HOOFDSTUK
1: INLEIDENDE REGELS
|
ARTIKEL
|
1
|
BEGRIPPEN
|
|
|
In deze regels wordt verstaan onder:
|
|
1.1
|
Plan:
het wijzigingsplan Beusichem, Smalriemseweg van de
gemeente Buren.
|
|
1.2
|
Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in
het GML-bestand
NL.IMRO.0214.BEUBPW20120001-vi01
met de bijbehorende regels.
|
|
1.3
|
Bebouwd oppervlak:
het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor
zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.
|
|
1.4
|
Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
|
|
1.5
|
Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
|
|
1.6
|
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
|
|
1.7
|
Bestaand:
a. bij bouwwerken:
bouwwerken
die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan
bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen
worden overeenkomstig de Woningwet of krachtens die wet gegeven voorschriften;
b. bij gebruik:
gebruik
dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor
zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, bestond.
|
|
1.8
|
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
|
|
1.9
|
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
|
|
1.10
|
Bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt
is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, waarbij het
bijgebouw vrijstaand dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw kan zijn
uitgevoerd.
|
|
1.11
|
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
|
|
1.12
|
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
|
|
1.13
|
Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op
gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
kelder en zolder.
|
|
1.14
|
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
|
|
1.15
|
Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
|
|
1.16
|
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden
zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
|
|
1.17
|
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
|
|
1.18
|
Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
|
|
1.19
|
Dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van economische en
maatschappelijke diensten aan derden.
|
|
1.20
|
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
|
|
1.21
|
Hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een
bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de
bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken.
|
|
1.22
|
Omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van
de vaststelling van dit bestemmingsplan.
|
|
1.23
|
Perceelsgrens:
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan
eenzelfde eigenaar behoren dan wel niet door eenzelfde gebruiker worden benut.
|
|
1.24
|
Voorgevel:
de kennelijke voorgevel van een gebouw.
|
|
1.25
|
Woning:
een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een
woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
|
ARTIKEL
|
2
|
WIJZE VAN METEN
|
|
2.1
|
Meetwijze
|
|
|
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt
gemeten:
|
|
|
a. afstand
tot de bouwperceelgrens:
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel
voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
b. de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
c. de
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
d. de
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
f. peil:
1. Voor
gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de
hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. In
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, oorspronkelijke
maaiveld.
|
|
2.2
|
Ondergeschikte bouwdelen
|
|
|
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van
het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen,
stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer
dan 1 m bedraagt.
|
HOOFDSTUK
2: BESTEMMINGSREGELS
Bestemmingen
|
ARTIKEL
|
3
|
WONEN
|
|
3.1
|
Bestemmingsomschrijving
|
|
|
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn
bestemd voor bewoning en daarbij behorende doeleinden;
|
|
3.2
|
Bouwregels
|
|
3.2.1
|
Op gronden met de bestemming “Wonen” mogen
uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen;
b. bij
de woningen behorende bijgebouwen;
c. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
d. ruimten
voor een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf, mits
de woonfunctie over tenminste 70% van de totale inhoud van de gebouwen op het
betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft, waarbij wordt verstaan onder aan
huis gebonden beroep:
het
uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
zakelijk (niet zijnde detailhandel), maatschappelijk, juridisch, administratief,
persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied,
dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen,
met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van
de woning,
en
onder aan huis gebonden bedrijf:
het
beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past
en de woonfunctie behouden blijft door de gebruik(st)er van de woning.
|
|
3.2.2
|
Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub a genoemde
woningen (i.c. hoofdgebouwen) gelden de bepalingen zoals deze in de
onderstaande tabel zijn opgenomen.
|
|
|
ter plaatse van
de aanduiding:
|
toegestane
bouwvorm:
|
|
bouwhoogte
max.
m
|
goothoogte
max. m
|
afstand tot
zijdelingse perceelsgrens (zie ook lid 3.2.3 en 3.2.4)
min. m
|
specifieke bouwaanduiding
- bv
|
vrijstaand
|
|
8
|
4
|
3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.3
|
De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse
perceelsgrens mag minder bedragen dan in lid 3.2.2 genoemd, indien de
bestaande afstand geringer is, met dien verstande dat in dat geval de
afstand niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand.
|
|
3.2.4
|
Ingeval sprake is van een “toegestane bouwvorm”
vrijstaand, zoals aangegeven in lid 3.2.2, dient de breedte van het
bouwperceel ten minste 15 m te bedragen.
|
|
3.2.5
|
De horizontale bouwdiepte van een woning mag niet
meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat, indien de bestaande
bouwdiepte meer bedraagt, de bestaande bouwdiepte maatgevend is.
|
|
3.2.6
|
Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub a, b en d
genoemde bouwwerken mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 60%.
|
|
3.2.7
|
Het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer
bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande dat, voor zover een
aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is opgenomen, het aantal
woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die
aanduiding is aangegeven.
|
|
3.2.9
|
Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub b genoemde
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de
gezamenlijke oppervlakte van alle bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m2;
b. het
aantal vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3;
c.
bijgebouwen dienen tenminste 1 meter achter de naar de weg gekeerde
gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
d. de
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
e. de
goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
f. indien
het een aangebouwd bijgebouw aan een hoofdgebouw betreft is het gestelde in
sub e niet van toepassing en mag de goothoogte niet meer bedragen dan de
hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m.
|
|
3.2.10
|
Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub c genoemde
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde
voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met
uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag
bedragen dan 1,5 m;
b. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde
voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m,
mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het
hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
c. de
bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,50 m;
d. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan 2 m.
|
|
3.3
|
Specifieke gebruiksregels
|
|
3.3.1
|
Tot een gebruik strijdig met de bestemming “Wonen”
wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b. een
gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van
detailhandel zoals toegestaan op grond van deze regels.
|
|
3.3.2
|
Een vanaf de openbare weg bereikbaar gedeelte van
het bouwperceel zal zijn bedoeld voor het al dan niet overdekt stallen van
ten minste één auto per woning.
|
|
|
Dubbelbestemmingen
|
ARTIKEL
|
4
|
WAARDE - ARCHEOLOGISCH ONDERZOEKGEBIED
|
|
4.1
|
Bestemmingsomschrijving
|
|
|
De voor "Waarde - Archeologisch
onderzoekgebied” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische
waarden.
|
|
4.2
|
Bouwregels
|
|
|
Op gronden met de bestemming “Waarde -
Archeologisch onderzoekgebied” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken,
voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven
bestemmingen:
a. indien het bouwwerken betreft met geen grotere
oppervlakte dan 1.000 m2;
b. indien
het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de
oppervlakte niet wordt uitgebreid;
c. indien
het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand
gebouw;
of:
d. indien
het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
|
|
4.3
|
Afwijken van de bouwregels
|
|
4.3.1
|
Binnen gronden met de bestemming “Waarde -
Archeologisch onderzoekgebied” mag bij een omgevingsvergunning niet worden
afgeweken voor een bepaalde termijn, als bedoeld in artikel 3.6a van de Wet
ruimtelijke ordening, zoals dit artikel luidt ten tijde van de vaststelling
van dit plan.
|
|
4.3.2
|
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de bouw van
bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de
bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden
aangegeven, andere bestemmingen, en uit een nader onderzoek is gebleken dat
hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende
gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze
archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld door het
uitvoeren van een archeologisch onderzoek.
|
|
4.4
|
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
|
4.4.1.
|
Het is verboden binnen de gronden met de
bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied” de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden:
a. het
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
b. het
graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
wateren of het aanbrengen van drainage;
c. het
verwijderen van bestaande funderingen;
d. het
verlagen van het waterpeil;
e. het
tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
f.
het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de
bodem;
g. het
aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard,
zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan
waarbij stobben worden verwijderd;
h. het
aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/-banen
of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
i. het
aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen
en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
|
|
4.4.2.
|
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:
a. werken
en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande
maaiveld of werken en werkzaamheden die geen grotere oppervlakte betreffen
dan 1.000 m2;
b. werken
en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een bestaande
houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand,
(boom)kwekerij of windsingel;
c. werken
en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen,
beplantingen langs wegen en bestaande tracés van kabels en leidingen;
d. werken
en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;
e. werken
en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in
uitvoering waren;
f. werken
en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of
plagen te beperken;
g. werken
en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen.
|
|
4.4.3
|
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 4.4.1,
kan alleen worden verleend, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat
hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende
gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze
archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld.
|
ARTIKEL
|
8
|
ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
|
|
8.1
|
Bed & breakfast
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de
inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van bed & breakfast,
waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte
accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig,
wisselend recreatief verblijf, indien en voor zover:
a. het
betreft een woning, die tevens bewoond blijft;
b. geen
groter vloeroppervlak dan 60 m2 ten behoeve van bed &
breakfast in beslag wordt genomen;
c. niet
meer dan 3 slaapkamers, ten behoeve van maximaal 6 personen, van de
betreffende woning worden ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
d. indien
in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan
worden gemaakt van de woning, (tevens) gebruik mag worden gemaakt van een
bestaand bijgebouw;
e. de
bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
f. parkeren
plaats vindt op eigen terrein;
g. van
tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen
onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de
omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
|
|
8.2
|
Erkers
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van
de bouw van erkers buiten een bouwvlak mits de overschrijding van bouwgrens
niet meer bedraagt dan 1,50 m, in geval de erker aan de wegzijde van het
bouwvlak wordt gebouwd, de afstand tot de bestemmingsgrens tenminste 2 m
dient te bedragen en de erker ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel
waaraan de erker wordt gebouwd, in beslag neemt.
|
|
8.3
|
Grenzen en aanduidingen
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid
en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een
omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:
a. het
afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het
horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband
met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich
tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in
het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,50 m;
b. het
afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak,
niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk
is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking
ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan
2,50 m;
c. de
bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
|
|
8.4
|
Mantelzorg
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, voor de verbouw
van een woning, indien en voor zover:
a. er,
ingeval er geen ouder/kind relatie is, sprake is van een medische indicatie;
b. de
verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten
behoeve van mantelzorg;
c. de
inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in
beslag neemt dan 60 m2;
d. er sprake is van een gemeenschappelijke
entree;
e. het
verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de
oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
f. indien
in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan
worden gemaakt van de woning, mag naast of in plaats van inwoning door
verbouw van de woning ook inwoning plaats vinden in een bestaand bijgebouw,
binnen een afstand van 12 m van de woning waar het bijgebouw bij behoort en
mits dit gebruik als persoonsgebonden wordt benoemd en de getroffen
technische en functionele voorzieningen na afloop van dit persoonsgebonden
gebruik worden verwijderd.
|
HOOFDSTUK
4: OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
ARTIKEL
|
10
|
OVERGANGSRECHT
|
|
10.1
|
Overgangsrecht bouwwerken
|
|
10.1.1
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan
wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
|
|
9.1.2
|
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig, in
afwijking van het bepaalde in lid 10.1.1, een omgevingsvergunning verlenen
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1.1
met maximaal 10%.
|
|
10.1.3
|
Het bepaalde in lid 10.1.1 is niet van toepassing
op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
|
|
10.2
|
Overgangsrecht gebruik
|
|
10.2.1
|
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in
strijd is, mag worden voortgezet.
|
|
10.2.2
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
|
|
10.2.3
|
Indien het gebruik, als bedoeld in lid 10.2.1, na
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan
een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten
of te laten hervatten.
|
|
10.2.4
|
Het bepaalde in lid 10.2.1 is niet van toepassing
op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
|