Regels

horende bij het bestemmingsplan ‘Hooghendijck Beusichem’ van de gemeente Buren

 

 

Opdrachtgever:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren

i.s.m. Ballast Nedam Bouw Regio Zuid

 

 

 

Vastgesteld d.d. 22 juni 2010

 

 

 

 

 

Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.

Barendrecht

 

 

 

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1                  INLEIDENDE REGELS

                                    Artikel 1          Begrippen                                                                     

                                    Artikel 2          Wijze van meten                                                           

 

Hoofdstuk 2                  BESTEMMINGSREGELS                                                                    

                                    Artikel 3         Agrarisch

                                    Artikel 4         Gemengd

                                    Artikel 5         Groen – water

                                    Artikel 6         Tuin

                                    Artikel 7         Verkeer – verblijf

                                    Artikel 8         Water

                                    Artikel 9         Wonen

 

Hoofdstuk 3                  ALGEMENE REGELS

                                    Artikel 10       Anti-dubbeltelbepaling

                                    Artikel 11       Algemene ontheffingsregels

 

Hoofdstuk 4                  OVERGANGS- EN SLOTREGELS

                                    Artikel 12      Overgangsrecht

                                    Artikel 13      Slotregel  

                                                                                                                                             

                                                                                                                                                        

 

                                                                                                                                             

 

         


Hoofdstuk 1                     Inleidende regels

 

Artikel 1                          Begrippen

 

a.       Plan

Het bestemmingsplan Hooghendijck van de gemeente Buren.

 

b.       Bestemmingsplan

          De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0214.BEUBP20100001-vg02. 

 

c.       Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

d.       Aanbouw

                                               Een gebouw dat aangebouwd is aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.                                                                                                  

 

e.       Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

f.        Bebouwing

          Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

g.       Bebouwingspercentage

          De in procenten uitgedrukte som van de oppervlakte van de bebouwing in verhouding tot het grondoppervlak binnen een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel.


h.       Beroepsuitoefening aan huis

          De uitoefening van een beroep, niet zijnde een vrij beroep, in de woning waarin de beroepsuitoefenaar woont, mits deze uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest en mits deze uitoefening geen onevenredige afbreuk doet aan het woonklimaat in de directe omgeving.                                                                                                  

 

i.        Bestemmingsgrens

          De grens van een bestemmingsvlak.

 

j.        Bestemmingsvlak

          Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

k.       Bijgebouw

          Een gebouw, behorende bij een woning op hetzelfde bouwperceel al dan niet aan die woning gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf, garagebox of uitbreiding van de woning, waaronder in elk geval een aanbouw is begrepen.

 

l.        Bouwen

          Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

m.      Bouwgrens

          De grens van een bouwvlak.

 

n.       Bouwperceel

          Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

o.       Bouwperceelgrens

          De grens van een bouwperceel.

 

p.       Bouwvlak

          Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

q.      Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

r.           Carport

Een aan de ontsluitingszijde geheel open en voor het overige geheel of gedeeltelijk omsloten overdekte ruimte voor de stalling van voertuigen.

 

s.             Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

t.        Peil

Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

          In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

u.          Straatmeubilair

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloembakken, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.

 

v.       Voorgevellijn

         De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.

 

w.      Vrij beroep

          De uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

x.       Woning

                                               Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.


Artikel 2                          Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.       De dakhelling

          Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

b.       De goothoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

c.       De inhoud van een bouwwerk

          Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

d.       De bouwhoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

e.       De oppervlakte van een bouwwerk

          Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

f.        Afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

          Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.

 

 

 


Hoofdstuk 2                     BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3                          Agrarisch

                                     

                                      Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor

a.       de grondgebonden agrarische productie en bijbehorende voorzieningen;

b.       de instandhouding dan wel het herstel van de landschappelijk-esthetische en cultuurhistorische waarden en/of recreatieve belevingswaarde welke eigen zijn aan het oeverwal- en stroomruggebied;

c.       de instandhouding en verbetering van het milieu van de natuurlijke leefgemeenschappen;

d.       groenelementen ter versterking van het landschap;

e.       watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

f.        openbare voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.

 

Bouwregels

2.       Op de voor Agrarisch aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

a.       lage kunststoftunnels mogen worden geplaatst waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 m;

          en niet of slechts licht in de grond is verankerd en per jaar niet langer dan 5 maanden is geplaatst;

b.       niet-permanente hoge kunststoftunnels mogen worden geplaatst waarvan de bouwhoogte minimaal 1,5 m en maximaal 2,5 m bedraagt en waarvan de steunconstructie per jaar niet langer dan 5 maanden met kunststoffolie is afgedicht;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 2 m;


Specifieke gebruiksregels

3.       Op de voor Agrarisch aangewezen gronden gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

a.       de teelt in kassen en/of kunststoftunnels is slechts toegestaan wanneer het lage of niet-permanente hoge kunststoftunnels betreffen;

b.       een aanlegvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 7.

4.       Als gebruik in strijd met de bestemming Agrarisch ingevolge artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:

a.       het aanleggen en het in exploitatie nemen van nieuwe boomgaarden en boomkwekerijen ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - spuitzone uitgesloten’;

b.       het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - spuitzone uitgesloten’.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

5.              Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 4 sub b. indien het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aantoonbaar geen gezondheidsrisico’s voor nabijgelegen gevoelige objecten van derden met zich meebrengt.

6.       Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

Aanlegvergunning

7.       Het is verboden op de voor Agrarisch aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning):

a.       het ontgronden van terreinen;

b.       het afgraven, verlagen of ophogen en/of egaliseren van gronden;

c.       werken en werkzaamheden welke direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van, van elders aangevoerde, baggerspecie, grond, puin of afvalmaterialen;

d.       het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, niet zijnde een boomgaard, een zacht-fruitopstand of een (boom)kwekerij, voor zover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden.

8.       Het bepaalde in lid 7 sub d. geldt slechts voor zover op deze werkzaamheden de Boswet of de gemeentelijke Kapverordening niet van toepassing zijn.

9.       Het in lid 7 vervatte verbod geldt niet voor:

a.       werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;

b.       werken en werkzaamheden binnen het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering en bodemexploitatie;

c.       werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud van watergangen;

d.       werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;

e.       werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

f.        werken en werkzaamheden welke bedoeld zijn om de directe gevolgen van calamiteiten en/of plagen te beperken;

g.       werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders is meegedeeld dat deze werken of werkzaamheden, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor uitvoering daarvan geen aanlegvergunning wordt vereist.

10.     Het ontgronden van terreinen, als bedoeld in lid 9 sub a., is slechts toelaatbaar indien, gehoord de landschapsdeskundige, door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de functies die in het plan aan de betreffende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden aangetast.

11.     Het afgraven, verlagen, ophogen en/of egaliseren van gronden, als bedoeld in lid 9 sub b., is slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen het bodemreliëf, dat aan de betreffende gronden eigen is, niet blijvend onevenredig wordt aangetast.

12.     De werken en werkzaamheden, gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van, van elders aangevoerde, baggerspecie, grond, puin of afvalmaterialen, als bedoeld in lid 9 sub c. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de bodem en/of het grondwater niet onevenredig worden verontreinigd door stoffen, die hetzij door hun aard, hetzij door de hoeveelheid:

a.       uit een oogpunt van volksgezondheid, gevaar opleveren voor de agrarische productie;

b.       uit een oogpunt van natuurbescherming, gevaar opleveren voor het milieu van de natuurlijke levensgemeenschappen.

13.     Het vellen, rooien en/of beschadigen van houtopstanden, als bedoeld in lid 9 sub d., is slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen:

a.       de schaal en het karakter van het landschap niet blijvend onevenredig worden aangetast;

b.       de landschappelijke inpassing van bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde, niet blijvend onevenredig wordt geschaad.                                   

         

 

 


Artikel 4                          Gemengd                                                                                         

 

                                      Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, maatschappelijke voorzieningen, parkeervoorzieningen en groen.

 

Bouwregels

2.       Op de voor Gemengd aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

a.       gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’,

b.       het bebouwingspercentage van het bouwvlak ten hoogste het verbeelde bebouwingspercentage bedraagt;

c.       de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;

d.       de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte;

e.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevellijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;

 

Nadere eisen

3.            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen en dakbeëindiging van de in lid 2 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit dan wel in verband met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.       Op de voorbereiding van een nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.


                                      Specifieke gebruiksregel

5.       Op de voor Gemengd aangewezen gronden dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. Bezoekersparkeren wordt hieronder niet begrepen.

 

         

 

                                                                   


Artikel 5                          Groen - Water

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Groen – Water aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, waterberging in de vorm van berging en infiltratie van regenwater door het toepassen van wadi’s ter plaatse van de aanduiding, verhardingen, speelvoorzieningen, kunstobjecten en paden, alsmede voor een bergbezinkbassin.

 

          Bouwregels

2.       Op de voor Groen – Water aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

3.       Ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

          Ontheffing

4.       Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5 lid 3 voor de bouw van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’, indien uit een verklaring van de betrokken waterbeheerder is gebleken dat hierdoor waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.

 

         


Artikel 6                          Tuin

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin en opritten.

 

          Bouwregel

2.       Op de voor Tuin aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

 

          Ontheffing van de bouwregel

3.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van een entree of erker, mits:

a.       de diepte van de entree of erker niet meer bedraagt dan 0,5 m;

b.       de bouwhoogte van de entree of erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag van de woning waar de entree of erker wordt aangebouwd.

4.       Burgemeester zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor een luifel of vergelijkbaar overstekend bouwdeel aan de voorgevel, mits de diepte van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 1 m.

5.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor een uitbreiding van de woning ter plaatse van de aanduiding ‘hoekaccent’, mits de diepte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 1 m, de goothoogte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 6 m en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 13 m.

6.       Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

                                      Specifieke gebruiksregel

7.       Op de voor Tuin aangewezen gronden is parkeren niet toegestaan, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor opritten naar de garage en/of de carport.


Artikel 7                          Verkeer – Verblijf

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Verkeer – Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, straatmeubilair en overige verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en groen.

 

          Bouwregel

2.       Op de voor Verkeer – Verblijf aangewezen gronden mag uitsluitend straatmeubilair worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

 


Artikel 8                          Water

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging en waterbeheersing, alsmede voor oeververbindingen.

 

                                               Bouwregel

2.       Op de voor Water aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waaronder in elk geval duikers en bruggen zijn begrepen.


Artikel 9                          Wonen

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       woningen met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat niet meer woningen mogen worden gebouwd dan het verbeelde ‘maximum aantal wooneenheden’;

b.       parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluiting;

c.       tuinen en erven.

 

          Bouwregels

2.       Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

a.       gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;

b.       het bebouwingspercentage van een bouwvlak maximaal 100% bedraagt;

c.       in afwijking van het bepaalde in sub b. het bebouwingspercentage ten hoogste het verbeelde bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt;

d.       de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;

e.       de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte;

f.        indien de gebouwen met kap worden afgedekt bedraagt de dakhelling minimaal 45 ˚;

g.       dakkapellen niet zijn toegestaan;

h.       ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan;

i.        in afwijking van het bepaalde in lid 2 sub c. en lid 2 sub h. zijn ondergrondse parkeervoorzieningen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’.

 

3.       Voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       in afwijking van het bepaalde in lid 2 sub a. mogen bijgebouwen op gronden buiten het verbeelde bouwvlak worden gebouwd;

b.       bijgebouwen dienen minimaal 11 m gemeten vanuit de grens van de bestemming Tuin met de bestemming Verkeer – verblijf te worden gebouwd, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor uitbreidingen van de woning, waaronder in elk geval aanbouwen zijn begrepen, aan de achterzijde van de woning;

c.       het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 40 m2 met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste:

1.  ingeval van vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen 40%;

2.  ingeval van rijenwoningen 50 %.

d.       per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;

e.       de goothoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan  3 m;

f.        in afwijking van het bepaalde in lid 3 sub e. geldt deze maximale goothoogte niet voor uitbreidingen van de woning, waaronder in elk geval aanbouwen zijn begrepen;                                                                                              

g.       de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 4,5 m;

h.       de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

          met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevellijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;

i.        de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

          Nadere eisen

4.              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging, de kapvorm en de bouwhoogte van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit dan wel in verband met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 5.      Op de voorbereiding van een nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

Ontheffing van de bouwregels

6.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:

a.       van het bepaalde in lid 2 sub d. ter plaatse van de aanduiding ‘hogere goothoogte na ontheffing’ voor een maximale goothoogte van 9 meter, met dien verstande dat de hogere goothoogte na ontheffing slechts is toegestaan voor ten hoogste 50 % van de voorgevellengte van de totale  bebouwing binnen het bouwvlak;     

b.       van het bepaalde in lid 2 sub e. ter plaatse van de aanduiding ‘hoekaccent’ voor een bouwhoogte van niet meer dan 13 m;

c.       van het bepaalde in lid 2 sub f. voor een dakhelling van minimaal 30º;

d.       van het bepaalde in lid 2 sub g. voor een dakkapel;

e.       van het bepaalde in 2 sub h. voor een ondergrondse parkeervoorziening buiten de aanduiding ‘bouwvlak’;

f.        van het bepaalde in lid 3 sub b. voor een kleinere afstand van een bijgebouw tot de grens van de bestemming Tuin met de bestemming Verkeer – verblijf;

g.       van het bepaalde in lid 3 sub c. voor een oppervlakte van ten hoogste 50 m2, mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %;

h.       van het bepaalde in lid 3 sub c. voor de bouw van bijgebouwen voor een vrij beroep tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m2, met dien verstande dat:

1.  het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 60 %;

2.  er geen onevenredige verkeersoverlast ontstaat;

3.  er geen detailhandel plaatsvindt.

i.        van het bepaalde in lid 3 sub c. voor de bouw van bijgebouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 100 m2, mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %.

7.       Een ontheffing als bedoeld in lid 6 wordt uitsluitend verleend indien de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet worden aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

8.       Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

                                              

Specifieke gebruiksregels

9.       Op de voor Wonen aangewezen gronden gelden de volgende parkeernormen:

a.       voor vrijstaande en twee-onder-één kapwoningen minimaal 1,3 parkeerplaatsen per woning;

b.       voor rijenwoningen en beneden-boven woningen minimaal 1 parkeerplaats per woning, met dien verstande dat ter plaatse van de betreffende aanduiding voor rijenwoningen een parkeernorm van minimaal 1,3 parkeerplaatsen per woning geldt.

c.       voor appartementen minimaal 1,5 parkeerplaatsen per woning;

10.          Vrije beroepen zijn toegestaan.

11.          Beroepsuitoefening aan huis is niet toegestaan.

 

Ontheffing van de gebruiksregel

12.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1 en lid 11 voor het gebruik van bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis, mits:

a.       de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b.       geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;

c.              geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;

d.              voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;

e.              geen detailhandel plaatsvindt;

f.                   de beroepsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig is.

 

Wijzigingsbevoegdheden

13.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied’ op grond van het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bouwvlak te vergroten dan wel te wijzigen voor de bouw van grondgebonden woningen, met dien verstande dat:

a.       niet meer dan 8 woningen mogen worden gebouwd;

b.       de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

c.       de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 13 m.

 14.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het maximum aantal woningen te verhogen met maximaal 20% van het totaal aantal woningen in het plangebied.


Hoofdstuk 3                     Algemene regels

 

Artikel 10                        Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 11                        Algemene ontheffingsregels

 

1.       Indien niet op grond van een andere bevoegdheid van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om ontheffing te verlenen van:

a.       maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als aangeduid op de plankaart dan wel omschreven in de regels, mits:

1.  de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10 %;

2.  bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;

3.  het percentage genoemd onder 1. niet wordt overschreden door reeds eerder verleende ontheffingsbevoegdheden.

b.       geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

2.       De in lid 1 bedoelde ontheffingsbevoegdheden worden uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

3.       Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.


Hoofdstuk 4                     Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12                        Overgangsrecht

 

          Overgangsrecht bouwwerken

1.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.       Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.       Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

          Overgangsrecht gebruik

1.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Deze regel geldt niet voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

2.       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.       Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.       Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 13                        Slotregel

 

                                      Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hooghendijck Beusichem.