5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan en met dien verstande dat een kwekerij, voor zover het de hoofdactiviteit van het agrarisch bedrijf betreft, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kwekerij’;
b. een agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
c. een agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loon-bedrijf';
d. verwerking van eigen geproduceerde producten, ter plaatse van de aanduiding 'ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten';
e. een houtwal, ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’;
f. een kampeerboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij';
g. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
h. een manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege';
i. houtproductie en -verwerking, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bosbouw';
j. een kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – kinderopvang’;
k. een metaalbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf';
l. een bloemenwinkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bloemenhandel';
m. een handel in dakpannen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - pannenhandel';
n. een zaadhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - zaadhandel;
o. een huifkarverhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - huifkarverhuur';
p. een natuurkampeerterrein voor kleinschalig kamperen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein';
q. vakantieappartementen, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
r. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met mantelzorg of een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorend(e):
s. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
t. bedrijfswoningen;
u. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
v. torensilo's, platen en bassins;
w. mestverwerkingsinstallaties;
x. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
y. nutsvoorzieningen;
z. tuinen, erven en terreinen;
aa. water;
bb. waterhuishoudkundige voorzieningen;
cc. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
Mestverwerking in de vorm van agrarische biomassavergisting (co-vergisting) is toegestaan, met dien verstande dat:
- het bedrijf alleen eigen geproduceerde mest verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt; de co-vergiste mest mag alleen op het bedrijf behorende gronden worden gebruikt;
- de doorzet minder dan 100 ton per dag bedraagt;
- de totale biogasopslagcapaciteit niet groter is dan 2.000 m³.
In de bestemming is de aanleg van één paardrijbak per bestemmingsvlak voor hobbymatig gebruik begrepen, met een oppervlakte van ten hoogste 1.200 m².
In de bestemming is het stallen van caravans, campers en boten in bestaande bedrijfsbebouwing begrepen.
De mariakapellen zijn aangeduid met de ‘specifieke bouwaanduiding – mariakapel’. De karakteristieke panden zijn, afhankelijk van hun beschermde status, aangeduid met de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ of ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na afwijking van de gebruiksregels aan het agrarisch bedrrijf zijn toegevoegd;
b. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd dan wel binnen het bouwvlak, daar waar een bouwvlak in het plan is aangegeven;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ mag de oppervlakte niet meer mag bedragen dan ter plaatse aangegeven;
d. bij het bouwen van nieuwe gebouwen en overkappingen met een inhoud van meer dan:
- 500 m3 dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrichtingsplan;
- 2.000 m³ dient het bouwplan vergezeld te gaan van een landschappelijk inpassingsplanten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande bebouwing;
e. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is ten hoogste één agrarisch bedrijf toegestaan; ook ten aanzien van de in het plan opgenomen functieaanduidingen en de maatvoering ter plaatse van de aanduiding 'relatie' geldt dat deze betrekking hebben op één agrarisch bedrijf;
f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kwekerij’ is een oppervlakte van maximaal 4.000 m2 aan kassen toegestaan, dan wel de bestaande oppervlakte indien die meer is;
g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
h. de maximum oppervlakte aan gebouwen en overkappingen ten behoeve van de intensieve veehouderij mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)';
i. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na afwijking van de gebruiksregels aan het agrarisch bedrijf zijn toegevoegd;
j. er mogen geen kassen worden gebouwd;
k. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’;
l. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is, tenzij het bouwperceel grenst aan de bestemming ‘Agrarisch – 1’ of ‘Agrarisch – 2’;
m. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
12 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
12 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³* |
- |
min. 0,5 max.6 |
25 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m²** |
4,5 |
- |
60 |
- |
(Toren)silo |
85 m³ |
- |
- |
- |
- |
12 |
Mestverwerkingsinstallatie |
|
|
|
|
|
10 |
Kamperboerderij |
bestaand |
|
bestaand |
|
|
bestaand |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
**de oppervlakte van karakteristieke bijgebouwen telt niet mee bij het berekenen van de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen.
n. de toegang van buitenaf voor een kelder mag maximaal 1/3 van de gevelbreedte bedragen;
o. ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van sanitaire voorzieningen, waarbij de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50 m2 bedraagt, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt. De goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m en de dakhelling bedraagt ten minste 18º. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 3,5 m;
p. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’, dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m en de hoogte van omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m bedraagt.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 5.2.1, sub k:
en worden toegestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:
1. de noodzaak voor de bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten is aangetoond bij een bedrijfsomvang groter dan 120 nge's en de beide arbeidskrachten fulltime werkzaam zijn in het bedrijf;
2. het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting (voldoende toekomstperspectief);
3. de situering van de tweede bedrijfswoning een duidelijke relatie heeft met het agrarisch bedrijf, waarbij geldt dat ten behoeve van de tweede bedrijfswoning maximaal 100 m² aan bijgebouwen mag worden opgericht;
4. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
b. lid 5.2.1, sub m:
en worden toegestaan dat de inhoud van de bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 1.000 m³, mits:
1. deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de vergroting noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er een bedrijfsomvang aanwezig is van minimaal 120 nge in verband met de duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
3. er niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
4. tevens de afwijkingsmogelijkheid in lid 5.5, onder c wordt toegepast;
c. lid 5.2.1, sub m:
en worden toegestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 8 m;
d. lid 5.2.1, sub m:
en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, overkappingen, en mestverwerkingsinstallaties wordt verhoogd tot ten hoogste 12 m, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
e. lid 5.2.1, sub m:
en worden toegestaan dat de bouwhoogte van torensilo’s wordt verhoogd tot 15 m, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
f. lid 5.2.1, sub m:
en worden toegestaan dat, in geval van gehele sloop van het woongedeelte inclusief de deel met een bestaande inhoud van meer dan 2.000 m³, een nieuw woongedeelte wordt gebouwd met een inhoud van ten hoogste 2.000 m³ mits:
1. het nieuwe woongedeelte wordt gebouwd overeenkomstig de voormalige karakteristieke hoofdvorm;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor mestverwerking anders dan de in lid 5.1 toegelaten mestverwerking;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten, anders dan de in lid 5.1 toegelaten nevenactiviteiten;
c. het opslaan van agrarische producten binnen het bouwperceel voor zover het gronden betreft die zijn gelegen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouw of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
d. het opslaan van zand, steen en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, voor een periode langer dan zes maanden per jaar;
e. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
f. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
i. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
j. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 5.4, sub a:
en worden toegestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met die vorm van agrarische biomassavergisting (co-vergisting) waarbij het bedrijf:
- eigen geproduceerde mest verwerkt en de co-vergiste mest gebruikt op de gronden die tot het bedrijf behoren of afvoert naar derden; of
- aangevoerde mest verwerkt en de co-vergiste mest gebruikt op de tot het bedrijf behorende gronden, mits:
1. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
3. er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
4. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. lid 5.4, sub b:
en worden toegestaan dat een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een nevenactiviteit, met dien verstande dat alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit worden ondergebracht binnen de bestaande bebouwing en er geen sprake is van buitenopslag van (afval)materialen en goederen, behorende bij deze nevenactiviteit;
c. lid 5.4, sub f:
en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor twee huishoudens ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot (tenzij tevens de afwijkingsmogelijkheid in lid 5.3, sub c is toegepast) en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. lid 5.4, sub h:
en worden toegestaan dat een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen op een agrarisch bouwperceel wordt aangelegd, met dien verstande dat:
- kleinschalig kamperen alleen is toegestaan bij een functionerend of een voormalig agrarisch bedrijf;
- er maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan, gedurende het kampeerseizoen van 15 maart tot en met 31 oktober;
- kleinschalig kamperen niet is toegestaan in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan, afgestemd op de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, wordt opgesteld;
e. lid 5.4, sub j:
en worden toegestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke bewoning door een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, teamzorg;
3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas in de vorm van eenrijige beplanting of houtwallen op het perceel Beverborgsweg 9 te Losser.
b. Het in lid 5.6, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik (ten behoeve van natuurbeheer) betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De in lid 5.6, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden.
d. Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Niet-agrarische bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beëindiging van het agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’ of ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’, mits:
a. het gaat om kleinschalige bedrijvigheid in de milieucategorie 1 of 2;
b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 7 respectievelijk 21 van overeenkomstige toepassing zijn;
c. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
d. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
e is aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de landschappelijke waarde en de milieukwaliteit;
f. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.8.2 Kwekerij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de hoofdactiviteit van een agrarisch bedrijf wordt gewijzigd naar een kwekerij, mits:
a. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
b. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Na wijziging krijgt de kwekerij de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kwekerij’.
5.8.3 Rood-voor-rood regeling
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beëindiging van het agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ of ‘Wonen - Voormalig boerderij’, waarbij één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 31 of artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in geval van reeds gestopte dan wel stoppende agrarische bedrijven en uitgaande van voor 1 januari 2004 legaal opgerichte bebouwing en voor zover de gronden niet zijn gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied op grond van de Reconstructiewet;
c. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
d. voor de bouw van meerdere extra woningen, of één woning met een inhoud van 1.500 m³, een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid;
e. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning of karakteristieke agrarische bebouwing en gebouwen die worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
f. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
g. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsnotities voor bewoning en verbouw van voormalige inpandige bedrijfsgedeelten;
h. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
i. per locatie slechts eenmaal toepassing wordt gegeven aan deze wijzigingsmogelijkheid.
5.8.4 Woonfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beëindiging van het agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen‘ of ‘Wonen - Voormalig boerderij‘, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 31 of artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
c. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
d. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
e. is aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de landschappelijke waarde en de milieukwaliteit;
f. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.8.5 Landhuizen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na het beëindiging van het agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Landhuis‘, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in samenloop met de in artikel 3.8.4 of 4.8.4 vermelde wijzigingsbevoegdheid, in geval van reeds gestopte dan wel stoppende agrarische bedrijven en voor zover de gronden niet zijn gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied op grond van de Reconstructiewet;
c. sprake is van de bouw van één landhuis met een inhoud van minimaal 1.000 m3 en maximaal 2.000 m3;
d. ten minste 1,5 ha van een aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden;
e. bestaande niet functionele bebouwing wordt gesloopt, minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen, met uitzondering van karakteristieke agrarische bebouwing en gebouwen die worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
f. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat mede blijkt uit een inrichtingsplan;
g. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsnotities voor bewoning en verbouw van voormalige inpandige bedrijfsgedeelten;
h. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen.