17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Natuur en bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. natuur;
b. bestaande bossen en bosbouw;
c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden;
d. de bescherming van de gebieden Dinkelland en Landgoederen Oldenzaal (Natura 2000), respectievelijk ter plaatse van de aanduidingen 'speciale beschermingszone 1' en 'speciale beschermingszone 2' en het voorkomen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van deze gebieden;
e. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages, worden nagestreefd;
f. een privé begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
g. een arboretum, met inbegrip van een informatiecentrum, horecadoeleinden en een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van natuur - arboretum’;
h. een boerderijappartement, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – boerderijappartement’;
i. verblijfsrecreatie, ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’;
j. geluidwal, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’;
k. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
l. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
m. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardrijbak';
n. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden en landkruizen; de kenmerken hiervan zijn beschreven in de inventarisatie van karakteristieke erven en panden in de gemeente Losser die als bijlage 1 bij de regels is opgenomen;
met daaraan ondergeschikt:
o. extensieve dagrecreatie;
p. bijenkasten;
met daarbij behorende:
q. gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud van bos- en natuurgebieden;
r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
s. voet- en fietspaden, alsmede overige infrastructurele voorzieningen;
s. nutsvoorzieningen;
t. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
u. sloten, beken, poelen en daarmee gelijk te stellen water.
De landkruizen zijn aangeduid met de ‘specifieke bouwaanduiding – landkruis. De karakteristieke panden zijn aangeduid met de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’. Voor de rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte aan gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, dan wel niet meer dan het maximum bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ’maximum bebouwingspercentage (%)’;
b. gebouwen en overkappingen in het arboretum mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gebouwen toegestaan’;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gebouwen toegestaan’ is maximaal één inpandige bedrijfswoning toegestaan;
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
Max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³ |
|
|
|
|
|
17.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte van een bijenstal bedraagt niet meer dan 10 m2, terwijl de hoogte ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel;
c. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten, niet zijnde mest (maximaal zes maanden per jaar);
d. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
e. het aanleggen van drainage.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het af- en/of vergraven van gronden;
2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas voor zover niet geregeld in de Boswet en de krachtens deze wet gestelde voorschriften, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, voor zover niet geregeld in de Boswet en de krachtens deze wet gestelde voorschriften;
4. het graven, baggeren en/of verdiepen en verbreden van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
5. het dempen van beken, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
7. het aanleggen van fiets- en voetpaden;
8. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie;
9. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De in lid 17.4, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significant negatieve aantasting plaatsvindt van de Natura 2000-gebieden Dinkelland en Landgoederen Oldenzaal.
d. Voor de in lid 17.4, sub a, onder 1 tot en met 5 genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van natuurbeheer.
e. Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.