|
bij het bestemmingsplan
'Schuytgraaf veegplan 2017, herziening velden 2a, 2b en 24'
(plannummer: NL.IMRO.0202.941-0301
Deze herziening van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017 heeft betrekking op de velden 2a, 2b en veld 24 in Schuytgraaf.
Het voornemen bestaat om deze te ontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Voor alle velden geldt dat de plannen voor woningbouw op onderdelen niet passen in de (uitwerkings)regels van het geldende bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.
In lijn met de eerdere ontwikkelingen van de velden binnen Schuytgraaf is gekozen om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken via een herziening van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.
Veld 2
Veld 2 ligt in de noordrand van Schuytgraaf in het landschap van de uiterwaarden en rivier. Samen met de velden 1 en 3 vormt veld 2 de overgang tussen het stedelijke gebied van Schuytgraaf en het oude landschap met polderlinten. De Achterstraat, waar groene erven, fruitboomgaarden en weilanden te vinden zijn, vormt de fysieke grens tussen de velden en het omliggende landschap.
Veld 2 wordt in het zuiden en westen begrensd door stedelijk water. Aan de noordzijde grenst het veld aan de Achterstraat. Het veld wordt oostelijk door een groene zone ingekaderd.
Het zuidelijk deel wordt fysiek doorsneden door de Minervasingel.
Veld 24
Veld 24 is één van de zuidelijke velden van Schuytgraaf. Aan de noordzijde wordt het begrensd door de Marasingel. Oostelijk wordt het begrensd door de droge ecozone. In het zuiden en westen vormt een watergang de begrenzing.
afbeelding 1.1: Ligging van de velden in Schuytgraaf |
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
De SVIR schetst het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk in het perspectief van 2028 en 2040. De SVIR markeert een trendbreuk waarbij sterk wordt ingezet op decentralisatie van het ruimtelijk beleid naar provincies en gemeenten. In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur maakt Arnhem deel uit van één van de negen 'stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'; expliciet wordt 'Health Valley' in en rond Arnhem-Nijmegen genoemd en 'mode en design' in Arnhem als onderdeel van de aanwezige topsector ' Creatieve industrie'. Een 'aantrekkelijk vestigingsklimaat in en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren' wordt in de SVIR gemarkeerd als een nationaal belang.
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
Algemeen
De provincie Gelderland heeft een nieuwe integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie Gelderland. Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld en nadien meerdere malen geactualiseerd.
In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
Regio Arnhem Nijmegen
Regio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:
De kwaliteiten van de regio bepalen in belangrijke mate de ontwikkelingsmogelijkheden en daarmee ook de concurrentiepositie van Gelderland in internationaal en nationaal verband. De innovatieve kwaliteiten bepalen de potenties van de regio.
De inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om in te kunnen spelen op de opgaven in de regio. De gezamenlijke inspanningen richten zich op vier speerpunten:
Innovatie en economische structuurversterking
- Topsector Health, Energie- en Milieutechnologie; - creatieve industrie, logistiek, agro, toerisme; - innovatie en samenwerking; overheid, ondernemingen, kennisinstellingen. |
Bereikbaar en verbonden
- een goed bereikbare regio; - verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor; - voorkomen, benutten, bouwen. |
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking - het belang van de bestaande woningvoorraad; - het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk; - voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren. |
Gebiedskwaliteiten benutten
- kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden |
Ten aanzien van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is met name het thema Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking van belang.
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking
Er zijn nog veel nieuwe woningen nodig in de regio. In relatie tot versterking van de stedelijke structuur is het echter van groot belang welke bouwplannen als eerste gerealiseerd worden. Concentratie op de as Nijmegen-Arnhem (het stedelijk kerngebied), in relatie tot de OV-knooppunten, heeft hierbij voor de provincie prioriteit boven ontwikkeling op de flanken, omdat dat het beste bijdraagt aan versterking van de stedelijke structuur (met name afronding van Vinex-locaties in het middengebied).
Op het schaalniveau van wijken en kernen speelt het belang van voorzieningen, zowel commerciële als maatschappelijke voorzieningen. Voor de vitaliteit en leefbaarheid zijn goede en bereikbare voorzieningen van groot belang.
De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een intrekgebied (grondwaterwinning). Daarnaast maakt een deel van de groenstructuren onderdeel uit van de Groene Ontwikkelingszone (GO). Hierdoor zijn met name artikel 2.6.3.1 en 2.7.2 van belang. Hierna wordt op beide artikelen nader ingegaan.
Artikel 2.6.3.1 Intrekgebied
In een bestemmingsplan krijgen intrekgebieden geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt.
Artikel 2.7.2.1 Beschermingsregime GO
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie is een belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven en plannen in de stad. In december 2012 is de Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk 2040 vastgesteld door de gemeenteraad.
De structuurvisie benoemt de belangrijkste principes voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van de stad en geeft een uitwerking van dit perspectief zowel naar een aantal thema's als naar gebieden in de stad, de zogenaamde 'koersgebieden'.
In deze nieuwe structuurvisie wordt op de eerste plaats de bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de stad gekarakteriseerd, aansluitend wordt het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief aan de hand van een aantal principes benoemd. Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief is uitgewerkt in een aantal thema's die van belang zijn voor de ruimtelijke koers van de stad en in bestaande ruimtelijke milieus en koersgebieden (ontwikkelingen). Het plangebied valt voor wat betreft ruimtelijk milieu binnen de 'Stad van Vinex', waarbij een meer stedelijke opzet wordt nagestreefd.
Schuytgraaf is in de structuurvisie opgenomen als een locatie voor woningbouw in de periode tot 2020 en na 2020. De essentie van het woningbouwbeleid van de structuurvisie is als volgt samengevat:
Ten aanzien van het voornoemde ruimtelijk beleid wordt opgemerkt dat voorliggend bestemmingsplan overwegend conserverend is en geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt, enkel de huidige (planologische) situatie wordt opnieuw vastgelegd. Hierna wordt nader ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking en wordt er getoetst aan het provinciaal- en gemeentelijk beleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de toelichting op artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt aangegeven dat in de toelichting van een ruimtelijk besluit het bieden van ruimte voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard gemotiveerd dient te worden.
Uit meerdere recente uitspraken van de Raad van State volgt dat niet getoetst hoeft te worden aan de Ladder, indien door de gemeenteraad een conserverend bestemmingsplan wordt vastgesteld dat enkel voorziet in een continuering van de bestaande planologische mogelijkheden, zonder aanvullende bebouwing.
Dit actualiserende bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de huidige (planologische) situatie opnieuw vast. Hierbij worden ook de onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden, zoals vastgelegd in de geldende bestemmings- en uitwerkingsplannen, opnieuw vastgelegd. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk ruimtelijk plan of waarvoor anderszins een planologische procedure is doorlopen worden niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. De Ladder voor duurzame verstedelijking is in dit geval niet van toepassing.
Artikel 2.6.3.1 Grondwaterbescherming-intrekgebied
Dit bestemmingsplan voorziet niet in de planologische kaders om binnen het plangebied fossiele energie te winnen. Voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 2.6.3.1, Omgevingsverordening Gelderland
Artikel 2.7.2.1 Beschermingsregime GO
Dit bestemmingsplan voorziet niet in planologische kaders voor nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen ter plaatse van gronden aangemerkt als Groene Ontwikkelingszone. De betreffende gronden zijn voorzien van bestemmingen primair gericht op behoud, herstel en versterking van natuur- en landschapswaarden. Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.7.2.1. Omgevingsverordening Gelderland
Structuurvisie Arnhem 2020 -2040
Realisatie van Schuytgraaf is een belangrijk speerpunt van het gemeentelijk beleid. Het voorliggend bestemmingsplan vormt het nieuwe juridisch-planologisch kader voor de woonwijk. Hierbij wordt planologisch gezien niet voorzien in geheel nieuwe ontwikkelingen, maar wordt de huidige (planologische) situatie opnieuw vastgelegd teneinde over een één eenduidig, helder en actueel planologisch kader te beschikken. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
Het nationaal-, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid vormen geen belemmering
voor dit bestemmingsplan.
Algemeen
De Arnhemse Woonprincipes 2025 (de Arnhemse woonvisie) is met een brede participatie uit de stad tot stand gekomen. Deze Woonprincipes vormen tezamen de actualisering van de Woonvisie 2015 en de strategische koers die er voor moet zorgen dat Arnhem ook in de toekomst een woonstad blijft waar het voor iedereen aantrekkelijk is om te wonen, te leren, te werken en te leven. Bij het opstellen van de Woonprincipes is rekening gehouden met wet- en regelgeving en beleidskaders van andere overheden.
Met instrumenten als het Volkshuisvestelijk kader, de Uitvoeringsagenda en het Procesplan (langer) Zelfstandig wonen, stuurt de gemeente in het woonprogramma op een kwalitatieve en gedifferentieerde woningvoorraad dat nu en in de toekomst kan voldoen aan de vraag en behoefte van alle woningzoekenden. Het fundament voor het Wonen in Arnhem ligt in de bestaande woningvoorraad, de transformatiemogelijkheden van gebouwen, en een aanvullende nieuwbouwopgave. Hiermee kan meer aanbod gecreëerd worden aan levensloopgeschikte woningen en woonvormen in verschillende prijsklassen, in koop en huur. Daarbij streven we met een gezonde mix aan diverse bevolkings-en inkomensgroepen naar prettige, veilige en toegankelijke woon-en leefomgevingen in wijken en buurten.
De nieuwe Arnhemse Woonprincipes 2025, zijn door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2015 en vervangen de Arnhemse Woonvisie 2015 en bijbehorende Arnhemse Woonagenda 2011-2015.
De vier pijlers van de Woonprincipes zijn:
Deze vier pijlers van de woonprincipes zijn onlosmakelijk verbonden aan het overkoepelde thema Duurzaamheid. Tezamen vormen ze de ruggengraat van de Arnhemse Woonprincipes 2025.
Wonen, Welzijn en Zorg versus Langer Zelfstandig Wonen
Er ligt op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg een stevige fysieke huisvestingsopgave. Door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen preventief aan te passen of op te plussen, kunnen we mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden. Daarnaast ligt er de opgave om voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschalig aanbod aan woonvormen of (beschutte, beschermde) woonconcepten te realiseren. We faciliteren het (langer) zelfstandig wonen, door in de directe of nabije woonomgeving mogelijkheden te scheppen dat arrangementen van (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen kunnen worden geboden.
Op 13 juli 2015 heeft de gemeenteraad van Arnhem de nieuwe welstandsnota vastgesteld. Arnhem is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad draagt daaraan bij. De gemeente wil dat zo houden.
De gemeente wil dat nieuwe bouwwerken in zijn algemeenheid passen in hun omgeving. De bestaande stad is dus het referentie- en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn verder in deze nota gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied (‘géén toets’, ‘lichte toets’ en ‘zware toets’) anders. Hierna is een kaart met de onderverdeling van de gebieden opgenomen en vervolgens worden de gebieden nader toegelicht.
Afbeelding 3.1 Uitsnede welstandskaart 2015 |
Gebied met lichte welstandstoets
In gebieden die zich kenmerken door samenhang in het straatbeeld – bijvoorbeeld door een eenheid in dakvormen, architectuur of materiaalgebruik – blijven we erop toezien dat dit eigen karakter bewaard blijft. Welstandsregels voor dit niveau zijn beperkt en gaan alleen over het gevelbeeld en de daken die vanaf de straat zichtbaar zijn. Voor de achterkanten van gebouwen gelden geen regels, die zijn dus welstandsvrij. De regels zijn bedoeld om de kenmerken van het gevelbeeld in relatie tot het openbaar gebied op hoofdlijnen in stand te houden.
Gebieden zonder welstandstoets
In wijken met veel variatie in bouwstijl, in type woningen, oriëntatie van gebouwen op de openbare ruimte en dergelijke, worden bouwaanvragen niet meer vooraf getoetst. Als de wetgeving zegt dat een vergunning nodig is voor (ver)bouw dan blijven altijd de regels gelden die in het bestemmingsplan staan, zoals regels over grootte, bouwhoogte e.d. Maar de keuze voor materiaal, vorm en kleur is in deze gebieden vrij. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt bij de bewoners en eigenaren.
Voor grootschalige (her)ontwikkelingen is een aparte werkwijze voor de totstandkoming
van plannen opgenomen. Voor Schuytgraaf geldt dat vanwege de langdurige ontwikkeling
het noodzakelijk is om de kwaliteit te blijven bewaken. Kwaliteitsteams zijn daarvoor
een gewaardeerd middel.
Voor de wijk Schuytgraaf zijn diverse beeldkwaliteitsplannen vastgesteld door de gemeenteraad. Na realisatie van een veld gelden de criteria uit de welstandsnota. In voorliggend geval is het plangebied gelegen in een gebied waar een lichte welstandstoets geldt. Deze toets vindt plaats bij beoordeling van vergunningaanvragen voor bouwactiviteiten.
Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig' (SVIR, 2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden, meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. De regio Arnhem Nijmegen is aangeduid als stedelijke regio met een concentratie van topsectoren.
Een van de kerntaken van de provincie Gelderland is zorgen voor een goede regionale bereikbaarheid en een goed regionaal openbaar vervoer. Ondanks de bezuinigingen heeft de provincie extra financiële middelen ter beschikking gesteld voor mobiliteitsmaatregelen. Dit, omdat zij een goede bereikbaarheid belangrijk vindt, maar ook om de economische ontwikkeling in Gelderland te ondersteunen. De provincie geeft veel aandacht aan mobiliteitsbehoefte van inwoners en bedrijven in Gelderland en kijkt daarbij naar toekomstige ontwikkelingen als het digitale werken. Maar er is ook veel oog voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.
Doelen bereikbaarheid
De provincie wil een goede bereikbaarheid voor wonen, werken en recreëren en de mobiliteit
daarbij afstemmen op de economische ontwikkelingen. Daarom zet Gelderland in op het
beter gebruik van (internationale) corridors. Daarnaast wordt samen met de andere
wegbeheerders in de stedelijke gebieden aan een beter gebruik van de infrastructuur
gewerkt om files te voorkomen en de doorstroming te bevorderen. De toegang tot bedrijventerreinen
is ook een speerpunt van het provinciale beleid. Een andere ontwikkeling is de verschuiving
van mobiliteitsvragen in het landelijk gebied door krimp en vergrijzing. Hier moet
de aansluiting met de stedelijke gebieden gewaarborgd blijven.
Omgevingsvisie
De provincie heeft in juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld (geconsolideerde versie, juli 2015). Deze visie integreert en vervangt zeven beleidsplannen, waaronder het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan 2 uit 2004. De omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar om wil gaan met de ontwikkelingen en initiatieven ronde economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid, maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is een andere wijze van werken; minder vastleggen wat wel of niet mag. De omgevingsvisie stelt kaders voor toekomstige activiteiten.
De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.
In mei 2013 is een beleidsnota fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik. Inzet is de bestaande fietser beter faciliteren maar vooral automobilisten verleiden meer te fietsen. Uitgangspunten voor deze beleidsnota zijn:
De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid,
comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zullen
we vooral moeten inzetten op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de
elektrische fiets helpt hierbij.
In juni 2013 is de beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' vastgesteld. Deze nota heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:
Voor het onderdeel parkeren gelden de voor Schuytgraaf vastgestelde parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 2 van de regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf Veegplan 2017
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In de volgende subparagrafen wordt nader ingegaan op de van belangzijnde thema's, waaronder geluid, hinder, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
In hoofdstuk Milieu- en omgevingsaspecten worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Hier wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk milieu- en omgevingsbeleid en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in een woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde).
Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota 'uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde' van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
In augustus 2008 is het beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
Wet Luchtkwaliteit 2007
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving zijn ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term 'in betekenende mate (IBM)' geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is in 2009 van kracht geworden.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit de Wet Milieubeheer te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de Wet Milieubeheer is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2010 - 2014.
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op
hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen)
in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar.
In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen
opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn
opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit
categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder
veel hinder veroorzaakt.
Geurhinder van industriële bedrijven
In 2010 is het beleidsplan geur voor industriële bedrijven vastgesteld. Door het vaststellen van een toetsingskader voor geurrelevante industriële bedrijven kan voor de burgers van de gemeente Arnhem een acceptabel geurhinderniveau worden gegarandeerd.
Trillingen vanwege railverkeer
Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen 100 meter van het spoor, wordt voor de beoordeling van trillingen op het aspect trillinghinder de SBR-richtlijn "Meet-en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B Hinder voor personen in gebouwen" aangehouden. Deze richtlijn heeft geen wettelijke status, maar heeft mede door jurisprudentie een ruim draagvlak opgebouwd en wordt geïnterpreteerd als de meest recente stand der inzichten.
De richtlijn hanteert afhankelijk van de functie streefwaarden voor trillingen ter voorkoming van hinder.
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).
Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.
Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.
Landelijk beleid
Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). In het Btev zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Basisnet spoor
Op 1 april 2015 is de regeling 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' in werking getreden. Het Basisnet geldt voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, spoor en het water. Per traject geeft Basisnet een risicoplafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risicoplafond wordt enerzijds bepaald door het aantal transporten dat Arnhem per jaar passeert en anderzijds door het aantal aanwezige personen (volgens het bestemmingsplan) in de omgeving van het spoor. Met het Basisnet ligt de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de veiligheidszone voor de ruimtelijke ordening vast.
Gemeentelijk beleid
Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid vastgesteld dat op 9 maart 2015 wederom met 4 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)
De Wet natuurbescherming vervangt het huidige wettelijke stelsel voor de natuurbescherming, als neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door één integraal en vereenvoudigd kader. De wet neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd.
De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies.
De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd.
Bescherming van gebieden
De wet stelt specifieke kaders voor de instandhouding van gebieden die zijn aangewezen
ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitat-richtlijn (Natura 2000-gebieden).
Voor de Natura 2000-gebieden gelden de instandhoudingsdoelstellingen die voortvloeien
uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn:
Veluwe, Gelderse Poort en IJssel.
De vergunningplicht voor projecten is aan de orde als het project significante gevolgen
kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Voor activiteiten zonder mogelijke significante
gevolgen is er geen vergunningplicht.
Bescherming van soorten
De wet sluiten aan bij het specifieke beschermingsregime uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de natuurbeschermings-verdragen, zoals het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Anders dan in de oude Flora- en faunawet 2002 zijn enkel opzettelijk verrichte handelingen strafbaar. Bij vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding van die vogelsoorten niet in gevaar komt. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van verboden als voldaan is aan de voorwaarden in artikel 3.3 lid 4 en artikel 3.8 lid 5.
Daarnaast geldt als beschermingsregime voor (nationale) soorten:
Er wordt voorzien in ruimere ontheffingsmogelijkheden, dan voor de strikt beschermde soorten gelden (artikel 3.10 lid 2).
Voorts wordt het aantal bejaagbare soorten uitgebreid, worden door gedeputeerde staten goedgekeurde faunabeheerplannen sturend bij de schadebestrijding, populatiebeheer en jacht en komt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het stelsel van soortenbescherming, met inbegrip van de taken van het (op te heffen) Faunafonds, bij de provincies te liggen.
Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040
In paragraaf 2.2.3 wordt ingegaan op de ruimtelijke aspecten van de Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040 maar in de Structuurvisie wordt ook expliciet ingegaan op groen en ecologie.Hierin wordt het groen-blauwe raamwerk beschreven. Het landschappelijk belang, de specifieke ecologische waarden en de aandachts- en knelpunten van de verschillende landschappelijke zones die de stad kent worden toegelicht, alsook van de Ecologische hoofdstructuur en de bomenstructuur.
Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015
De Groenvisie gaat over het Groen-blauw raamwerk, de stedelijke hoofdgroenstructuur, vertaald in doelen, ambities en ontwikkelopgaven. Dit Groen-blauw raamwerk van de stad bepaalt het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. Het gaat daarbij om de waarden vanuit landschap, cultuurhistorie, ecologie, water en recreatief gebruik op gemeente en op particuliere terreinen.
Aan groen wordt de laatste jaren steeds meer waarden en kwaliteiten toegekend. Zo ook aan het Arnhemse groen. Dit zijn gezondheid, klimaat (verminderen van hitte en van wateroverlast), milieu (verbeteren luchtkwaliteit), stadslandbouw, dierenwelzijn, toerisme en sport en bewegen. Het groen biedt ruimte voor een gezonde, leefbare, aantrekkelijke en daarmee ook toekomstbestendige woon- en werkomgeving. De Groenvisie is daarvoor verdeeld in 5 thema's met bijbehorende doelen:
- de herkenbare stad: zichtbaarheid en beleefbaarheid van landschap en cultuurhistorie
- de natuurvriendelijke stad: biodiversiteit in en om de stad en de natuurinclusieve stad
- de groene gezonde stad: leefbaarheid, klimaat en gezondheid
- de duurzaam beheerde stad: beheer afgestemd op eindbeeld en gebruik
- de samenwerkende stad: maatschappelijke betrokkenheid en promotie van groen
De Groenvisie legt niet alleen het Groen-blauw raamwerk vast, dus de stedelijke hoofdgroenstructuur. De Groenvisie geeft ook richting aan het belang van groen in de wijken, zodat initiatieven de waarden van het groen (landschap, biodiversiteit, gezondheid, waterbuffering, koelte) niet aantasten maar versterken.
De Groenvisie is daarmee een basis voor de vertaling naar de (planologische) bescherming van waardevolle gebieden en waardevolle bomen in de bestemmingsplannen en het latere Omgevingsplan.
Groenbalans en -compensatie
Het provinciale beleid ten aanzien van groencompensatie is gewijzigd. Per 1 januari 2017 is er de wet Natuurbescherming. De provinciale compensatie is sindsdien alleen geldig op bos binnen het Gelderse Natuurnetwerk. In de Groenvisie staan nu de actuele Arnhemse regels groencompensatie 2017. Uitgangspunt is dat de totale groenbalans in de stad neutraal blijft of toeneemt. Moet er toch groen verdwijnen (planologisch of feitelijk), dan wordt dat gecompenseerd. Allereerst kwantitatief, dan kwalitatief en als laatste financieel. Bij financiële compensatie wordt de waarde van het groen en de bomen gestort in het Groenfonds.
Daar waar de provinciale compensatie regels gelden treden de gemeentelijke terug.
Water
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan
(NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities
weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde
ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater
en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's
als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water een onderwerp. Het
gaat om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwantiteit, de bescherming en
verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte
voor waterveiligheid. Verder is klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, met water als
belangrijk aspect, een belangrijk onderwerp.
In 2011 hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken
om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord
Water. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem
en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
In de Waterwet (22 december 2009) zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen:
de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in
alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten
bij de grondwaterzorgplicht.
Met het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is door de overheden afgesproken om vanaf
2020 ruimtelijke adaptatie een integraal onderdeel uit te laten maken van het beleid.
Om uiteindelijk in 2050 een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting te hebben.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau zijn alle beleidsplannen geïntegreerd in één plan: de Omgevingsvisie
Gelderland (vastgesteld 9 juli 2014). Water is opgenomen in twee centrale doelstellingen,
te weten het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving. Realisatie
van deze doelstellingen betekent onder meer:
Verder is de provincie het aanspreekpunt voor drie watergerelateerde zaken:
Beleid waterschap en gemeente
De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid, inclusief het
in stand houden van de waterkering, ligt bij het Waterschap Rivierenland. Relevant
beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 "Koers houden,
kansen benutten" en de keur en de legger van het waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling
moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
Voor dit conserverende bestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied die van invloed kunnen zijn op dit bestemmingsplan. Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft is er alleen gefocust op de grotere gevallen van ernstige bodemverontreiniging die een beperking en/of randvoorwaarde kunnen vormen bij het huidige gebruik/ de huidige functie van het gebied.
Als toetsingskader wordt gebruik gemaakt van onderstaande bodemregelgeving:
Rijksbeleid
Erfgoedwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge
mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet
1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten
beschermd moeten worden. Per juli 2016 maakt de Monumentenwet 1988 deel uit van de
Erfgoedwet, dat hiermee het belangrijkste beschermingsinstrument voor het cultuurhistorisch
én archeologisch erfgoed in Nederland is.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Cultuurhistorie moet op basis van de gewijzigde BRO (art 3.1.6) goed in bestemmingsplannen
verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te
verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies
over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan
aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening
is gehouden in het bestemmingsplan (zie paragraaf 4.9)
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in
de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta
(Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag.
De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988 (tegenwoordig Erfgoedwet).
Provinciaal beleid
Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020
In juli 2016 is het Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020 'Beleef het mee!'
vastgesteld. In dit programma ligt het accent op de beleving van mensen. Daarnaast
zoekt de provincie de balans tussen de maatschappelijke, economische en intrinsieke
waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap blijft onverminderd van belang
en komt terug in de economische waarde van cultuur en erfgoed. Voor wat betreft erfgoed
krijgt vooral het functioneel gebruik ervan aandacht. Daarnaast zoekt de provincie
nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties
en archeologie wordt vergroot.
Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming'
naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een
vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen.
Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende
rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans
en niet als belemmering.
Archeologische verwachtingenkaart
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen
in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag
van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk
is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor
deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie.
Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel
Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal
inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen
worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:
Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten,
geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds
onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische
beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart
als basis.
Structuurvisie
De Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (2012) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.
Rijksbeleid
Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het
Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en
woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient
(EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de
EPC afhankelijk van de functie.
Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. Voor overheidsgebouwen geldt dat zij vanaf 1 januari 2019 voldoen aan de BENG eisen.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijke beleid op het gebied van Energie en Duurzaam Bouwen is vastgelegd
in het Programmaplan New energy made in Arnhem 2015-2020 (2015) en in de Structuurvisie
Arnhem 2020-2040 (2012).
In de Structuurvisie 2020-2040 (december 2012) is de gemeentelijke ambitie verwoord om Arnhem klimaatbestendig te maken onder alle weersomstandigheden. Gestreefd wordt naar prettig toeven binnen- en buitenshuis en in elk geval het vermijden van ongewenste gezondheidsrisico's. Dit laatste geldt vooral voor de kwetsbare groepen, zoals ouderen, in Arnhem. Opwarming van de stad tijdens warme dagen doet zich voor in de dichtbebouwde stenige gebieden met veel gebouwvolume, verharding en weinig groen. Inmiddels is deze ambitie aangescherpt door te bepalen dat hitteplekken moeten worden bestreden door een effectieve inzet van groen op daken en gevels van gebouwen, maar ook op de grond als (bijvoorbeeld) bomen.
Op de Hittekaart van Arnhem is de gevoeligheid van de stad voor opwarming weergegeven (zie afbeelding 3.2). Versteende, dicht bebouwde delen van de stad hebben een verhoogde kans op opwarming en daarmee het ontstaan van stedelijke hitte-eilanden, wat ongewenste gevolgen voor het woon- en leefmilieu en het functioneren van deze gebieden kan hebben.
Het plangebied omvat een deel van Arnhem waar sprake is van grote verschillen in de mate van opwarming tijdens langdurige perioden van hitte. Het omvat zowel gebieden die (in beperkte mate) opwarmen (oranje gekleurde gebieden), gebieden waar sprake is van een goed stadsklimaat (geel gekleurd) als gebieden die positief bijdragen aan het bovenlokale stadsklimaat (groen gekleurd). Dit komt omdat het plangebied zowel (sterk) stedelijke woongebieden omvat als meer ruimere en groen vormgegeven woongebieden. Dit betekent dat ook de ambities met betrekking tot het stadsklimaat verschillen. Binnen het plangebied streeft de gemeente bij gebiedsontwikkelingen:
Afbeelding 3.2 Links: Hittekaart van Arnhem 2010 Rechts: Detail Hittekaart 2012 |
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r. Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het
kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het
Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van
het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk
van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de
activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld
of nog een omgevingsvergunning milieu moet worden verleend dan is sprake van 'kaderstellend
voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit
geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van
het besluit.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Het komt er op neer dat voor een bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Toetsing vindt plaats via een vormvrije m.e.r.-beoordeling. In paragraaf 4.12 van deze toelichting is deze beoordeling opgenomen.
Algemeen
De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder worden uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.
Toetsing van het bestemmingsplan aan het economisch beleid
Dit bestemmingsplan voorziet planologisch gezien niet in nieuwe bedrijvigheid (m.u.v. nutsvoorziening) of commerciële functies binnen het plangebied. Dit bestemmingsplan biedt, net als de geldende bestemmingsplannen, de mogelijkheid om een gedeelte van een woning in gebruik te nemen ten behoeve van een beroep aan huis, waaronder mede begrepen bed and breakfast. Aan dit gebruik zijn wel diverse voorwaarden gekoppeld, zo moet het de bewoner zijn die het beroep uitoefent en mag de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Daarnaast mag het gebruik niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en klimaat of parkeerdruk ter plaatse.
Functies als detailhandel (internetverkoop hiervan uitgezonderd), horeca en prostitutie zijn niet toegestaan. Met de hiervoor genoemde mogelijkheden die worden geboden wordt er een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het economisch beleid.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad 'De Sportvisie' 2011-2021 vastgesteld. De nieuwe sportvisie is opgesteld om onder andere in te spelen op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals vergrijzing (meer aandacht voor bewegen en een andere manier van sporten), ander type sporter, andere sportbehoefte, overgewicht jeugd, ander type vrijwilliger en Nederland Sportland 2016.
De ambitie van het nieuwe sportbeleid is: 75% van de Arnhemmers sport of beweegt in 2016. Hoewel bepaalde groepen in Arnhem intensief sporten, ligt de gemiddelde sportdeelname (in 2012 64%) van de Arnhemse bevolking net iets onder het gemiddelde van andere grote steden. Ruim 35% van de Arnhemmers sport/ beweegt niet of zeer weinig. Lagere percentages sporters/ bewegers vindt men vooral onder gehandicapten, jongeren van 12 tot 18 jaar, 25 t/m 34-jarigen, 65-plussers en mensen met een lage sociaal economische status. Deze mensen moeten extra worden geactiveerd om te gaan bewegen en sporten.
De nota Ruimte voor de Jeugd uit 2009 geeft een overall visie op spelen en ontmoeten. De gemeente Arnhem onderstreept de noodzaak van speelruimte omdat spelen van groot belang is voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen van 0 – 25 jaar. De gemeente streeft er naar, volgens de richtlijnen van de NUSO, per hectare netto woongebied 300m2 (= 3%) te reserveren voor speelruimte (formeel en informeel).
Kinderen spelen niet alleen op formele ruimtes met toestellen, maar ook op informele ruimtes als trottoirs, pleinen, tuinen en parken. Met name natuurlijke speelruimtes zijn plekken die vaak veel uitdagender zijn om te spelen. Verder is er aandacht voor voorzieningen die voldoen aan de wensen van jongeren vanaf 13 jaar. In deze leeftijdscategorie is er niet zozeer sprake van 'spelen', maar gaat het vooral om ontmoeting en sport.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van nieuwe sportparken of andere recreatieve voorzieningen. Bestaande sportcomplexen en recreatieve voorzieningen zijn overeenkomstig de geldende planologische kaders toegestaan, met uitzondering van locaties waar geen ontwikkelingen meer zullen plaatsvinden. Aan die betreffende locaties is een passende (groen)bestemming toegekend.
Algemeen
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd.
Toetsing van het bestemmingsplan aan het coffeeshopbeleid
Dit bestemmingsplan laat binnen het plangebied geen coffeeshops toe.
Algemeen
In de nota 'Van Rood naar Groen, Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie' (2000)
is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod
per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is
nog steeds van kracht.
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie
voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid
bestaat uit de volgende elementen:
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat (eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
Toetsing van het bestemmingsplan aan het prostitutiebeleid
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 5 seksinrichtingen. Dat betekent dat er nog theoretisch ruimte is voor één seksinrichting binnen het telgebied. Dit bestemmingsplan laat een seksinrichting niet toe maar het plan bevat wel een afwijkingsmogelijkheid voor het college om een seksinrichting toe te staan. In artikel 40, lid 1, onderdeel 5 van de regels van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, Veegplan 2017' zijn de voorwaarden hiervoor opgenomen. Eén van de voorwaarden is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en dat er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat.
De reeds gerealiseerde velden in Schuytgraaf hebben weliswaar een eigen identiteit, maar die identiteit is in weinig gevallen afgeleid van de specifieke locatie. Voor de nog niet gerealiseerde velden wordt meer teruggegrepen op de specifieke kenmerken van de locatie. Op deze wijze kan Schuytgraaf, naast de wijk zelf, een differentiatie van woon-/werkmilieus bieden in het grotere geheel van Arnhem en de regio.
Dorpjes in het groen
Het stedenbouwkundig concept van Schuytgraaf gaat uit van het principe van dorpjes in de Betuwe, die zijn ingebed in het bestaande landschap. Al die buurtjes samen vormen de wijk Schuytgraaf.
Anders dan bij andere nieuwbouwwijken ligt de wijk niet aan de rand van het landschap, maar er juist midden in. Door de wijk loopt een robuuste hoofdgroenstructuur die bestaat uit water, groen en landschappelijke lijnen tussen de dorpjes en de woonvelden.
Tussen uiterwaarden en polderlandschap
De hoofdgroenstructuur in Schuytgraaf kent grote aaneengesloten natte en droge gebieden. Deze zones verbinden de uiterwaarden van de Nederrijn met het Betuwse polderlandschap. Begroeide watergangen, weiden en boomgaarden vormen de dwarsverbanden. Vanuit de woonvelden heb je via de zichtlijnen van de hoofdgroenstructuur zicht op het landschap.
Eigen karakter
Ieder woonveld in Schuytgraaf heeft een eigen karakter. Dit wordt bereikt door verschillen in grootte, dichtheid, architectuur en inrichting van de openbare ruimte. Ook de ligging is hierin bepalend.
Context
Ook voor veld 2 geldt het principe van dorpjes in de Betuwe die ingebed zijn in het bestaande landschap. Hier is dat het landschap van de uiterwaarden. Het veld maakt de overgang tussen de wijk Schuytgraaf en het buitengebied.
Figuur 2: Ligging veld 2 |
Veld 2 raakt aan alle kanten de hoofdgroenstructuur van Schuytgraaf. Aan de west- en zuidzijde is een brede watergang gesitueerd, aan de noordzijde het uiterwaardenlandschap en aan de oostkant een robuuste groenzone. Deze relatie met de landschappelijke omgeving bepaalt de woonkwaliteit van het veld. Door een noord-zuid georiënteerde groene zone in het veld wordt de groenstructuur en de relatie met de uiterwaarden verder versterkt.
De Achterstraat is een karakteristieke landelijke weg met daaraan verspreid boerenhoeves en vrijstaande woningen. Het landelijke karakter van deze weg is het uitgangspunt bij de nieuwbouw die aan deze weg zal komen te liggen. Dit betekent duidelijke voorkanten naar de weg, een ruime en ontspannen verkavelingsopzet met vrijstaande woningen en een verspringing van de rooilijn. Aan de Achterstaat ligt een bestaande hoeve. De daarbij horende gronden worden ingepast in het veld.
Figuur 3: Achterstraat |
Veld 2a
Ruimtelijke invulling
Het groene raamwerk is bepalend voor de ruimtelijke structuur van veld 2
Midden door veld 2a, het noordelijke deel van veld 2, loopt in noord-zuidelijke richting een groene zone die duidelijk richting geeft aan het veld. Daar waar deze knikt is er een groene as gelegen in oost-westelijke richting. Het veld wordt hierdoor opgedeeld in 4 kwadranten die worden gescheiden door een groene zone.
In de noordwest hoek is een bestaande hoeve gelegen. De gronden die hierbij horen worden ontwikkeld in relatie met hoeve. Ze krijgen de uitstraling en opzet van een boerenerf.
Veld 2b
Context
Veld 2b is het zuidelijke deel van veld 2. Omdat veld 2 door de Minvervasingel wordt doorsneden heeft het zuidelijk deel een eigen karakter. Dit op zichzelf staande karakter wordt versterkt doordat veld 2b aan alle zijden wordt begrensd door onderdelen van het landschappelijk raamwerk van Schuytgraaf. Aan de noord- en oostzijde door de Minervasingel die een belangrijke groen, blauwe landschappelijke drager is. Een brede plas, die onderdeel van het stedelijk watersysteem van Schuytgraaf is, begrenst de zuid- en westzijde van veld 2b.
Hierdoor is meer ruimte om het veld en kan op afstand het omliggende landschap worden gevolg met zichtlijnen op de Drielse dijk, spoorbrug en de stuwwal.
Ruimtelijke invulling
De wijk Schuytgraaf bestaat voor een belangrijk deel uit grondgebonden woningen. Appartementen zijn in veel mindere mate aanwezig. Daarbij bevinden de al gebouwde appartementen zich vaak bij het centrum van Schuytgraaf. Appartementen in een groene setting zijn lastig te vinden in Schuytgraaf. Veld 2b voorziet in de ontwikkeling van twee woongebouwen.
Bij het ontwerp voor veld 2b wordt gebruik gemaakt van de positie in het landschappelijk raamwerk van Schuytgraaf. De landschappelijke kwaliteit en karakteristieken worden doorgetrokken bij de inrichting van dit veld. Het groen dat veld 2b omringt wordt, waar mogelijk, het veld binnen gehaald. Aan de zuidzijde gaat de natuurlijke oever van de plas een spel aan met de twee gebouwen. Door gebruik te maken van niveauverschillen moet de relatie van de woongebouwen met het oeverlandschap en de plas worden versterkt. Hierdoor ontstaat een inrichting die de groene hoofdstructuur van Schuytgraaf verder ondersteunt.
De bebouwing op veld 2b wordt subtiel gepositioneerd in het landschap en sluit aan op de hoofdstructuur van de grienden aan de oostzijde van het plangebied. Twee langgerekte bouwmassa's volgen de diagonale hoofdrichting van de grienden. Dor de positionering, afstand en vorm van de gebouwen is het beeld vanuit verschillende standpunten steeds weer anders.
Ontsluiting en parkeren
Veld 2a heeft een centrale as voor de ontsluiting die aansluit op de verbinding met veld 1 en veld 3. De ruimtelijke opzet van het veld wordt grotendeels bepaald door de landschappelijke onderlegger. Hierdoor is de positie van de meeste straten vastgelegd. Om de verkeershoofdstructuur goed herkenbaar te laten zijn wordt deze begeleid door bebouwing aan de ene zijde en door een groene zone aan de andere zijde.
Bij de uitwerking van de verschillende bouwvelden, moet het aantal parkeerplaatsen per bouwveld voldoen aan de voor Schuytgraaf geldende parkeernorm. Het is niet de bedoeling dat eventuele parkeerproblemen naar toekomstige fases worden doorgeschoven. Dit betekent dat per bouwveld het benodigd aantal parkeerplekken binnen het bouwveld zelf zal moeten worden gerealiseerd, en niet aan de overkant van de straat. De assen van de weg vormen in principe de scheiding tussen twee 'parkeereenheden'. Uitzonderingen zijn bouwvelden waar aan de overzijde van de straat geen bebouwing is voorzien.
Veld 2b wordt aan de noordoostzijde ontsloten vanaf de Minervasingel. Om onderling contact te maken met omliggende velden is een verbinding voor langzaam verkeer richting het noordelijke deel van veld 2 (veld 2a) en richting het zuiden door het groen gewenst.
Vanwege het programma zal het parkeren een groot deel van de ruimtevraag bepalen. De parkeervoorzieningen bestaan uit twee clusters met ca. 35 - 45 parkeerplaatsen gekoppeld aan de twee gebouwen. Parkeren vindt plaatst op het maaiveld. Daarom is de positionering en de landschappelijke inpassing van de parkeerclusters belangrijk. De parkeerplaatsen worden achter de twee bouwvolumes gepositioneerd zodat ze vanaf de plaszijde minimaal worden beleefd. De richting van de parkeerplaatsen volgt die van de grienden aan de oostzijde van de Minervasingel.
Context
Veld 24 is gelegen in de overgangszone tussen het woongebied van Schuytgraaf en het landschap van Park Lingezegen. Hier wordt een kwalitatief hoogwaardige overgangszone gerealiseerd waar wijk en park op een optimale manier samen komen.
Figuur 6: Ligging veld 24 |
Daar waarin andere delen van Schuytgraaf wordt gekozen voor tamelijk compacte woonvelden met het groen geconcentreerd in de omliggende hoofdgroenstructuur, geldt voor veld 24 (samen met de andere zuidelijke velden) dat deze worden ontwikkeld tot woonlandschappen.
In veld 24 is groen altijd om de hoek. Zo gaat het veld in het oosten over in de grote ecozone, de lange weide, die centraal door heel Schuytgraaf loopt.
Ruimtelijke invulling
Bij het ontwerp voor veld 24 wordt ingezet op het creëren van een aantrekkelijk woonlandschap. Dit betekent een ruimtelijk concept waar rood en groen in samenhang ontwikkeld wordt. Gezien het beoogde programma voor veld 24 zit deze samenhang voor een groot deel in oriëntatie van het veld op het aangrenzend groen en de keuze hoe hiermee wordt omgegaan.
Het veld krijgt een groene omzoming, wat zorgt voor een landschappelijke uitstraling en groene beleving. Door het veld lopen zicht-assen die georiënteerd zijn op De Park en de zuidelijk gelegen watergang. In het veld worden 2 groene assen gerealiseerd die zowel zorgen voor groen in het veld als een aanhaking met de omgeving.
Ontsluiting en parkeren
Het ontsluitingsprincipe voor gemotoriseerd verkeer bestaat uit een parallelle weg aan de Marasingel met daarop aangesloten lussen die de woonstraten ontsluiten. Door het oude eikenlaantje wordt het veld fysiek onderverdeeld in 2 delen.
De parkeerplaatsen worden op een subtiele wijze meegenomen bij de inrichting van de openbare ruimte. In principe wordt overal uitgegaan van langsparkeren. Op een aantal plekken in de groenstructuur is ruimte voor een parkeerstrook.
Het veld is opgedeeld in 3 zones. Het benodigd aantal parkeerplekken zal binnen iedere zone zelf gerealiseerd worden.
Veld 2 in Schuytgraaf is op dit moment globaal bestemd. Volgens de geldende bestemming voor dit gebied, Wonen - Uit te werken, mogen hier maximaal 45 woningen per hectare worden gerealiseerd. Nu ligt er een plan voor om op deze vlek circa 300 woningen te realiseren.
Bij veld 24 is er eveneens sprake van een globale bestemming. Volgens de daar geldende bestemming (Wonen - Uit te werken), mag het totaal te realiseren woningen niet meer bedragen dan 231. Het voorliggende plan voorziet in de realisatie daarvan.
Zowel veld 2 en 24 in Schuytgraaf vallen binnen het stedelijk naoorlogs grondgebonden
woonmilieu.
Doelgroepen
Het woonmilieu zoals hierboven genoemd is voor verschillende leeftijdsgroepen, oude
en nieuwe bewoners, huurders en kopers. De locatie is met name geschikt voor (jonge)
stellen, alleenstaanden en senioren. Met name bewoners met een leefstijl die is gericht
op rust en een goed voorzieningenniveau zullen zich tot het gebied aangetrokken voelen.
Wonen, welzijn en zorg
De woningen dienen bij voorkeur te voldoen aan de eisen met betrekking tot levensloopbestendig
bouwen, die de gemeente Arnhem stelt. De gemeente gaat daarbij uit van de eisen genoemd
in de bijlage criteria voor levensloopbestendige nieuwbouw. De woningen zijn daarmee
geschikt voor alle leeftijdsgroepen, inclusief zelfstandig wonende ouderen.
In deze paragraaf volgt de toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de toets wordt allereerst ingegaan op de vraag of en waarom er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarna volgt de toetsing of de ontwikkeling voorziet in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte en wordt gekeken of de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. De laatste paragraaf bevat een conclusie als gevolg van de toets aan de Ladder.
De Ladder voor Duurzame Verstedelijking is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk en per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Bro (artikel 3.1.6, lid 2 Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is van toepassing bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (3.1.6 Bro). Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt in art. 1.1.1 Bro als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Bij de beantwoording van de vraag of de ontwikkeling die het voorliggende plan mogelijk maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, moet een vergelijking worden gemaakt tussen het nu geldende bestemmingsplan en de voorliggende herziening van dat plan. In het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' hebben twee van de drie locaties, namelijk veld 2 (2a en 2b) en veld 24, een nog uit te werken bestemming. In de voorliggende herziening worden deze nog onbenutte uit te werken ontwikkelingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan bij recht mogelijk gemaakt. Hierbij wordt de maximale mogelijkheden die in de uitwerkingsregels zowel qua functie als qua kwantiteit zijn begrensd, ruim gerespecteerd. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in art. 1.1.1 Bro, zoals ook herhaaldelijk is bevestigd in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:489) en 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1155).
Bij de herziening van het plan met betrekking tot veld 3a is de ontwikkeling van woningen ter plaatse reeds bij recht mogelijk. De herziening beperkt zelfs de bouwmogelijkheden, zodat er ook voor dit onderdeel van de herziening geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling
Nu er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet noodzakelijk.
Wel is het van belang dat er bij de herziening van het plan sprake is van een goede
ruimtelijke ordening. Daarvoor moet vaststaan dat plan voorziet in een behoefte. In
het onderstaande wordt hierop ingegaan
Behoefte
De provincie Gelderland stuurt op een gezonde regionale woningbouwprogrammering. Hierbij is de provincie opgebouwd in regio's. Arnhem valt binnen de regio Arnhem-Nijmegen en deze regio vormt ook het verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkelingen in Arnhem. Er zijn afspraken gemaakt met de Regio Arnhem Nijmegen over de groei van de woningvoorraad (dus: aantallen nieuwbouw) en over de 'kwaliteiten', zoals het aandeel huur- en betaalbare woningen. Dit is vertaald naar subregio's.
Kwantitatieve woningbouwbehoefte
De 'Subregionale Woonagenda Arnhem e.o. 2017-2027' is in 2018 vastgesteld door het college van Arnhem en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. Gemeenten die binnen de subregio Arnhem en omgeving vallen zijn Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden en Rozendaal.
Kwantitatief is afgesproken dat als horizon de komende 10 jaar (2017-2027) op basis van de meest recente Primos-prognose wordt gehanteerd. De provinciale huishoudens- en bevolkingsprognose wordt gehanteerd als spiegel (om de twee jaar update), niet als hard maximum. Daarnaast is de ambitie om het woningtekort in te lopen (mede gebaseerd op de meest recente regionale woningmarktanalyse (Companen, met gebruik van het Socratesmodel van ABF). Kwantitatief streven de gemeenten in de subregio Arnhem in de periode 2017-2027 naar een netto toevoeging van circa 13.500 te realiseren woningen.
Uit onderzoek van ABF blijkt dat er zowel in de regio Arnhem-Nijmegen als in de subregio Arnhem met name in de grote steden nog veel behoefte is aan nieuwe woningen. Uitgegaan wordt van een netto uitbreidingsbehoefte van 6.180 woningen in Arnhem over de periode van 2015 tot en met 2025.
De voorliggende herziening maakt in totaal circa 520 woningen mogelijk. Dit aantal past binnen de harde plancapaciteit, zoals binnen de subregio is afgestemd. Onder deze omstandigheden kan worden aangenomen dat er sprake is van voldoende behoefte aan deze woningen.
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.
Ten behoeve van de velden 2a, 2b en 24, heeft adviesbureau DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. akoestisch onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen als bijlage 1, Akoestisch onderzoek veld 2 en bijlage 2, Akoestisch onderzoek veld 24 van de toelichting. Zij gaan in op de geluidsbelastingen ten gevolge van wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai op de toekomstige geluidsgevoelige bestemmingen. De geluidsbelastingen worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid.
Akoestisch onderzoek wegverkeer
Uit de rekenresultaten blijkt dat op de randen van veld 2 de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder overschreden wordt vanwege het wegverkeer op de Minervasingel. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 58 dB na aftrek van 5 dB conform de Wet geluidhinder.
Aan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder van 63 dB wordt voldaan. Ook wordt voldaan aan het gemeentelijke ambitieniveau van 58 dB voor een stadswijk.
Geluid beperkende maatregelen zijn onderzocht om te voldoen aan de 48 dB-voorkeurswaarde (bronmaatregel dunne deklaag B en schermplaatsing) maar kunnen (deels) stuiten op bezwaren.
Akoestisch onderzoek railverkeer
Uit de rekenresultaten van het spoor blijkt dat ter plaatse van de gehele oostzijde van het veld 2 de
voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder overschreden wordt. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 57 dB.
Aan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder van 68 dB wordt voldaan. Ook wordt voldaan aan de gemeentelijke incidentele waarde van 58 dB voor een stadswijk. De incidentele waarde mag worden toegepast op de randen van het veld vanwege de afschermende werking van de 1e lijns bebouwing.
Geluidbeperkende maatregelen zoals betonnen dwarsliggers en raildempers zijn onderzocht maar kunnen stuiten op bezwaren. Het plaatsen van een scherm is wel een reële optie zeker als het gaat om een duurzaam scherm met zonnepanelen.
Resultaten schermplaatsing langs het spoor
De gemeente Arnhem is voornemens een scherm te plaatsen langs dit veld. Een scherm langs het spoor met een hoogte van 1 meter ten opzichte van bovenkant spoorstaaf (+BS) zal voldoende zijn om te voldoen aan de voorkeurswaarden zoals gesteld in de Wet geluidhinder en het Arnhemse Beleidsplan Geluid.
Het geluid veroorzaakt door het weg- en railverkeer voldoet aan de plafond- en incidentele toegestane waarden uit het geluidbeleid van de gemeente Arnhem. De invulling van het veld is alleen mogelijk als door het bevoegd gezag, de ODRA, hogere waarden vastgesteld worden vanwege het wegverkeer. Bij de plaatsing van een scherm langs het spoor zijn geen hogere waarden ten opzichte van de spoorlijn benodigd.
Goede ruimtelijke ordening
Het geluid van de nieuw aan te leggen (30 km/uur) wegen in het veld is in dit akoestisch onderzoek niet opgenomen. Bij een nadere uitwerking van het veld zal dit wel onderzocht moeten worden (30 km/uur en 50 km/uur wegen).
In dit stadium is het exacte aantal geluidgevoelige objecten en de exacte ligging van de objecten nog niet bekend. Dit zal nader uitgewerkt worden in de aanvraag hogere waarden.
Resultaten
De geluidsbelasting van de zoneplichtige weg Marasingel op de randen van veld 24 is maximaal
58 dB na aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wet geluidhinder. Een scherm plaatsen en de
afstand vergroten tussen de weg en de woningen stuiten op bezwaren. Daarbij kan de
geluidsbelasting met toepassing van bron- en schermmaatregelen niet worden verlaagd tot onder
de voorkeurswaarde.
Geadviseerd wordt om de eerstelijns bebouwing aan de Marasingel robuust uit te voeren, zodat het
achterliggende gebied in veld 24 (goed) wordt afgeschermd.
Conclusie
De toekomstige geluidsbelastingen overschrijden de voorkeurswaarde van 48 dB. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het verkeer op de Marasingel. Nergens wordt de maximaal te verkrijgen hogere grenswaarde voor dit gebied van 58 dB overschreden. Om het oprichten van geluidgevoelige bebouwing toch mogelijk te maken is het verkrijgen van een hogere waarde noodzakelijk.
In dit stadium is het exacte aantal geluidgevoelige objecten en de exacte ligging van de objecten nog niet bekent. Dit zal nader uitgewerkt worden in de aanvraag hogere waarden.
Bij de uitwerking van de hogere waarden ten behoeve van de ontwikkeling in beide velden zullen de volgende aspecten in acht genomen moeten worden:
Ook worden er bij de aanvraag van de hogere waarden worden op grond van het geluidsbeleid van de gemeente Arnhem onder andere indelingseisen gesteld aan nieuwe woningen met een geluidbelasting boven de 53 dB. Deze eisen zijn:
In het kader van het Bouwbesluit zal vervolgens aangetoond moeten worden dat wordt voldaan aan de minimale vereiste gevelwering.
Wanneer voldoende duidelijk wordt dat de maatregel niet doeltreffend is of de uitvoering om
redenen van stedenbouwkundige, landschappelijk of financiële aard niet aan de voornoemde
criteria kan worden voldaan, kan een hogere waarde worden toegekend. Hierbij wordt de Regeling doelmatigheid toegepast.
De projecten valt binnen de niet in betekende mate regeling uit de Wet Milieubeheer. In een overkoepelend luchtonderzoek uitgevoerd door het adviesbureau Goudappel Coffeng met het kenmerk GSB036/Kpe/0083 d.d. 16 februari 2009 is ook al gebleken dat het gehele plangebied voldoet aan alle gestelde grenswaarden voor zowel stikstofdioxide als fijn stof.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit heeft geen gevolgen voor het plan.
Hinder door bedrijven
Binnen de velden 2 en 24 is de bestemming wonen.
Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering 2009 geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast een drukke weg, hoofdinfrastructuur). De velden 2 en 24 worden getypeerd als woongebied.
Veld 2
In de directe omgeving van veld 2 bevindt zich, bij het woonhuis op het perceel Achterstraat 16, een propaantank. Op basis van het Activiteitenbesluit betekent dit, afhankelijk van het aantal vullingen van de propaantank per jaar, een minimale afstand van 10 meter ten opzichte van kwetsbare objecten (woningen). De bestemming wonen ligt binnen de 10 meter waarbij de geprojecteerde woning (verblijfsruimte) buiten de 10 meter ligt. De woonbestemming binnen 10 meter is alleen bedoeld voor tuinen en niet voor een verblijfsruimte.
Dit betekent dat er aan de veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit kan worden
voldaan.
In het bestemmingsplan is een zone opgenomen die woningen binnen een afstand van 10
meter tot de propaantank uitsluit.
Veld 24
In de directe omgeving van veld 24 ligt een golfbaan, sportcomplex en een benzinetankstation. Op basis van de activiteiten zoals genoemd in de VNG brochure is een golfbaan een inrichting in milieucategorie 1, een sportcomplex een inrichting in milieucategorie 3.1 en een benzinetankstation een inrichting in milieucategorie 2. Veld 24 betreft een woongebied. Dit bekent dat er ten opzichte van woningen rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter (milieucategorie 1), 30 meter (milieucategorie 2) of 50 meter (milieucategorie 3.1). Aan de richtafstand ten opzichte van woningen voor de golfbaan en benzinetankstation wordt voldaan.
Het sportcomplex bevindt zich op minder dan 50 meter van de geprojecteerde woningen. Daarom is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Op basis van het Arnhemse gebiedsgerichte geluidbeleid, zoals opgenomen in de Structuurvisie, hebben we te maken met een stadswijk, een rustig gebied met overwegend een woonfunctie en voorzieningen op wijk- en buurtniveau. Hierbij hoort een ambitie (etmaal)waarde van 45 dB. De incidenteel toegestane waarde binnen het gebiedstype stadswijk is 50 dB. Deze incidenteel toegestane waarde is onder andere van toepassing op de eerstelijns bebouwing in het geval een woonwijk aan een drukke weg ligt.
Uit het akoestisch onderzoek, opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting blijkt dat de geluidbelasting van het sportcomplex op de eerstelijns bebouwing tijdens trainings- en wedstrijddagen maximaal 50 dB etmaalwaarde bedraagt.
Tijdens de toernooidagen (voetbal) is de geluidbelasting op de eerstelijns bebouwing gedurende de dag- en avondperiode hoger dan de etmaalwaarde van 50 dB. Gedurende de dagperiode wordt dit veroorzaakt door het muziekgeluid en gedurende de avondperiode door het stemgeluid van de voetballers en toeschouwers.
Met stemgeluid wordt ikv het Activiteitenbesluit geen rekening gehouden, in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wel.
Jaarlijks zal er een aantal voetbaltoernooien plaatsvinden. De organisator van het voetbaltoernooi zal zich, zo veel als mogelijk moeten inspannen om er voor te zorgen dat er, gedurende de avondperiode, geen geluidsoverlast door stemgeluid bij de nieuw te bouwen woningen wordt veroorzaakt.
Voor wat betreft de hogere geluidbelasting, door muziekgeluid gedurende de dagperiode tijdens voetbaltoernooien, sluiten we aan bij de nota Limburg (Evenementen met een luidruchtig karakter, 1996, inspectie Limburg). Een evenement en een voetbaltoernooi zijn voor wat betreft het incidentele karakter en muziekgeluid met elkaar te vergelijken. De nota geeft tijdens evenementen een geluidnorm bij woningen van maximaal 70 dB. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat bij de nieuw te bouwen woningen (veld 24) aan deze norm kan worden voldaan.
Op het sportpark is het Activiteitenbesluit, met een geluidnorm van 50 dB, van toepassing. Dit betekent dat er voor het sportpark maatwerkvoorschriften moeten worden opgesteld, in verband met incidenteel organiseren van voetbaltoernooien.
Hierbij wordt voor de dagperiode in verband met muziekgeluid een hoger norm vastgelegd.
De velden 2a, 2b en 24 liggen niet binnen het invloedsgebied van het spoor waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Veld 24 ligt binnen het invloedsgebied van een ondergrondse aardgasleiding. In 2011 is er op basis van het bestemmingsplan Schuygraaf voor heel Arnhem een groepsrisicoberekening uitgevoerd, "rapport Externe veiligheid buisleidingen,SAVE, november 2011". Hierbij is voor veld 24 reeds rekening gehouden met woningbouw. Uit deze groepsrisicoberekening volgt dat het groepsrisico ruim onder de orienterende waarde ligt.
Conclusie
Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Schuytgraaf is een nieuwbouwwijk, die wordt gebouwd in het poldergebied tussen Arnhem
en Driel. De gronden hadden veelal een agrarische bestemming. Er lagen en liggen boerderijen
en akkers, gescheiden door poldersloten. Verspreid lagen twee bosgebieden, lanen,
houtwallen en erfbeplanting. Ter hoogte van 'De Hamse Boomgaard' ligt een oude rijstrang.
Van oost naar west stroomt de Eldense Zeeg waaraan een fietspad en een singelbeplanting
was gelegen.Door de nieuwe inrichting wordt het leefgebied van de beschermde soorten
gewijzigd. Er is echter wel een dusdanig samenhangend netwerk aan groen en water in
het gebied, dat er voor de verschillende soorten een vernieuwde habitat ontstaat en
hervestiging mogelijk is. Voor de toekomstige wijk was uitgangspunt het realiseren
van een samenhangende robuuste groenstructuur, waarin de kenmerken van de bodemkundige
en landschappelijke karakteristiek van de Betuwe in het nieuwe stadsdeel de identiteit
van de groenstructuur vormen. Behoud en ontwikkelen van de oorspronkelijke landschappelijke-,
cultuurhistorische en ecologische waarden en het integreren daarvan in het stedenbouwkundig
ontwerp is daarbij randvoorwaarde geweest. In het plan is voorzien in het realiseren
van een gevarieerde beplantingsopbouw, bloemrijke graslanden, bos, singels, moeraszones
en water met oevervegetaties. De variatie aan toekomstige beplantingen zal voor vogels,
kleine zoogdieren, amfibieën en insecten op termijn een leefgebied bieden. Niet alle
bestaande groen elementen konden behouden blijven. Het bestaande bosgebied bij 't
Vlot moest verdwijnen voor een zandwinplas. Het bos is conform de toen geldende Boswet
elders in Schuytgraaf door nieuw bos gecompenseerd.
Figuur 4: Ligging van de velden in de hoofdgroenstructuur |
Water vormt een belangrijke drager in de landschappelijke en natuurkwaliteit van de
wijk. Voor het ontwerp van het watersysteem is een waterstroming ontwikkeld die recht
doet aan een zonering in waterkwaliteit. De mogelijkheden voor de bestaande en nieuwe
waternatuur worden daarmee versterkt. Voor de inrichting van de watergangen is het
bevorderen en ontwikkelen van de waternatuur en de oevervegetatie uitgangspunt. De
situering van de droge ecologische verbindingszone in het oostelijk deel en de natte
ecologische verbindingszone in het westelijk deel vormen samen met de bos- en waterstructuur
en het lineaire park ook in het nieuwe bestemmingsplan het groene raamwerk. De groenstructuur
sluit aan op het omringende landschap. Er zijn ecologische kerngebieden en natuurzones
op stadsniveau gerealiseerd die aansluiten op het natuurnetwerk elders in Arnhem.
Deze groenstructuur vormt samen met de bestaande spoorzone Arnhem Nijmegen noord-
zuid georiënteerde groenstructuren die aansluiten op het Gelders Natuurnetwerk van
de Nederrijn ter hoogte van het uiterwaardenpark Meinerswijk en het toekomstige park
Over Betuwe aan de zuidzijde en het westelijk en zuidelijk te realiseren Gelders Natuurnetwerk.
Het groene netwerk van Schuytgraaf biedt de wijk een stedelijke uitloopgebied dat
aansluit op de grotere natuurstructuren in de omgeving.
Het behoud van het ecologisch netwerk als schakel tussen het Gelders Natuurnetwerk
van de Rijn en het regionale Gelders Natuurnetwerk, waarin ook de compensatiemaatregelen
voor amfibieën zijn voorzien, zijn kaderstellend geweest bij de zoekopdracht naar
aanvullende bebouwingsruimte. Het groene netwerk van Schuytgraaf biedt de wijk een
stedelijk uitloopgebied dat aansluit op de grotere natuurstructuren in de omgeving.
De toevoeging van 10 ha bebouwd gebied is gevonden aan de zuidzijde van de bestaande
planstructuur waardoor de bestaande bebouwingslijn wordt uitgebreid. Het samenhangende
groen- blauwe netwerk blijft daardoor behouden en zal planologisch ook als zodanig
worden bestemd.
Voor de droge en natte ecologische zones is een balans gevonden tussen het recreatief
medegebruik en de natuurwaarden. Te denken valt aan struinroutes en speelaanleidingen
in een natuurlijke omgeving. En in de natte ecologische zone is een bestaande oude
schuur met voormalige gierkelder ook geschikt gemaakt als vleermuiskelder en kerkuilverblijf.
Verder zijn er diverse locaties met steenuilkasten en vleermuiskasten.
Gelders Natuurnetwerk
De west- en noordzijde van Schuytgraaf zijn deels benoemd als Gelders Natuurnetwerk
en deels als Groene Ontwikkelzone (GO). De wezenlijke kenmerken of waarden van het
gebied mogen niet significant worden aangetast.
De gebieden die benoemd zijn als Ecologische Verbindingszone zijn ingericht / worden
ontwikkeld als:
Het agrarische gebied tussen de Achterstraat en de dijk blijft behouden.
Opgemerkt wordt dat op dit moment de provinciale begrenzing niet overal juist is.
Dit bestemmingsplan vormt het kader op basis waarvan de begrenzing zal worden aangepast.
Wet Natuurbescherming - Natura 2000-gebieden
Het gebied ligt ongeveer 1 km ten zuiden van het (toekomstig) Natura 2000-gebied Veluwe.
In Schuytgraaf komen geen soorten of habitattypen voor die zijn beschermd conform
deze wetgeving.
Wet Natuurbescherming - Soorten
Voor de oorspronkelijke planopzet van Schuytgraaf zijn de bestaande natuurwaarden
geïnventariseerd en ingebracht in het ontwerpproces. In het gebied Schuytgraaf en
de spoorzone Elderveld en de Laar komen verschillende diersoorten voor, beschermde
volgens de wet Natuurbescherming. Er zijn een aantal soorten beschermd volgens Habitatrichtlijn,
namelijk bosvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger,
rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis, watervleermuis, kamsalamander, poelkikker,
rugstreeppad. Voorts zijn er een aantal nationaal beschermde soorten, namelijk waterspitsmuis,
grote modderkruiper, steenmarter.
Verder zijn er nationaal beschermde soorten waarvoor in de provincie Gelderland een
algehele vrijstelling geldt. Dit zijn soorten als bruine kikker, gewone pad, kleine
watersalamander, bunzing, haas, woelrat en egel.
De plantensoorten aardaker, grasklokje, grote kaardebol, rapunzelklokje en zwanebloem
zijn niet meer beschermd. Dit geldt ook voor bittervoorn, bermpje en kleine modderkruiper
In Schuytgraaf komen 58 broedvogelsoorten voor, waarvan 2 soorten van de lijst van
beschermde vogels met jaarronde beschermde nesten. Dit zijn de grote bonte specht
en de kerkuil. Nesten van de kerkuil zijn het gehele seizoen beschermd. De kerkuil
broed elk broedseizoen op dezelfde plek en is daarin honkvast of afhankelijk van bebouwing.
De nesten van de grote bonte specht zijn niet het hele jaar door beschermd. De vogel
keert weliswaar vaak terug naar het oude nest, maar is voldoende flexibel om zich
elders te vestigen.
Ontheffing
Schuytgraaf is nog niet klaar. Er moeten nog woningen worden gebouwd. Voor de uitvoering
is een ontheffing artikel 75c van de Flora- en faunawet verleend (FF/75C/2011/0188A)
voor de periode 15 juli 2016 - 14 juli 2021. De ontheffing is verkregen omdat er geen
afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten
en er geen andere bevredigende oplossing bestaat.
De ontheffing geeft voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de initiatiefnemer.
Met name gaat het hier om compenserende en mitigerende maatregelen. Er zijn adviezen
opgesteld door extern ter zake kundigen, waarin oplossingsrichtingen en uitvoeringsvoorwaarden
staan benoemd voor verschillende streng beschermde soorten.
Wet Natuurbescherming - Houtopstanden
De hoofdplanstructuur, met name de ecologische zones en het bos, ligt buiten de bebouwde
kom Houtopstanden (voorheen Boswet). Daarom is 'Melding voorgenomen velling' in het
kader van de wet van toepassing. De twee bosgebieden in het voormalige poldergebied
vallen onder de Compensatierichtlijn Bos en Natuur van de provincie Gelderland. Eén
van de bosgebieden blijft behouden, het andere wordt gecompenseerd. Daarbij gaat het
om compensatie van 6 ha en 20 % kwaliteitstoeslag, zijnde totaal 7,2 ha.
Groenvisie 2017 - 2035
De groencompensatieregels zijn niet van toepassing voor Schuytgraaf. Hier was de grondexploitatie
voor 2 oktober 2006 al vastgesteld. Wel was voor de toekomstige wijk het realiseren
van een samenhangende robuuste groenstructuur het uitgangspunt. Behoud en ontwikkelen
van de oorspronkelijke landschappelijke-, cultuurhistorische en ecologische waarden
en het integreren daarvan in het stedenbouwkundig ontwerp is daarbij randvoorwaarde
geweest.
Het voormalige agrarische gebied is voor een deel ingericht als een natte en droge
ecologische zone. Verder zijn er bestaande en nieuwe bosgebieden en is er een parkstructuur
door het plangebied. Hierdoor wordt het landschappelijke, recreatieve en met name
het ecologische netwerk versterkt.
Veld 2 raakt aan alle kanten de hoofdgroenstructuur van Schuytgraaf. Veld 2a is aan de west- en zuidzijde een brede watergang gesitueerd, aan de noordzijde het rivierenlandschap en aan de oostkant een robuuste groenzone. Veld 2 is gedeeltelijk een grazige vegetatie en ruigte, deels tijdelijk in gebruik als akker.
Centraal in veld 2 is een bestaande waterloop gelegen die wordt behouden als structurerend elementen voor de ruimtelijke opzet van het veld. Door deze noord-zuid georiënteerde groene zone wordt de groenstructuur en de relatie met de uiterwaarden verder versterkt.
Om het mogelijk te maken om deze waterloop als landschappelijk karakter te behouden is de veldgrens iets opgerekt richting het oosten. Hier wordt de brede groenzone iets versmald zonder verlies van het landschappelijke karakter. Het oppervlakte aan groen waarmee deze zone wordt verminderd wordt binnen het veld gecompenseerd. Daarnaast wordt de structurerende bomenlaan langs de Minervasingel in dit bestemmingsplan planologisch verankerd.
Groenbalans
Huidige situatie |
Toekomstige situatie |
Toename | |||
Groen (Landschap en Park) | 19.500 m² | 21.120 m² | 1.620 m² |
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen. Voordat met werkzaamheden wordt aangevangen, zal eerst worden gecontroleerd op aanwezige beschermde soorten door een ter zake kundige.
Veld 24 is gedeeltelijk een grazige vegetatie en ruigte, deels tijdelijk in gebruik als akker. Het veld wordt omzoomd door structurerende groenelementen, zoals bosplantsoen en een bomenlaan met onderbeplanting.
Aan de oostzijde wordt veld 24 begrensd door de droge ecozone. Deze open ruimte is ingericht als bloemrijk grasland met enkele poelen. Aan de randen bevinden zich enkele bomen.
De zuidrand van veld 24 ligt aan het water.
Veld 24 wordt doorsneden door het oude eikenlaantje. Dit vormt een verbinding tussen de velden 22, 24 en het park.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen. Voordat met werkzaamheden wordt aangevangen, zal eerst worden gecontroleerd op aanwezige beschermde soorten door een ter zake kundige.
Beschrijving van de watersystemen in het plangebied
De huidige situatie
Oppervlaktewater
Veld 2 wordt aan de westzijde begrenst door het stedelijk watersysteem. In het plangebied
zelf liggen nog een paar (delen van) voormalige landbouwsloten. De watergangen maken
onderdeel uit van het stedelijk watersysteem en hebben een peil van gemiddeld 7,2
m. + N.A.P. In het voorjaar wordt dit peil opgezet met maximaal 15 cm. om de verdamping
in de zomer gedeeltelijk te compenseren.
Grondwater
De bodem van het plangebied bestaat uit klei en is daarmee redelijk slecht doorlatend.
Het gebied is als voorbereiding op de stedelijke ontwikkelingen al grotendeels opgehoogd.
Het gebied staat beperkt onder invloed staan van kwel, zowel diepe kwel vanuit de
Veluwe, als ondiepe kwel vanuit de rivier. De kwel lijkt, mede door de kleiige bodemopbouw,
echter maar beperkt effect te hebben op de waterhuishouding in het gebied.
Afvalwatersysteem
In het gebied is geen afvalwatersysteem aanwezig. De woning Achterstraat 20 heeft
een tijdelijke ontheffing van de provincie gekregen om het afvalwater nog op bestaand
oppervlaktewater te mogen blijven lozen. In de landbouwkundige periode werd het hemelwater
met greppels en kavelsloten afgevoerd naar hoofdwatergangen die weer in verbinding
stonden met de Linge. De laatste jaren zijn de kavelsloten gedempt en wordt hemelwater
uiteindelijk afgevoerd naar de watergang van het stedelijk oppervlaktewatersysteem.
Watersystemen in de toekomstige situatie
Oppervlaktewater
In de nieuwe situatie wordt aan de noordzijde van het plangebied nog een watergang
aangelegd. Deze watergang maakt onderdeel uit van het stedelijk watersysteem.
De watercompensatie voor de te realiseren verharding is al opgenomen in het totale
stedelijk watersysteem van Schuytgraaf.
Grondwater
Het plangebied wordt opgehoogd tot een gemiddeld niveau van 8,90 m. + N.A.P. neemt
de ontwatering ten opzicht van de landbouwkundige situatie in ieder geval toe. Verwacht
mag worden dat met het ophogen met een zandpakket niet alleen de ontwatering toeneemt,
ook de doorlatendheid van de bodem zal verbeteren. Belangrijk aandachtspunt is de
bestaande kavel aan de Achterstraat. Deze is niet opgehoogd en zal dus lager liggen
dan de rest van het Veld.
Afvalwatersysteem
Het plangebied krijgt een geïntegreerd rioolstelsel; dat wil zeggen dat alleen voor
de afvoer van het huishoudelijke afvalwater een riool wordt aangelegd en dat het hemelwater
in de openbare ruimte bovengronds wordt afgevoerd. Voor de afvoer van het afvalwater
wordt aan de zuidoostzijde van het plangebied een rioolgemaal aangelegd. (Gecombineerd
met Veld 3). Bij de realisatie moet ook de woning aan de Achterstraat 20 op het rioolsysteem
aangesloten worden.
In Schuytgraaf wordt voor de afvoer van hemelwater standaard gebruik gemaakt van grijsgoten
en bodempassages. De functies van de bodempassages is naast de afvoer ook het zuiveren
van het hemelwater voordat het op het oppervlaktewater geloosd mag worden. In enkele
gevallen kan, met toestemming van het waterschap, ook het groene schouwpad als bodempassage
fungeren. In Veld 2 wordt een oude noord-zuid gelegen kavelsloot aangepast tot een
brede groenstructuur die als centrale bodempassage functioneert. Voor een goed functioneren
van de bovengrondse afvoersysteem moet in het stedenbouwkundigplan rekening worden
gehouden met de richting en lengtes van het af te voeren hemelwater. Door een goed
ontwerp en door de robuuste capaciteit van het oppervlakkige systeem wordt voorkomen
dat hemelwater in het plangebied voor problemen kan zorgen. Dit vraagt om afstemming
tussen gewenste uitstraling en waterrobuustheid. Zelfs bij zeer hevige buien moet
het water naar het omliggende groengebieden of oppervlaktewater afstromen zonder wateroverlast
te creëren.
Uit de berekeningen die gemaakt zijn op basis van het Ruimtelijk raamwerk voor Veld
2 levert het afvoeren van het hemelwater richting het oppervlaktewater of de omliggende
groengebieden geen problemen op.
Conclusie:
De huidige fase van de velden 2a en 2b voldoet nu aan de watertoets. In het vervolgproces
moet bij een verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan ook een verdere detaillering
van de verschillende wateronderdelen plaatsvinden.
Beschrijving van de watersystemen in het plangebied
De huidige situatie
Oppervlaktewater
Veld 24 wordt aan de zuid- en westzijde begrenst door een watergang. De watergang
maakt onderdeel uit van het stedelijk watersysteem en heeft een peil van gemiddeld
7,2 m. + N.A.P. In het voorjaar wordt dit peil opgezet met maximaal 15 cm. om de verdamping
in de zomer gedeeltelijk te compenseren.
In het plangebied zelf ligt nog één relict uit de agrarische periode; het Eikenlaantje.
Deze bestaat uit een wandelpad met aan weerszijden een bomenrij en een kavelsloot.
Grondwater
De bodem van het plangebied bestaat uit klei en is daarmee slecht doorlatend. Het
gebied wordt, met uitzondering van het Eikenlaantje, voor de stedelijke ontwikkelingen
opgehoogd. In de agrarische periode zijn alleen gegevens bekend van een meetpunt nabij
de Eldensche zeeg. De grondwaterstand bevond zich in die periode tussen de 7,1 en
7,6 m. + N.A.P. Dat past goed bij de toenmalige waterstand van ongeveer 7,2 m. +
N.A.P. in de Eldensche Zeeg. Het originele maaiveld zal ongeveer een meter hoger hebben
gelegen; dus ongeveer 8 m. + N.A.P. In de afgelopen jaren bedroeg de grondwaterstand
ca. 7,5 m. + N.A.P.
Afvalwatersysteem
In het gebied is geen afvalwatersysteem aanwezig.
Watersystemen in de toekomstige situatie
Oppervlaktewater
In de nieuwe situatie wordt de watergang langs het plangebied nog aangepast aan de
standaard afmetingen en vorm van Schuytgraaf. Deze watergang maakt onderdeel uit van
het stedelijk watersysteem. De benodigde watercompensatie voor de te realiseren verharding
van o.a. Veld 24 is opgenomen in het stedelijk watersysteem van Schuytgraaf.
Grondwater
Het plangebied wordt opgehoogd zodat een maaiveld ontstaat tussen de 8,8 en 9,4 m.
+ N.A.P., met een gemiddeld niveau van 9,0 m. + N.A.P. Ten opzichte van de agrarische
situatie neemt de ontwatering in ieder geval toe. Verwacht mag worden dat met het
ophogen met een zandpakket niet alleen de ontwatering toeneemt, ook de doorlatendheid
van de bodem zal verbeteren.
Afvalwatersysteem
Het plangebied krijgt een geïntegreerd rioolstelsel; dat wil zeggen dat alleen voor
de afvoer van het huishoudelijke afvalwater een riool wordt aangelegd en dat het hemelwater
in de openbare ruimte bovengronds wordt afgevoerd. Voor de afvoer van het afvalwater
wordt nog een rioolgemaal aangelegd. Dit gemaal verpompt het afvalwater richting veld
24.
In Schuytgraaf wordt voor de afvoer van hemelwater standaard gebruik gemaakt van grijsgoten
en bodempassages. De functies van de bodempassages is naast de afvoer ook het zuiveren
van het hemelwater voordat het op het oppervlaktewater geloosd mag worden. In enkele
gevallen kan, met toestemming van het waterschap, ook het groene schouwpad als bodempassage
fungeren.
Voor een goed functioneren van de bovengrondse afvoersysteem moet in het stedenbouwkundigplan
rekening worden gehouden met de richting en lengtes van het af te voeren hemelwater.
Door een goed ontwerp en door de robuuste capaciteit van het oppervlakkige systeem
wordt voorkomen dat hemelwater in het plangebied voor problemen kan zorgen. Dit vraagt
om afstemming tussen gewenste uitstraling en waterrobuustheid. Zelfs bij zeer hevige
buien moet het water naar de omliggende groene gebieden afstromen zonder wateroverlast
te creëren.
Uit de berekeningen die gemaakt zijn op basis van het Ruimtelijk raamwerk voor Veld
24 levert het afvoeren van het hemelwater richting het oppervlaktewater of de omliggende
groengebieden geen problemen op.
Conclusie:
De huidige fase van veld 24 voldoet nu aan de watertoets. In het vervolgproces moet
bij een verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan ook een verdere detaillering
van de verschillende wateronderdelen plaatsvinden.
Voor het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.Daarnaast is een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.
Uit deze inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn. Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.
Op basis van bodemonderzoeken en de bodemkwaliteitskaart is licht tot matig verontreinigde grond te verwachten.Er zijn geen sanerende maatregelen nodig om de locaties geschikt te maken voor de beoogde functie. Verdere informatie over de bodemkwaliteit in Arnhem kunt u vinden op de internetsite www.arnhem.nl/bodem.
Conclusie
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het ontwikkelgebied.
Hoewel er geen monumenten in Schuytgraaf staan, hebben vele boerderijen wel een cultuurhistorische waarde. Het betreft hier veelal karakteristieke boerderijen van het zogenaamde hallehuistype met langsdeel. Het oudste gebouw dateert van rond de eeuwwisseling: de boerderij Engeleveld (Achterstraat 16). Een recenter gebouw met een cultuurhistorische waarde is de boerderij De Laar; een complex dat zowel uit architectonisch (vertegenwoordiging van bouwwerk uit de jaren '50), constructief als landbouwkundig opzicht van groot belang is. Deze is inmiddels opgeknapt en heet nu De Buitenplaats. Een kleinere variant van een jaren '50 bouwwerk is boerderij De Kroon.
Daarnaast bevinden zich in het plangebied:
Deze structuren en elementen hebben cultuurhistorische waarde en zijn voorzien van een passende bestemming.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Aardwetenschappelijk
Het plangebied ligt in Arnhem-Zuid en daarmee in het rivierengebied van Oost-Nederland.
Diep in de ondergrond bevinden zich hier afzettingen van Rijn en Maas uit de ijstijd.
Deze kenmerken zich door grof zand en grind. Aan het einde van de ijstijd, tijdens
een periode van extreme kou, waaide zand op uit droge rivierbeddingen. Dit zand werd
elders evenwijdig aan beddingen als duinen afgezet. Een dergelijk duin bevindt zich
in Schuytgraaf ter hoogte van de hieronder te bespreken vindplaats 9. Ter hoogte van
de eveneens hieronder te bespreken vindplaats 10 bevindt zich ook een zandopduiking
uit de ijstijd, alleen ontstond deze niet door windafzetting, maar onder invloed van
stromend water.
Ongeveer 10.000 jaar geleden ving het Holoceen aan. Gedurende deze tussenijstijd verbeterde het klimaat zich. Rivieren kregen minder sediment vanuit het achterland te verwerken en namen binnen het brede rivierdal uit de ijstijd een rustiger en meanderend karakter aan. De voorloper van de Rijn sneed zich in de oudere afzettingen en dekte deze af met zand en klei. Tegelijkertijd, maar vooral vanaf circa 7000 v.Chr., werd door wateropvulling van het Noordzeebekken rivierwater stroomopwaarts gestuwd. Dit 'opstuwingspunt' passeerde Arnhem rond 3800 v.Chr. Het oude rivierdal raakte steeds meer opgevuld en vanaf circa 1300 v.Chr. verlegden zijgeulen van de Rijn zich buiten het dal om rivierwater af te kunnen voeren. Tijdens perioden van hoogwater werd door deze geulen op oevers zand afgezet. Na verloop van tijd ontstonden hierdoor oeverwallen, flauwe verhogingen evenwijdig aan de rivierbedding. Het geheel van rivierbedding en oeverwal wordt aangeduid als stroomgordel. Verder weg van de rivier zette de rivier de zwaardere kleideeltjes af. Hier ontstonden de zogeheten komgebieden, lager gelegen en nattere zones tussen oeverwallen. In Schuytgraaf waren twee stroomgordels aanwezig. Op de meest oostelijke, de Snodenhoek-stroomgordel, zijn bewoningssporen gevonden. Ook op het rivierduin zijn bewoningssporen aangetroffen.
Afbeelding 4.2 Nog aanwezige vindplaatsen. Vindplaats 5 bleek niet behoudenswaard,
vindplaats 9 is volledig onderzocht. Bouwveld 1 is geselecteerd voor een archeologische begeleiding indien daar grondwerkzaamheden plaatsvinden. Noord: verwachtingen tussen Achterstraat en Drielsedijk. Vindplaats 10: archeologisch rijksmonument. |
Archeologie
In verband met de ontwikkeling van Schuytgraaf is op verschillende momenten archeologisch
onderzoek verricht. Vanaf het midden van de jaren '90 van de vorige eeuw zijn voor
het destijds op te stellen bestemmingsplan karterende en waarderende boringen geplaatst.
Hierbij zijn 11 vindplaatsen aan het licht gekomen die vervolgens nader zijn onderzocht.
De vindplaatsen zijn waar mogelijk behouden door inpassing in de planvorming. Daar waar dit niet mogelijk was en archeologische waarden door nieuwbouwwerkzaamheden verloren zouden gaan, vonden opgravingen plaats.
Het uiterst noordelijke deel van Schuytgraaf, de zone tussen de Drielsedijk en Achterstraat,
is destijds niet meegenomen in de archeologische onderzoeken van de Schuytgraaf. Voor
het westelijke deel geldt een hoge en middelhoge archeologische verwachting. Dit vanwege
mogelijke bewoning op oeverafzettingen. Daarnaast kan de limes, de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, door dit gebied lopen. Het oostelijke
deel heeft voor wat betreft de eerste 1,5 m-huidig maaiveld een lage archeologische
verwachting. Hier worden komgronden verwacht die een extensief gebruik kenden. Vanaf
1,5 meter geldt echter een middelhoge archeologische verwachting. De komgronden dekken
een ouder landschap af. Op zandruggen, net zoals op vindplaats 9-10, kunnen zich bewoningssporen
bevinden.
Conclusie
Er gelden geen verwachtingen meer op het gebied van archeologie. Vertaling naar plankaart en regels van het bestemmingsplan is niet noodzakelijk. Mochten er toch archeologische vondsten worden gedaan, dan dienen deze gemeld te worden conform de Erfgoedwet. In de praktijk zal in dit geval een archeoloog van de gemeente Arnhem worden ingeschakeld.
De klimaatbestendigheidsambitie is voor wat betreft hitte in de stad vertaald naar aanbevelingen voor specifieke gebieden. Volgens de Hitte-attentiekaart (afbeelding 4.4) ligt het plangebied in overwegend twee klimatologische eenheden: de gele en de blauwe.
Voor die delen van het plangebied die zijn gelegen in de gele klimatologische eenheid op de Hitte-attentiekaart betekent dit:
Voor die delen van het plangebied die zijn gelegen in de blauwe klimatologische eenheid
betekent dit:
Afbeelding 4.4 Hitte-attentiekaart van Arnhem |
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van in totaal circa 520 woningen verdeeld
over twee velden. Een dergelijk bouwproject kan worden gezien als stedelijk ontwikkelingsproject
zoals bedoeld in categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).
De omvang van het project ligt echter ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen,
waarbij er sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht.
Deze drempelwaarde is echter indicatief. Dit houdt concreet in dat het bevoegd gezag
op grond van artikel 2, lid 5 van het Besluit m.e.r. dient na te gaan of de beoogde
activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
Indien dit niet kan worden uitgesloten, is het alsnog nodig een milieuffectrapport
op te stellen.
De toets of er, ondanks het feit dat de omvang onder de drempelwaarde uit het Besluit
m.e.r. blijft, sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen wordt aangeduid
als een 'm.e.r.-beoordeling' of m.e.r.-toets.
Op basis van deze beoordeling dient het bevoegd gezag, het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad expliciet te besluiten of er al dan niet een m.e.r.-procedure wordt gevolgd.
De voorliggende paragraaf betreft deze m.e.r.-beoordeling.
Bij de m.e.r.-beoordeling worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese
richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG).
Deze criteria hebben, samengevat, betrekking op:
Criteria
De criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling zijn als uitgangspunt genomen. De hoofdcriteria zijn reeds genoemd. Hieronder volgt een overzicht van de criteria.
1.Kenmerken van de projecten
Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
de omvang van het project;
de cumulatie met andere projecten;
het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
de productie van afvalstoffen;
verontreiniging en hinder;
risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.
2. Plaats van de projecten
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van
invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
het bestaande grondgebruik;
de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden:
3. Kenmerken van het potentiële effect
Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de
criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:
het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking);
het grensoverschrijdende karakter van het effect;
de orde van grootte en de complexiteit van het effect;
de waarschijnlijkheid van het effect;
de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.
Beoordeling
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebaseerd op de beschrijving van het plan en de
ten behoeve van de ontwikkeling uitgevoerde onderzoeken.
Conclusie
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan op zich en in samenhang
met andere plannen geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken
van het gebied zelf, voor de directe omgeving en voor gevoelige gebieden in de omgeving.
Het opstellen van een milieueffectrapport is niet noodzakelijk.
In het gebied van Schuytgraaf en vooral in de buurt van het spoor is in de Tweede Wereldoorlog veel gevochten, waardoor er rekening moet worden gehouden met munitieresten uit die tijd. Inmiddels is het plangebied nagenoeg volledig munitievrij verklaard. Wat nog niet munitievrij is verklaard zijn een deel van de zandwinplas en de particuliere erven die binnen het grondgebied van Schuytgraaf vallen. Bij ontwikkelingen in nog niet-onderzochte gebieden geldt dat er eerst onderzoek en eventuele ruiming van explosieven plaats moet vinden alvorens er gebouwd mag worden.
Binnen het plangebied zijn de volgende planologisch relevante verbindingen/leidingen/paden aanwezig:
De boven- en ondergrondse hoogspanningsleiding is in eigendom bij TenneT. De leiding loopt voor een groot deel ondergronds, uitsluitend tussen de Nederrijn tot ter hoogte van de Achterstraat is de verbinding bovengronds. Vanaf de Nederrijn loopt de leiding in zuidelijke richting parallel langs de spoorlijn en vervolgens parallel langs de Marasingel. Deze leiding loopt niet door het plangebied van deze herziening.
Boven het plangebied zijn geen straalpaden ten behoeve van de telecommunicatie aanwezig.
Wat betreft de gasleiding wordt opgemerkt dat het gaat om de leiding die langs de zuidelijke plangrens loopt (Pottenbakkersveste). Dit raakt niet aan het plangebied van deze herziening.
Tot slot zijn er binnen het plangebied een belangrijke riool- en waterleiding aanwezig. Beide leidingen lopen parallel langs de spoorlijn. De rioolleiding kent een aftakking naar het westen toe, tussen veld 4 en 5 door.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante
beleid, de ruimtelijke en programmatische aspecten van de ontwikkeling en de milieu-
en omgevingsaspecten.
De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen
van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk
wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes
op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven
waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel
is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Het betreft in dit geval een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Veegplan Schuytgraaf 2017' (het 'moederplan'). Deze herziening kent een ietwat afwijkende structuur dan zoals hierboven aangegeven. Voor wat betreft de regels waar niets aan is gewijzigd door deze herziening is volstaan met een verwijzing naar het oorspronkelijke artikel in het bestemmingsplan Veegplan Schuytgraaf 2017.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In Hoofdstuk 2 van de regels zijn de te wijzigen artikelen inclusief de wijzigingen opgenomen. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
In dit hoofdstuk zijn twee artikelen opgenomen Artikel 36 Anti-dubbeltelregel en Artikel 39 Algemene
aanduidingsregels
De anti-dubbeltelbepaling regelt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een
bouwplan kan worden ingediend. Deze regel moet verplicht in elk bestemmingsplan worden
opgenomen, zo ook in deze herziening.
De algemene aanduidingsregels in Artikel 39 worden in verband met de splitsing van veld 2 in veld 2a en 2b (39.4) aangepast.
Voorts is hier de bovengenoemde centrale groenvoorziening voor veld 2a opgenomen (sub lid 39.6.1 onderdeel b.)
Tot slot is veiligheidszone van 10 meter rondom een aan veld 2 grenzende propaantank opgenomen in (lid 39.7). Binnen deze zone mogen kwetsbare objecten zoals woningen worden gebouwd. Deze zone kan met een afwijking van het bestemmingsplan worden verkleind tot 3 meter als een brandwerende scheiding, zoals een muur wordt gerealiseerd tussen de tank en te realiseren woningen.
Voor het overige, zoals ook hierboven aangegeven, blijven de algemene regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf, Veegplan 2017 van toepassing.
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
In de volgende subparagrafen wordt een beschrijving van de bestemmingen gegeven die in het kader van deze herziening worden aangepast. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Deze bestemming is in artikel 14 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017 opgenomen.
Ten behoeve van de ontwikkeling van de velden 2a en 2b wordt in deze bestemming langs de Minervasingel een aanduiding 'bomenrij' opgenomen. Deze is bedoeld om de langs de Minervasingel tussen de velden 2a en 2b voorkomende laanbeplanting te beschermen.
Voorts aanduiding is de 'verkeer' opgenomen langs de oostelijke grens met de woonbestemming van veld 2a. Hier mag een langzaamverkeervoorziening ten behoeve van de te ontwikkelen woonbuurt in veld 2a worden gerealiseerd. Deze voorziening is uitsluitend bedoeld voor voetgangers en (brom)fietsen.
Langs de westgrens met woonbestemming van veld 2a is in deze bestemming een aanduiding 'oever' opgenomen. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden om steigers en vlonders ten behoeve van de aangrenzende woonpercelen te realiseren van maximaal 8 meter breed per bouwperceel. Expliciet is hierbij bepaald dat er geen oppervlakteverharding (anders dan vlonders of steigers) mag worden aangebracht.
Aan de bestemming wonen worden twee onderdelen toegevoegd ten behoeve van de ontwikkeling
van de velden 2a en 2b en 24. Hierin worden bouwregels voor deze velden togevoegd.
Voor veld 2a worden vooral voor de aan de Achterstraat grenzende delen gedetailleerde
regels gegeven met betrekking tot bouw- en goothoogten, vorm van de dakkappen en dergelijke.
Voor het andere deel van veld 2a, evenals voor veld 24 zijn de bouwregels ten behoeve
van wonen, zoals die gebruikelijk in Schuytgraaf zijn voor de ontwikkeling van woonvelden
van toepassing.
In veld 2a is voorts een aanduiding 'centrale groenvoorziening' opgenomen, waarmee bereikt wordt dat het hart van het veld groen wordt ingericht. Voorts geldt deze als compensatie voor de aanpassing van het bestemmingsvlak Groen - Landschap en park' 'ten oosten van dit veld.
In veld 2b zijn twee appartementengebouwen voorzien met een hoogte van maximaal 18 meter en tot een maximaal grondoppervlak van 1.400 m2. Daarnaast is eveneens een verplichte oriëntering van dezer gebouwen opgenomen voor hun lange zijden namelijk zuidwest-noordoost zodat er ook na realisering nog zichtlijnen resteren.
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
In de nota 'beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen' zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota 'Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving
2011-2014'. De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen
worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht
te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin
wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving
en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt
in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk
wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is
onder meer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht,
buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal
op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie
van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk
het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking treden van een bestemmingsplan.
Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunningen voor
het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden
via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg en ook privaatrechtelijk
(burgers-bedrijven onderling). De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie
zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke
traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Voor de ontwikkeling van Schuytgraaf is een grondexploitatie vastgesteld. De huidige ontwikkeling is opgenomen in de grondexploitatie. Daarnaast is voor Schuytgraaf een exploitatieplan vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt tevens een herziening van het exploitatieplan behorend bij deze ontwikkeling vastgesteld (dit betreft de 10e herziening exploitatieplan Schuytgraaf 2011).
Artikel 3.1.1 Bro overleg en bewonersoverleg
Het concept-bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro naar het Waterschap Rivierenland gezonden. Het waterschap heeft te kennen gegevengeen opmerkingen op het plan te hebben.
Voorts is het plan besproken met vertegenwoordigers van de gemeente Overbetuwe.
Voorts iet in dit kader ook overleg over de ontwikkeling van veld 24 gevoerd met vertegenwoordigers van de gemeente Overbetuwe. Naar aanleiding hiervan is het ruimtelijke raamwerk ten behoeve van de ontwikkeling van veld 24 op enkele onderdelen aangepast.
Voorts is in dit kader is ook overleg over de ontwikkeling van veld 24 gevoerd met de gemeente Overbetuwe. Naar aanleiding hiervan is het ruimtelijk raamwerk ten behoeve van de ontwikkeling van veld 24 op enkele onderdelen aangepast
Het ontwerpbestemmingsplan 'Schuytgraaf veegplan 2017, herziening velden 2a, 2b en 24' heeft conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 7 december 2018 gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelgen. Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn 13 zienswijzen ingediend. Twee van deze zienswijzen zijn buiten de indieningstermijn zijn ingediend (deze zijn buiten behandeling gelaten).
De overige zienswijzen zijn grotendeels gelijkluidend en hebben betrekking op de maximale bouwhoogte in veld 2b. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. In het zienswijzenrapport (bijlage bij het raadsvoorstel) is een samenvatting van de zienswijzen opgenomen en de beantwoording van de gemeente.
van het bestemmingsplan
Schuytgraaf veegplan 2017, herziening velden 2a, 2b en 24
(plannummer: NL.IMRO.0202.941-201
De regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017 van de gemeente Arnhem,
zoals dat is vastgesteld bij het besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, met
IMRO-nummer NL.IMRO.0202.919-0301 blijven gelden met dien verstande dat de tekst van:
zoals in de artikelen van Hoofdstuk 1 en 2 van deze regels is opgenomen.
Het bestemmingsplan Schuytgraaf veegplan 2017, herziening velden 2a, 2b en 24 met identificatienummer NL.IMRO.0202.941-201 van de gemeente Arnhem.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen waarvan de hoofdmassa aan elkaar gebouwd / verbonden is;
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. In het kader van dit bestemmingsplan worden onderscheiden:
een woning op of bij een agrarisch bedrijf behorende grond en uitsluitend dienend voor de huisvesting van een huishouden waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de agrarische bedrijfsvoering, noodzakelijk is;
Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
Overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.
Een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.
De grens van een bestemmingsvlak.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
Een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De grens van een bouwvlak.
Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Een grens van een bouwperceel.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de netto hoogte kleiner is dan 1,5 meter, niet worden meegerekend.
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;
zoals bijvoorbeeld een atelier, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, evenementterrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, speeltuin en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, dierentuinen en attractieparken]
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf en internetverkoop wordt hieronder niet begrepen.
Een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, kapsalon, kopieerservicebedrijf, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen.
Overdekte en eventueel uitgegraven ruimte langs een speelveld die dienst doet als beschutting voor coach, trainer, reservespelers en hun kleding en materialen;
Velling welke uitsluitend is bedoeld als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bo(o)m(en), bos of houtopstand.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat.
Een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een weg of elkaar kruisende wegen;
Een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.
Een horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.
horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.
horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt.
Een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
beeldende kunst waarbij kunstzinnig bedoelde ingrepen in het landschap zijn aangebracht;
Personen met een zodanige fysieke en geestelijke gesteldheid dat zij niet zelfstandig gevaar kunnen duiden dan wel dat zij niet in staat zijn om zelfstandig voldoende snel te kunnen vluchten;
Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen
Bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
Georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
Een naar het openbaar water gerichte, bij een bouwperceel behorende, zone, gekenmerkt door rietbegroeiing;
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Elementen in het openbaar gebied, welke kinderen aanleiding bieden om een spel te spelen of te verblijven, zonder dat er direct een speeltoestel is geplaatst. De speelaanleidingen dienen te voldoen aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen;
Een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
Een netwerk van paden ten behoeve van extensieve recreatie waaraan speelaanleidingen kunnen liggen;
Vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
Het beleid neergelegd in de nota 'van Rood naar Groen' (vastgesteld 26 juni 2000).
Het onder een helling aflopende gedeelte (talud) van het bouwperceel, met een minimale diepte van 3 meter, gelegen tussen en direct grenzend aan het horizontale deel van het perceel en de lager gelegen rietzone;
Detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstraling, zoals de verkoop van tuininrichtingsartikelen, meubelen, keukens, sanitair, (elektrische) fietsen, bromfietsen en scooters.
Werken of werkzaamheden die geen wezenlijke verandering van de terreingesteldheid of van een inrichting tot gevolg hebben.
Een ruimte waarin een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf wordt uitgeoefend dat niet gekoppeld hoeft te zijn aan een woning;
Een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.
Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen mede geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.
Zie artikel 3 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 4 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 5 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 6 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 8 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 8 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 9 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 10 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 11 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
De voor Groen - Landschap en park (artikel 14) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor:
Zie artikel 12, lid 12.3 van bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017
Zie artikel 12, lid 12.4 van bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017
Zie artikel 12 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 13 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 14 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 15 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 16 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 17 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 18 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 20, lid 20.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017
Zie artikel 21 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 22, lid 22.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 22, sublid 22.2.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 22, sublid 22.2.2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 22, sublid 22.2.3 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
In aanvulling op het bepaalde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 2a' en 'overige zone: veld 2b' de volgende regels:
Zie artikel 22, sublid 22.2.11 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017
In aanvulling op het gesteld in sublid 22.2.1 gelden ter plaatste van de aanduiding 'overige zone: veld 24' de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
b. t/m i.
Zie artikel 22, lid 22.3, onderdelen b. tot en met i. van het bestemmingsplan Schuytgraaf,
veegplan 2017
a. t/m d.
Zie artikel 22, lid 22.4, onderdelen a. tot en met d. van het bestemmingsplan Schuytgraaf,
veegplan 2017.
e.Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is:
f. Zie artikel 22, lid 22.4, onderdeel f. van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.
Zie artikel 22, lid 22.5 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017
Zie artikel 22, lid 22.6 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017
Zie artikel 22 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 24, lid 1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.
Zie artikel 24, lid 2, onder a. van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.
Burgemeester en wethouders werken de in lid 23.124.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
1. 2., 4. en 5.,
Zie artikel 24, lid 24.2, onder b. onderdelen 1. en 2., 4. en 5. van het bestemmingsplan
Schuytgraaf, veegplan 2017.
3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 3':
6. de totale bruto vloeroppervlakte voor maatschappelijke voorzieningen, waaronder
scholen, bedraagt maximaal 25.000 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ''overige zone: veld 23', 'overige
zone: veld 26' en 'overige zone veld 27' maatschappelijke functies zijn uitgesloten.
Zie artikel 24, lid 24.2, onder c. van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.
Zie artikel 24 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 25 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 26 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 27 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 28 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 29 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 30 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 31 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 32 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Zie artikel 37 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 38 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 39, sublid 39.3.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone: veld 1' tot en met 'overige zone: veld 27', waaronder begrepen de aanduidingen 'overige zone: veld 2a en 'overige zone: veld 2b, zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de plaatsbepaling van de ligging van deze gronden, ten behoeve de regels van dit plan.
Zie artikel 39, sublid 39.5.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Zie artikel 40 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 43.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 43.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in lid 43.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 43.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 43.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in lid 43.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.