direct naar inhoud van 4.2 Waterhuishouding en geohydrologie
Plan: Stationspark Oldenzaal Centraal - deelgebied Stationsplein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP06001-va01

4.2 Waterhuishouding en geohydrologie

Algemeen
Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de bodemopbouw is een geohydrologisch onderzoek 11 uitgevoerd in het gehele gebied Oldenzaal Centraal. Het plangebied 'Stationsplein', valt grotendeels binnen dit onderzoek. Aangezien het hier een globaal onderzoek betreft zullen de uitkomsten van dit onderzoek van toepassing zijn op het gehele plangebied 'Stationsplein'.

In totaal zijn 10 boringen met een gemiddelde diepte van 7 meter beneden maaiveld uitgevoerd. Ter plaatse van zeven boringen zijn peilbuizen geplaatst. Tijdens het boren is de textuur van de uitkomende grondlagen beschreven. Op basis van hydromorfe kenmerken van de bodem is de Gemiddeld Laagste (GLG) en Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) vastgesteld. Daarnaast is tijdens het veldwerk de doorlatendheid van de verschillende aangetroffen grondlagen geschat.

Regionale opbouw bodem
De regionale ondergrond bestaat over het algemeen uit enkele meters (oplopend tot 10-tallen meters naar het westen toe) redelijk tot goed doorlatend zand met daaronder slecht doorlatende klei- en leemlagen. Op basis van informatie blijkt dat ten zuiden van Oldenzaal de slecht doorlatende laag ontbreekt. Dichter tegen de stuwwal wordt de bovenste zandlaag dunner of is zelfs afwezig.

Lokale bodemopbouw
Op basis van de resultaten van boringen kan de bodem tot 7 meter beneden maaiveld globaal worden omschreven als:

  • De bovenste laag is 1 m tot 3 m dik en bestaat uit matig/zwak humeus, matig siltig, matig tot zeer fijn zand. Bij een aantal boringen wordt door de aanwezigheid van een leemlaag de bovenste zandlaag verdeeld in twee delen. Bij drie boringen is de bovenste zandlaag ca. 2,5 m à 3 m. Deze laag wordt beschouwd als het freatische watervoerend pakket.
  • Onder dit afdekkende pakket begint bij alle boringen een leemlaag. Deze leemlaag heeft een geringe doorlatendheid. De leemlaag is niet doorboord, de dikte is in dit onderzoek dus niet vastgesteld. Op basis van informatie uit de TNO grondwaterkaart van Nederland en het digitale informatiesysteem REGIS kan worden aangenomen dat deze leemlaag enkele 10-tallen meters dik zal zijn.
  • Door de eventueel verdiepte ligging van het spoor zal het huidige grondwatersysteem worden doorsneden en de afvoermogelijkheid van grondwater worden afgesneden. De verdiepte ligging is echter nog niet aan de orde in onderliggende planontwikkeling.
  • Beïnvloeding van grondwatersysteem door ontwikkeling van het plangebied is gering doordat Stationsplein in een omhulsel van leem ligt, knelpunten zijn wel toevoer en afvoer van kwelwater en onvoldoende infiltratiemogelijkheden hemelwater (waterberging (ondergronds of in vijvers) vraagt aandacht).
  • Indien de beoogde terrassen aan de stuwwal worden geplakt zal het natuurlijke grondwatersysteem in principe niet worden aangetast en worden geen grote waterhuishoudkundige problemen verwacht, knelpunten kunnen ontstaan bij realisatie van ondergrondse parkeergarages en rekening dient te worden gehouden met eigenschappen grond.
  • Grondwater heeft van nature goede kwaliteit, kwaliteit van de Stakenbeek moet na saneren van de riooloverstorten in Oldenzaal Centraal ook kunnen verbeteren.
  • Water dat onttrokken wordt is vergunningplichtig, zoals het volgende water: water dat stroomt vanuit de zuid-zuidwesthoek uit de watervoerende laag richting het verdiept liggende Stationspark en eventueel kwelwater van onderaf als gevolg van verdiepte station.
  • Grondwater dat middels een waterhuishoudkundige voorziening aan de noordzijde van het spoor afgevoerd wordt naar de Stakenbeek geldt als afwatering en is daardoor niet vergunningsplichtig. Eventueel kwelwater van onderaf is wel vergunningsplichtig.
  • Ingrepen die een barrière vormen voor het grondwater, doordat ze tot in de leemlaag in de grond worden gebracht (funderingen, constructies etc.) of de ondergrond zodanig samendrukken dat de doorlatendheid verminderd wordt kunnen leiden tot opstuwing van grondwater en overlast.
  • Door de uitvoering van het plan mag de huidige bergingscapaciteit van ca. 10 mm (stelsel, randvoorziening en pompen) niet verminderen. In het Gemeentelijk Rioleringsplan is specifiek voor het plangebied Oldenzaal Centraal een bergingseis van 40mm opgenomen.
  • Binnen het plangebied dienen vuile en schone waterstromen gescheiden te blijven. Er zal een (ondergrondse) gescheiden riolering worden aangelegd. De nieuwe woningen lozen het regenwater bovengronds. Op deze manier worden foutieve rioolaansluitingen voorkomen en wordt de bewustwording van de bewoners ten aanzien van het afvoeren van regenwater bevorderd. Het regenwater wordt afgevoerd naar een centrale berging. Deze is niet gelegen in het plan gebied zelf maar zal aan de Spoorstraat/Enschedesestraat worden gerealiseerd. Hierbij wordt aandacht geschonken aan de kwaliteit van het regenwater alvorens het regenwater wordt afgevoerd naar de Stakenbeek. In de tijdelijke situatie zal het regenwater worden aangesloten op het gemengde rioolstelsel. Voor de nieuwe bebouwing aan de Prins Bernhardstraat (tegenover het ziekenhuis) en het deel van het ziekenhuis is de rioleringssituatie nog niet verder uitgewerkt. Hiervoor gelden dezelfde uitgangspunten.
  • Beheer dient vanaf de planvorming te participeren om in de gebruiksfase overlast te voorkomen.

Ten behoeve van de watertoets heeft overleg plaatsgevonden met het Waterschap Regge en Dinkel.

Het hiervoor genoemde onderzoek is in 2010 geactualiseerd12. De belangrijkste conclusies zijn hieronder weergeven:

  • Ter plaatse van het busstation is een kleilaag aanwezig. In de uitgevoerde boringen varieerde de onderzijde tussen de 23,6 en 21,2 m + NAP.
  • De kleilaag is aan de bovenzijde zandig ontwikkeld en kan op grotere diepte zandlenzen bevatten.
  • Naar de diepte toe is de kleilaag zeer vast. De waterremmende eigenschappen van de kleilaag worden voldoende ingeschat (schatting van de weerstand na ontgraving op circa 12.400 dagen), dat tijdens de uitvoering en in de permanente situatie gebruikt gemaakt kan worden van een polderconstructie. Het kwelwater kan opgevangen worden door een open bemaling tijdens de bouwfase en drainage in de permanente situatie. Een folieconstructie zal waarschijnlijk niet nodig zijn. De exacte hoeveelheden kwelwater en het gevaar voor opbarsten van de bouwputbodem dienen nog nader bepaald te worden. Hiertoe dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de variatie van de stijghoogte in het onderliggende watervoerend pakket. Voorgesteld is daarom om de peilbuis in boring B2 nog een tijd te monitoren.
  • De freatische grondwaterstanden kunnen tenminste tot 0,3 meter beneden maaiveld komen. De bouwput zal het freatische pakket geheel afsluiten, hetgeen zal leiden tot opstuwing van grondwater in dit pakket.