwijkingsregels                                                                             12

Algemene wijzigingsregels                                                                             13

 

HOOFDSTUK 4

 

Artikel 10

Artikel 11

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Overgangsrecht                                                                                              14

Slotregel                                                                                                         14


 

                      HOOFDSTUK 1:  INLEIDENDE REGELS

 

 

 

ARTIKEL

1

BEGRIPPEN

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

1.1   

Plan:

het wijzigingsplan Beusichem, Smalriemseweg van de gemeente Buren.

 

 

1.2   

Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0214.BEUBPW20120001-vi01 met de bijbehorende regels.

 

 

1.3   

Bebouwd oppervlak:

het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een gro­tere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.

 

 

1.4   

Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

 

1.5   

Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

 

1.6   

Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

1.7   

Bestaand:

a.    bij bouwwerken:

       bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of krachtens die wet gege­ven voorschriften;

b.    bij gebruik:

       gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestem­mings­plan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende ge­bruik, be­stond.

 

 

1.8   

Bestemmingsgrens:

de grens van een be­stem­mingsvlak.

 

 

1.9   

Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

 

1.10         

Bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, waarbij het bijgebouw vrijstaand dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw kan zijn uitgevoerd.

 

 

1.11         

Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of verande­ren en het vergroten van een bouwwerk.

 

 

1.12         

Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

 

1.13         

Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benade­ring gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.

 

 

1.14         

Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstan­dige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

 

1.15         

Bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

 

 

1.16         

Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar inge­volge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

 

1.17         

Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander mate­riaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

 

1.18         

Dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

 

1.19         

Dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

 

 

1.20         

Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of ge­deeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

 

1.21         

Hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken.

 

 

1.22         

Omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

 

 

1.23         

Perceelsgrens:

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan eenzelfde eigenaar beho­ren dan wel niet door eenzelfde gebruiker worden benut.

 

 

1.24         

Voorgevel:

de kennelijke voorgevel van een gebouw.

 

 

1.25         

Woning:

een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

 

 


 

ARTIKEL

2

WIJZE VAN METEN

 

2.1

Meetwijze

 

 

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

 

 

a.    afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

b.    de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouw­werk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderge­schikte bouw­on­derdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

c.    de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boei­bord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

d.    de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de ge­vels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van da­ken en dakkapellen;

e.    de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de schei­dingsmu­ren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afge­werkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

f.    peil:

       1.    Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

             de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

       2.    In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, oorspronkelijke maaiveld.

 

 

2.2

Ondergeschikte bouwdelen

 

 

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden onder­geschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversierin­gen, ventila­tiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 


 

HOOFDSTUK 2:  BESTEMMINGSREGELS

 

Bestemmingen

 

ARTIKEL

3

WONEN

 

 

3.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor bewoning en daar­bij beho­rende doeleinden;

 

 

3.2

Bouwregels

 

 

3.2.1

Op gronden met de bestemming “Wonen” mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    woningen;

b.    bij de woningen behorende bijgebouwen;

c.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d.    ruimten voor een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis ge­bon­den bedrijf, mits de woonfunctie over tenminste 70% van de totale inhoud van de gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft, waarbij wordt verstaan onder aan huis gebonden beroep:

       het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk (niet zijnde detailhandel), maatschappelijk, juridisch, administra­tief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptech­nisch ge­bied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende ge­bouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitge­oefend door de gebruiker van de woning,

       en onder aan huis gebonden bedrijf:

       het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruik(st)er van de woning.

 

 

3.2.2

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub a genoemde woningen (i.c. hoofdgebouwen) gelden de bepalingen zoals deze in de onderstaande tabel zijn opgenomen.

 

 

 

ter plaatse van de aanduiding:

toegestane bouwvorm:

 

bouwhoogte

 

 

 

 

            max. m

goothoogte

 

 

 

    

        max. m

afstand tot zijdelingse perceelsgrens (zie ook lid 3.2.3 en 3.2.4)

                min. m

specifieke bouwaanduiding  - bv

vrijstaand

 

8

4

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.2.3

De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag minder bedragen dan in lid 3.2.2 genoemd, indien de bestaande afstand gerin­ger is, met dien verstande dat in dat geval de afstand niet minder mag be­dragen dan de bestaande afstand.

 

 

3.2.4

Ingeval sprake is van een “toegestane bouwvorm” vrijstaand, zoals aangegeven in lid 3.2.2, dient de breedte van het bouwperceel ten minste 15 m te bedragen.

 

 

3.2.5

De horizontale bouwdiepte van een woning mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat, indien de bestaande bouwdiepte meer bedraagt, de bestaande bouwdiepte maatgevend is.

 

 

3.2.6

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub a, b en d genoemde bouwwerken mag het bebouwings­percentage niet meer bedragen dan 60%.

 

 

3.2.7

Het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan het be­staande aantal, met dien verstande dat, voor zover een aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is opge­nomen, het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.2.9

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub b genoemde bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van alle bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m2;

b.    het aantal vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3;

c.    bijgebouwen dienen tenminste 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

d.    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

e.    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

f.    indien het een aangebouwd bijgebouw aan een hoofdgebouw betreft is het gestelde in sub e niet van toepassing en mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m.

 

 

3.2.10

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub c genoemde bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg ge­keerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg ge­keerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden ge­bouwd;

c.    de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,50 m;

d.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

3.3

Specifieke gebruiksregels

 

 

3.3.1

Tot een gebruik strijdig met de bestemming “Wonen” wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzonde­ring van detailhandel zoals toegestaan op grond van deze regels.

 

 

3.3.2

Een vanaf de openbare weg bereikbaar gedeelte van het bouwperceel zal zijn bedoeld voor het al dan niet overdekt stallen van ten minste één auto per woning.


 

 

 

Dubbelbestemmingen

 

 

ARTIKEL

 

4

WAARDE - ARCHEOLOGISCH ONDERZOEKGEBIED

 

 

4.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

 

 

4.2

Bouwregels

 

 

 

Op gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen:

a.    indien het bouwwerken betreft met geen grotere opper­vlakte dan 1.000 m2;

b.    indien het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouw­werk, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid;

c.    indien het bouw­werk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw;

of:

d.    indien het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

 

 

4.3

 

Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1

Binnen gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied” mag bij een omgevingsvergunning niet worden afgeweken voor een bepaalde termijn, als bedoeld in artikel 3.6a van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit artikel luidt ten tijde van de vaststelling van dit plan.

 

 

4.3.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het be­paalde in lid 4.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld door het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.

 

 

4.4

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

 

4.4.1.

Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

a.    het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;

b.    het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage;

c.    het verwijderen van bestaande funderingen;

d.    het verlagen van het waterpeil;

e.    het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

f.    het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

g.    het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;

h.    het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/-banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

i.     het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

 

4.4.2.

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

a.    werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld of werken en werkzaamheden die geen grotere opper­vlakte betreffen dan 1.000 m2;

b.    werken en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een bestaande houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel;

c.    werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande tracés van kabels en leidingen;

d.    werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijd­stip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;

e.    werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;

f.    werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;

g.    werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen.

 

 

4.4.3

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 4.4.1, kan alleen worden verleend, indien uit een na­der onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend one­venredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld.

 


 

                                 HOOFDSTUK 3:  ALGEMENE REGELS

 

 

 

ARTIKEL

5

ANTI-DUBBELTELBEPALING

 

 

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouw­plan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

ARTIKEL

6

ALGEMENE BOUWREGELS

 

 

6.1

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak dan wel binnen de aanduiding “bijgebouwen” gebouwd te worden.

 

 

6.2

Hoofdgebouwen dienen, voor zover het woningen betreffen, met een naar de weg gekeerd gevel­vlak in de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak geplaatst te worden.

 

 

6.3

Burgemeester en wethouders kun­nen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 6.2, ten behoeve van het niet bouwen in de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak, indien en voor zover de over­schrij­ding van de betreffende bouwgrens niet meer bedraagt dan 1 m en de terugplaat­sing ten opzichte van die bouwgrens niet meer bedraagt dan 1 m.

 

 

 

 

ARTIKEL

7

ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

 

 

 

Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:

a.    gebruik als seksinrichting, zijnde een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesa­lon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een pa­ren­club, al dan niet in combinatie met elkaar;

b.    gebruik als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die be­drijfsma­tig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aan­biedt die op een an­dere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uit­geoe­fend;

c.    gebruik als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;

d.    gebruik als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van soft­drugs plaats­vindt;

e.    gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik.

 

 

ARTIKEL

8

ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS

 

 

8.1

Bed & breakfast

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalin­gen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten be­hoeve van bed & breakfast, waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recre­atief verblijf, indien en voor zover:

a.    het betreft een woning, die tevens bewoond blijft;

b.    geen groter vloeroppervlak dan 60 m2 ten behoeve van bed & breakfast in beslag wordt genomen;

c.    niet meer dan 3 slaapkamers, ten behoeve van maximaal 6 personen, van de betreffende woning worden inge­richt en gebruikt voor bed & breakfast;

d.    indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, (tevens) gebruik mag worden gemaakt van een bestaand bijgebouw;

e.    de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;

f.    parkeren plaats vindt op eigen terrein;

g.    van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

 

 

8.2

Erkers

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalin­gen van het plan ten behoeve van de bouw van erkers buiten een bouwvlak mits de overschrijding van bouwgrens niet meer bedraagt dan 1,50 m, in geval de erker aan de wegzijde van het bouwvlak wordt gebouwd, de afstand tot de bestemmingsgrens tenminste 2 m dient te bedragen en de erker ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel waaraan de erker wordt gebouwd, in beslag neemt.

 

 

8.3

Grenzen en aanduidingen

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiks­mogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalin­gen van het plan ten behoeve van:

a.    het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aandui­dingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwij­king noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het ter­rein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking ver­zetten, mits de afwij­king ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,50 m;

b.    het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizon­tale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking nood­zakelijk is uit een oogpunt van doelmatig ge­bruik van de grond, mits de af­wijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aan­gegeven niet meer bedraagt dan 2,50 m;

c.    de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwer­ken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouw­werken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.

 

 

8.4

Mantelzorg

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalin­gen van het plan, voor de verbouw van een woning, indien en voor zover:

a.    er, ingeval er geen ouder/kind relatie is, sprake is van een medische indicatie;

b.    de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg;

c.    de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 60 m2;

d.    er sprake is van een gemeenschappelijke entree;

e.    het verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;

f.    indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, mag naast of in plaats van inwoning door verbouw van de woning ook inwoning plaats vinden in een be­staand bijgebouw, binnen een afstand van 12 m van de woning waar het bijgebouw bij behoort en mits dit gebruik als persoonsge­bonden wordt benoemd en de getroffen technische en functionele voor­zieningen na afloop van dit persoonsge­bonden gebruik worden verwij­derd.

 

 

 

ARTIKEL

9

ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS

 

 

9.1

Archeologische waarden

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het be­paalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemming "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied ", waarbij de bestemming geheel of gedeeltelijk vervalt indien op basis van ar­cheologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer ar­cheo­logische begeleiding of zorg nodig is.           

 

 

 


 

HOOFDSTUK 4:  OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

ARTIKEL

10

OVERGANGSRECHT

 

 

10.1

Overgangsrecht bouwwerken

 

 

10.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmings­plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden ver­nieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan bin­nen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

 

9.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig, in afwijking van het be­paalde in lid 10.1.1, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1.1 met maximaal 10%.

 

 

10.1.3

Het bepaalde in lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die welis­waar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zon­der vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder be­grepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

10.2

Overgangsrecht gebruik

 

 

10.2.1

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwer­king­treding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voort­gezet.

 

 

10.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

10.2.3

Indien het gebruik, als bedoeld in lid 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

10.2.4

Het bepaalde in lid 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begre­pen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

 

ARTIKEL

11

SLOTREGEL

 

 

 

Deze regels worden aangehaald als:

Wijzigingsplan Beusichem, Smalriemseweg.