Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

BIJLAGEN BIJ REGELS

 

Staat van bedrijven

-

nummer

 

geur

stof

geluid

gevaar

grootste

afstand

categorie

15

-

VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN

  

  

  

  

  

  

1581

0

Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:

  

  

  

  

  

  

1581

1

- v.c. < 2500 kg meel/week

30

10

30

10

30

2

1592

0

Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:

  

  

  

  

  

  

1593 t/m 1595

  

Vervaardiging van wijn, cider e.d.

10

0

30

0

30

2

18

-

VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT

  

  

  

  

  

  

182

  

Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)

10

10

30

10

30

2

20

-

HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.

  

  

  

  

  

  

2010.2

0

Houtconserveringsbedrijven:

  

  

  

  

  

  

205

  

Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken

10

10

30

0

30

2

22

-

UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA

  

  

  

  

  

  

221

  

Uitgeverijen (kantoren)

0

0

10

0

10

1

2222.6

  

Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen

10

0

30

0

30

2

2223

A

Grafische afwerking

0

0

10

0

10

1

2223

B

Binderijen

30

0

30

0

30

2

2224

  

Grafische reproduktie en zetten

30

0

10

10

30

2

2225

  

Overige grafische aktiviteiten

30

0

30

10

30

2

223

  

Reproduktiebedrijven opgenomen media

0

0

10

0

10

1

24

-

VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN

  

  

  

  

  

  

2442

0

Farmaceutische produktenfabrieken:

  

  

  

  

  

  

2442

2

- verbandmiddelenfabrieken

10

10

30

10

30

2

26

-

VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN

  

  

  

  

  

  

262, 263

0

Aardewerkfabrieken:

  

  

  

  

  

  

262, 263

1

- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW

10

10

30

10

30

2

30

-

VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS

  

  

  

  

  

  

30

A

Kantoormachines- en computerfabrieken

30

10

30

10

30

2

31

-

VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.

 

 

 

 

 

 

316

 

Elektrotechnische industrie n.e.g.

30

10

30

10

30

2

33

-

VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN

  

  

  

  

  

  

33

A

Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.

30

0

30

0

30

2

36

-

VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.

  

  

  

  

  

  

361

2

Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2

0

10

10

0

10

1

362

  

Fabricage van munten, sieraden e.d.

30

10

10

10

30

2

363

  

Muziekinstrumentenfabrieken

30

10

30

10

30

2

45

-

BOUWNIJVERHEID

  

  

  

  

  

  

45

3

- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m2

0

10

30

10

30

2

50

-

HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS

  

  

  

  

  

  

501, 502, 504

  

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven

10

0

30

10

30

2

5020.4

B

Autobeklederijen

0

0

10

10

10

1

5020.5

  

Autowasserijen

10

0

30

0

30

2

503, 504

  

Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires

0

0

30

10

30

2

505

0

Benzineservisestations:

  

  

  

  

  

  

505

3

- zonder LPG

30

0

30

10

30

2

51

-

GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING

  

  

  

  

  

  

511

  

Handelsbemiddeling (kantoren)

0

0

10

0

10

1

5122

  

Grth in bloemen en planten

10

10

30

0

30

2

5134

  

Grth in dranken

0

0

30

0

30

2

5135

  

Grth in tabaksprodukten

10

0

30

0

30

2

5136

 

Grth in suiker, chocolade en suikerwerk

10

10

30

0

30

2

5137

  

Grth in koffie, thee, cacao en specerijen

30

10

30

0

30

2

5138, 5139

  

Grth in overige voedings- en genotmiddelen

10

10

30

10

30

2

514

  

Grth in overige consumentenartikelen

10

10

30

10

30

2

5156

  

Grth in overige intermediaire goederen

10

10

30

10

30

2

5162

0

Grth in machines en apparaten:

  

  

  

  

  

  

517

  

Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.

0

0

30

0

30

2

52

-

REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN

  

  

  

  

  

  

527

  

Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)

0

0

10

10

10

1

60

-

VERVOER OVER LAND

  

  

  

  

  

  

6022

  

Taxibedrijven

0

0

30

0

30

2

64

-

POST EN TELECOMMUNICATIE

  

  

  

  

  

  

641

  

Post- en koeriersdiensten

0

0

30

0

30

2

642

A

Telecommunicatiebedrijven

0

0

10

0

10

1

71

-

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN

  

  

  

  

  

  

711

  

Personenautoverhuurbedrijven

10

0

30

10

30

2

714

  

Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.

10

10

30

10

30

2

72

-

COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE

  

  

  

  

  

  

72

A

Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.

0

0

10

0

10

1

73

-

SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK

  

  

  

  

  

  

731

  

Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

30

10

30

30

30

2

732

  

Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek

0

0

10

0

10

1

74

-

OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING

  

  

  

  

  

  

74

A

Overige zakelijke dienstverlening: kantoren

0

0

10

0

10

1

7481.3

  

Foto- en filmontwikkelcentrales

10

0

30

10

30

2

7484.4

  

Veilingen voor huisraad, kunst e.d.

0

0

10

0

10

1

90

-

MILIEUDIENSTVERLENING

  

  

  

  

  

  

9002.2

A0

Afvalverwerkingsbedrijven:

  

  

  

  

  

  

9002.2

A7

- verwerking fotochemisch en galvano-afval

10

10

30

30

30

2

93

-

OVERIGE DIENSTVERLENING

  

  

  

  

  

  

9301.2

  

Chemische wasserijen en ververijen

30

0

30

30

30

2

9301.3

A

Wasverzendinrichtingen

0

0

30

0

30

2

 

 

 

 

 

 

 

Mantelzorgbeleid

 

Hellendoorn

 

Aan de raad

 

Samenvatting:

De fractie van de PvdA/Groen Links heeft gevraagd te onderzoeken of we met een regeling

kunnen gedogen dat ouderen tijdelijk mogen wonen in bijvoorbeeld een verbouwde garage of

recreatiewoning, zodat hun kinderen hen hulp kunnen bieden, waardoor zelfstandig wonen langer

mogelijk blijft. Een dergelijke regeling sluit aan bij de filosofie van de Wet maatschappelijke

ondersteuning. Hoe hieraan planologisch kan worden meegewerkt en onder welke voorwaarden

is uitgewerkt in de nota Mantelzorg. Samengevat betekent dit dat er tijdelijk een zelfstandige

woonruimte mag ontstaan, mits er een indicatie is afgegeven voor mantelzorg. Voorgesteld

wordt de nota Mantelzorg vast te stellen en hiermee tijdelijke bewoning voor mantelzorg mogelijk

te kunnen maken.

 

Aanleiding:

De fractie van PvdA/GroenLinks heeft in een brief gevraagd te onderzoeken wat de

mogelijkheden zijn voor een gedoogregeling voor tijdelijke bewoning in het kader van mantelzorg.

Ze verwijst daarbij naar het Boekelse beleid "tijdelijke bewoning door ouderen", waarbij ouderen

tijdelijk kunnen wonen in bijvoorbeeld een verbouwde garage of recreatiewoning behorende bij de

woning van de kinderen, in het kader van mantelzorg.

De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) gaat uit van het standpunt dat mensen zo lang

mogelijk zelfstandig in hun eigen huis/omgeving blijven wonen, daar de zorg te bieden en de

leefomgeving daarop aan te passen. Door de invoering van de WMO zal naar verwachting vaker

worden gevraagd of het mogelijk is extra woonruimte te creëren in het kader van de mantelzorg.

De gemeente Boekel en ook andere Brabantse gemeenten hebben beleid opgesteld om onder

voorwaarden, extra woonruimte te realiseren in het kader van mantelzorg. De provincie Noord

Brabant heeft een regeling daarvoor opgesteld en diverse gemeenten hebben ondertussen hun

bestemmingsplannen daarop herzien.

De gemeente Boekei, en ook de gemeente Cuijk, werken niet met een persoonlijke

gedoogbeschikking, maar regelen de tijdelijke bewoning via een vrijstellingsprocedure op basis

van het bestemmingsplan.

 

Doelstelling:

Planologisch mogelijkheden creëren in relatie tot mantelzorg.

 

Oplossing:

In de bijgevoegde nota mantelzorg zijn de huidige planologische mogelijkheden uiteen gezet voor

mensen die extra woonruimte willen creëren in het kader van mantelzorg. Daarbij is de

beperkende factor dat er geen zelfstandige woning mag ontstaan in de bijgebouwen

(aangebouwd noch vrijstaand).

De beperking met betrekking tot de zelfstandige woonruimte kan problemen met zich

meebrengen, omdat redelijkerwijs mag worden verwacht dat men een zelfstandige woonruimte

wil hebben, vanwege de privacy van betrokkenen. Wij stellen voor, wanneer er sprake is van

mantelzorg, via het verlenen van vrijstelling toch een woonruimte toe te staan in een vrijstaand

bijgebouw of recreatiewoning. Er wordt dan gesproken over een zogenaamde afhankelijke

woonruimte, die wel alle voorzieningen zoals in een reguliere woning kan herbergen.

raadsvoorstel nota mantelzorg.doc

 

Voordelen

het past in de WMO-gedachte om mensen zolang mogelijk thuis in hun eigen

leefomgeving te laten wonen;

• het is een praktische oplossing en relatief snel uitvoerbaar;

• het voorziet tijdelijk in een antwoord op de woonwensen voor mantelzorg;

• het voldoet aan de woonwensen (o.a. privacy).

Nadelen

• de kans op het ontstaan van een extra woning;

• de noodzaak van een strikt en nauwkeurig handhavingsbeleid;

De provincie Overijssel is bezig met de voorbereiding (inventarisatie) voor beleid over mantelzorg

in relatie tot ruimtelijke ordening.

In de nota wordt de ruimtelijke afweging gemaakt om extra planologische mogelijkheden te

scheppen voor tijdelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg.

Mantelzorg wordt omschreven als "het bieden van zorg aan ieder die hulpbehoevend is op het

fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband".

Of er sprake is van mantelzorg wordt beoordeeld door de medewerkers van het zorgloket en de

beleidsmedewerkers van het team Onderwijs, Cultuur, Welzijn en Zorg. Zij geven, al dan niet na

een advies van een ergotherapeut, een indicatie af.

De extra planologische mogelijkheden betekent dat er wel tijdelijk een zelfstandige woonruimte

mag ontstaan, mits er een indicatie is afgegeven voor mantelzorg. De extra woonruimte wordt

gecreëerd binnen de maxima die staan voor de inhoud van een woning en de oppervlakte voor

bijgebouwen. Uiteraard moet worden voldaan aan de randvoorwaarden die worden gesteld.

Tevens is het mogelijk om een bestaande en bestemde recreatiewoning (niet op een

recreatiepark) te gebruiken als tijdelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg.

Op het moment dat er geen sprake meer is van mantelzorg, omdat de betreffende persoon is

verhuisd of overleden, dient de situatie in overeenstemming met het bestemmingsplan te worden

gebracht.

 

Bouwen vooruitlopend op behoefte

Binnen het voorgestelde beleid is het niet mogelijk om vooruitlopend op de zorgbehoefte reeds

een extra woonruimte te realiseren. Voorkomen moet worden dat er dergelijke gaat ontstaan

terwijl er geen sprake is van zorgbehoefte. Voorkomen moet worden dat de tijdelijke woning een

permanente woning wordt, omdat de woning overgaat naar een volgende generatie die zich

inmiddels in de zorgende leeftijdsfase bevindt.

Verder is het planologisch niet mogelijk om een leeftijdsgrens aan te geven. Leeftijd is namelijk

geen ruimtelijk relevant criterium. Er is geen ruimtelijke afweging te maken op basis waarvan het

vooruitlopen op de eventuele toekomstige situatie wordt toegestaan.

Hierdoor ontstaat een niet handhaafbare situatie.

Mensen die willen vooruitlopen op de toekomstige situatie, dienen hun plannen te realiseren

binnen de huidige planologische mogelijkheden, zoals deze in het begin van de nota zijn

aangegeven. Dat betekent voor de meeste woningen een maximale inhoud van 750 m³ en 75 m2

en geen zelfstandige woonruimte in de bijgebouwen. Zoals aangegeven zijn daarbinnen wel

mogelijkheden om meer mensen te huisvesten.

 

Planologische procedure

Indien wordt voldaan aan alle randvoorwaarden, wordt de medewerking aan een zogenaamde

afhankelijke woonruimte gerealiseerd via een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, lid 1

WRO of waar mogelijk met artikel 19, lid 2 WRO. Bij de herziening van de bestemmingsplannen

(via een 'paraplubestemmingsplan') wordt dit beleid verwerkt in het bestemmingsplan en kan er

medewerking worden verleend op basis van een binnenplanse vrijstelling (artikel 15 WRO).

Tevens wordt er met de betrokkenen een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten om de

tijdelijkheid te garanderen.

De mogelijkheid voor de binnenplanse vrijstelling wordt verwerkt in een herziening van de

bestemmingsplannen. Totdat dit paraplubestemmingsplan van kracht is, kan medewerking

worden verleend via een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, lid 1 van de Wet op de

Ruimtelijke Ordening.

Als de raad de beleidsnota mantelzorg heeft vastgesteld, is het mogelijk via het vastgestelde

delegatiebesluit van 24 juni 2003 dat het college de procedure uitvoert.

 

Conclusie.

In deze beleidsnotitie zijn de mogelijkheden aangegeven voor mantelzorg binnen het huidige

planologische beleid. Oplossingen binnen dit beleid blijven bestaan.

Eveneens zijn de mogelijkheden aangegeven voor oplossingen in het kader van mantelzorg

waarbij een afhankelijk woonruimte ontstaan. Hieraan worden wel randvoorwaarden gesteld.

Een strikt handhavingsbeleid speelt daarbij nadrukkelijk een rol, om het beleid succesvol te laten

zijn en planologisch geen ongewenste situaties te laten ontstaan.

 

Effecten:

Het bieden van mogelijkheden voor het realiseren van tijdelijke woonruimte in het kader van

mantelzorg.

 

Planning:

beleidsnota vaststellen door de gemeenteraad;

de nota mantelzorg verwerken in een planherziening van de betreffende

bestemmingsplannen.

 

Voorstel:

Wij stellen u voor de nota Mantelzorg vast te stellen.

Burgemeester en Wethouders van Hellendoorn,

burgemeester,

 

Nijverdal, 27 februari 2007

 

De secretaris, De burgemeester,

[image] 

[image] 

 

 

 

 

 

Drs. J. van der Noordt ir. J.J. van Overbeeke

 

 

 

 

 

 

Advies commissie(s):

De commissie Grondgebied stemt ermee in dat dit voorstel wordt voorgelegd aan de raad.

 

Nr. 06.9923, 06.9922 Nijverdal, 24 april 2007

 

Aldus besloten,

 

 

De raad van Hellendoorn,

 

De griffier, de voorzitter,

[image] 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NOTA MANTELZORG

 

Aanleiding

Per brief d.d. 19 september 2006 heeft de fractie PvdA/Groen Links aandacht gevraagd voor de

situatie van de familie Roelofs en hebben zij het Boekels beleid "tijdelijke bewoning door ouderen"

onder de aandacht gebracht. Ouderen kunnen op grond van dit beleid tijdelijk wonen (door middel van

een persoonlijke gedoogbeschikking of anderszins) in bijvoorbeeld een verbouwde garage of een

recreatiewoning, behorende bij de woning van de kinderen, in het kader van mantelzorg. Tevens

hebben zij u verzocht om te onderzoeken wat de mogelijkheden voor een gedoogregeling voor

tijdelijke bewoning in het kader van mantelzorg zijn.

De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) gaat uit van het standpunt dat mensen zo lang

mogelijk in hun eigen huis/omgeving blijven wonen, daar de zorg te bieden en de leefomgeving

daarop aan te passen. Door de invoering van de WMO zal naar verwachting vaker worden gevraagd

of het mogelijk is extra woonruimte te creëren in het kader van de mantelzorg.

De gemeente Boekei en ook andere Brabantse gemeenten hebben beleid opgesteld om onder

voorwaarden, extra woonruimte te realiseren in het kader van mantelzorg. De provincie Noord

Brabant heeft een regeling daarvoor opgesteld en diverse gemeenten hebben ondertussen hun

bestemmingsplannen daarop herzien.

 

Oplossing:

Op verzoek van de raadsfractie worden de mogelijkheden voor de gemeente Hellendoorn bekeken.

Gebiedsafbakening

Voor de kernen geldt dat er binnen het geldende beleid (bestemmingsplan + beleidsnotitie artikel 19,

lid 3 WRO) genoeg mogelijkheden zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een slaapkamer in een

(vrijstaand) bijgebouw te realiseren en woningen kunnen eventueel worden uitgebreid, mits ze niet

alle mogelijkheden hebben benut. Het is (stedenbouwkundig) niet wenselijk dat er woonruimtes op

achterterreinen kunnen worden gerealiseerd op de veelal (relatief) smalle percelen. In de bebouwde

kom zijn de bijgebouwen vaak gesitueerd op de perceelsgrens. Indien deze worden gebruikt/verbouwd

tot tijdelijke woonruimte, tast dat de privacy van de buren aan. De schending van privacy speelt

binnen de bebouwde kom nadrukkelijker dan in het buitengebied.

Voor het binnenstedelijk gebied wordt een apart bestemmingsplan opgesteld. Dit gebied wordt niet

meegenomen omdat de stedenbouwkundige situering van de bebouwing op de percelen en de

percelen zelf sterk verschillen van smalle, diepe percelen (bijv. Eversbergweg) tot zeer ruime kavels.

Voor dit gebied is het aan te bevelen om per situatie te bekijken of en hoe er medewerking kan

worden verleend, via een separate vrijstellingsprocedure.

Mogelijkheden huidige bestemmingsplan

Huisvesting ten behoeve van mantelzorg bij gezinsleden of kennissen kan plaatsvinden in dezelfde

woning, al dan niet door een aan- of uitbouw van de woning. Er blijft dan sprake van de huisvesting

van één huishouden.

Kernen

De inhoud van de woning en bijgebouw (binnen het bouwblok) wordt bepaald door de grootte van het

bouwblok. Buiten het bouwblok mag maximaal, afhankelijk van het bebouwingspercentage, 75 m2

aan bijgebouwen worden gerealiseerd. De bebouwingsbepalingen voor de kernen zijn nog niet overal

hetzelfde (geactualiseerd). Voorzover nog niet geldend, is door de beleidsnotitie van 2005 (artikel 19,

lid 3 WRO) het gebruik van de bijgebouwen voor woondoeleinden mogelijk, mits er geen zelfstandige

woonruimte ontstaat.

Binnenstedelijk gebied

In 2004 hebt u een beleidsnota vastgesteld waarbij medewerking kan worden verleend aan een

inhoud van maximaal 660 m³ voor de woning en 75 m² voor bijgebouwen (via vrijstelling).

In juli 2006 hebt u een beleidsnota vastgesteld waarbij medewerking kan worden verleend aan een

inhoud van 750 m³ voor een (bedrijfs)woning en 75 m² aan bijgebouwen. Bij de vaststelling van dit

beleid is tevens de begripsbepaling van "woning" gewijzigd in "hoofdgebouw" en is een nieuwe

definitie van "bijgebouw" opgesteld. In deze definitie is niets opgenomen over het gebruik van een

bijgebouw. Dit betekent dat in principe in een bijgebouw een slaapkamer kan worden gerealiseerd.

Deze medewerking (tot maximaal 750 m3) kan op dit moment alleen worden verleend via een

vrijstellingsprocedure (artikel 19, lid 1 WRO of waar mogelijk artikel 19, lid 2 WRO).

Buitengebied

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1995 staat in de voorschriften dat de woningen

(categorie E) een inhoud van maximaal 500 m3 mogen hebben, voor bedrijfswoningen geldt een

inhoud van 600 m3. In 2004 heeft het college een beleidsnota vastgesteld waarbij medewerking kan

worden verleend aan een inhoud van maximaal 660 m3 voor de woning en 75 m2 voor bijgebouwen

(via vrijstelling).

In juli 2006 heeft het college een beleidsnota vastgesteld waarbij medewerking kan worden verleend

aan een inhoud van 750 m3 voor een (bedrijfs)woning en 75 m2 aan bijgebouwen. Bij de vaststelling

van dit beleid is tevens de begripsbepaling van "woning" gewijzigd in "hoofdgebouw" en is een

nieuwe definitie van "bijgebouw" opgesteld. In deze definitie is niets opgenomen over het gebruik van

een bijgebouw. Dit betekent dat in principe in een bijgebouw een slaapkamer kan worden

gerealiseerd.

Deze medewerking (tot maximaal 750 m3) kan op dit moment alleen worden verleend via een

vrijstellingsprocedure (artikel 19, lid 1 WRO of waar mogelijk artikel 19, lid 2 WRO) en zal straks

worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. In dit nieuwe bestemmingsplan

wordt wel de beperking opgenomen dat het gebruik van een bijgebouw als zelfstandige

(vakantie)woning niet is toegestaan, overeenkomstig de gebruiksbepalingen voor de bebouwde kom.

Dit was niet nadrukkelijk meegenomen in de beleidsnota, omdat de aanleiding voor de nota het

berekenen van de oppervlakte en de inhoud met betrekking tot de bijgebouwen/hoofdgebouwen was.

De inhoudsmaat van 750 m3 geldt niet voor kleine eengezinswoningen (maximaal 400 m3) en

karakteristieke woningen. Voor bouwplannen die betrekking hebben op deze woningen, zal per

situatie bekeken worden of er mogelijkheden zijn.

In relatie tot mantelzorg, betekent dit dat onder dit beleid medewerking kan worden verleend aan

verbouw/uitbreiding van het hoofdgebouw tot 750 m3 of (ver)bouw van een bijgebouw, zodat deze

gebruikt kan worden door degene die mantelzorg verleent c.q. aan wie de zorg wordt verleend.

De inhoud van 750 m3 voor het hoofdgebouw en 75 m2 aan bijgebouwen blijft daarbij als maximum

gelden. Indien mensen er voor kiezen om een gedeelte van de 75 m2 te gebruiken als woonfunctie

(bijv. kamer, slaapkamer) dan gaat dit ten koste van de 75 m2 aan bijgebouwen, mits er geen

zelfstandige woonruimte ontstaat. De belanghebbenden maken dus duidelijk een keuze in het gebruik van gebouwen. Extra bijgebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van vergunningsvrije

bouwwerken.

Zoals uit het voorstaande blijkt, is er binnen het huidige beleid veel mogelijk. In veel gevallen zal de

maximale inhoud van 750 m3 voldoende ruimte bieden om extra woonruimte te creëren. Het

hoofdgebouw wordt dan geschikt gemaakt voor bewoning door twee gezinnen. Er is dan sprake van

vrijwillige samenwoning c.q. inwoning. Bestemmingsplanmatig en bouwkundig blijft het dan één

woning.

Zelfstandige woonruimte

De beperking met betrekking tot de zelfstandige woonruimte kan problemen met zich meebrengen,

omdat redelijkerwijs mag worden verwacht dat men een zelfstandige woonruimte wil hebben,

vanwege de privacy van betrokkenen. De keuze kan dan zijn om, wanneer er sprake is van

mantelzorg, via het verlenen van vrijstelling toch een woonruimte toe te staan in een vrijstaand

bijgebouw of recreatiewoning. Er wordt dan gesproken over een zogenaamde afhankelijke

woonruimte, die wel alle voorzieningen, zoals een reguliere woning, kan herbergen.

Voordelen

• het past in de WMO-gedachte om mensen zolang mogelijk thuis in hun eigen leefomgeving te

laten wonen;

• het is een praktische oplossing en relatief snel uitvoerbaar;

• het voorziet tijdelijk in een antwoord op de woonwensen voor mantelzorg;

• het voldoet aan de woonwensen (o.a. privacy).

Nadelen

• de kans op het ontstaan van een extra woning is groter1;

(Het toestaan van het verbouwen van vrijstaande bijgebouwen brengt het risico met zich

mee dat het bewoonde bijgebouw na verloop van tijd wordt beschouwd als een woning. Een

van oorsprong vanwege mantelzorg verbouwde woning, kan na bijv. 20 jaar worden gezien

als een woning, omdat het gebouw al zolang als zodanig is gebruikt. Dat heeft tot gevolg dat

er extra woningen ontstaan in het buitengebied en dat deze dan alsnog als woning worden

bestemd (met bijbehorende voorschriften) waardoor de woning kan worden vergroot en

bijgebouwen kunnen worden bij gebouwd.

Dit betekent verdere verstening van het buitengebied, hetgeen niet binnen het gemeentelijke

noch het provinciale beleid past mede omdat er geen ruimtelijke kwaliteit tegenover staat.)

• een strikt en nauwkeurig handhavingsbeleid is noodzakelijk.

(Ook het in overeenstemming brengen met het bestemmingsplan kan m.n. op

handhavinggebied problemen opleveren, omdat er zaken uitgesloopt moeten worden, zoals

sanitair, keuken etcetera, omdat er geen zelfstandige woonruimte mag zijn. Vooral het

bepalen van de grens wat mag wel en wat niet, kan problemen opleveren.)

Provinciaal beleid

De provincie Overijssel heeft nog geen beleid ontwikkeld over mantelzorg op het gebied van

ruimtelijke ordening. De provincie is ambtelijk benaderd door enkele gemeenten met het verzoek

beleid te ontwikkelen over mantelzorg en er zijn een paar concrete verzoeken ingediend. Er worden

momenteel wel voorbereidingen getroffen om beleid op te stellen. Het beleid bevindt zich in een

inventariserende fase, in die zin dat ze de Overijsselse gemeenten benaderen over dit onderwerp. Er

zijn nog geen besluiten genomen. De verwachting is dat het college van GS dit voorjaar een besluit

zal nemen.

Ruimtelijke afweging

Het toestaan van het bewonen van een bijgebouw of recreatiewoning heeft uit oogpunt van de

bebouwing geen gevolgen. De oppervlakte en de inhoud van de gebouwen mogen namelijk niet

worden vergroot, omdat de bewoning dient plaats te vinden binnen de op basis van de

planvoorschriften toegestane maximale bebouwingsmogelijkheden.

De uitstraling van de gebouwen kan wel anders zijn, omdat de functie van het gebouw wijzigt van

bijgebouw met relatief weinig gebruik naar een woning met relatief intensief gebruik. Het lijkt dan dat

er 2 'woningen' dichtbij elkaar zijn gesitueerd in plaats van een woning met één of meer

bijgebouwen.

De gevolgen van bewoning van een vrijstaand gebouw zullen niet veel anders zijn, dan wanneer een

hoofdgebouw geschikt wordt gemaakt voor de bewoning door 2 gezinnen. Het aantal

verkeersbewegingen bijvoorbeeld zal niet toenemen.

Binnen de bebouwde kom zal het effect vanwege de beperkte ruimte uiteraard anders zijn.

De druk op het bouwen van extra bijgebouwen zal toenemen, maar hiervoor geldt dat een strikt

handhavingsbeleid nodig is om dit te voorkomen, waarbij mensen gewezen kunnen worden op de

mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen.

Het inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen (zorg aan huis) weegt naar onze mening op tegen

de nadelen die kunnen ontstaan op het gebied van handhaving. Het ontstaan van extra woonruimte

zal in de praktijk wel meevallen omdat er sprake moet zijn van een concrete behoefte mantelzorg

waarvoor een indicatie is gesteld. Het bouwen voor eventuele toekomstige situaties wordt namelijk

niet toegestaan.

Een strikt handhavingsbeleid is wel een vereiste.

Mantelzorg

Van belang is om vast te stellen wat onder mantelzorg wordt verstaan. Een meer gebruikte definitie

van mantelzorg binnen de ruimtelijke ordening is:

"het bieden van zorg aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale

vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband".

Uit de omschrijving blijkt dat de doelgroep ruim is gesteld en dat deze verder gaat dan een ouderkindrelatie.

Om te voorkomen dat een woonperceel een (commerciële) opvanggelegenheid wordt,

mag per woonperceel maximaal één afhankelijke woonsituatie aanwezig zijn.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid dient een persoon of een organisatie vast te stellen of aan de definitie

van mantelzorg wordt voldaan. Binnen de gemeente Hellendoorn zijn de medewerkers van het

zorgloket (eerste aanspreekpunt) en de beleidsmedewerkers van het team Onderwijs, Cultuur, Welzijn

en Zorg, al dan niet na een advies van een ergotherapeut, degenen die de zorgindicatie kunnen

vaststellen. Aan de hand van de resultaten van het persoonlijk gesprek / huisbezoek, de medische

situatie, de Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2007 en het verstrekkingenbeleid

stellen zij vast of er sprake is van een zorgindicatie en daarmee een indicatie voor mantelzorg.

Aantasting van belangen

Belangrijk is dat, indien er een afhankelijke woonruimte wordt toegestaan, de belangen van

omwonenden en/of (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden aangetast. Daarbij wordt

opgemerkt dat een afhankelijke woonruimte moet worden beschouwd als een gevoelig object in het

kader van de geurhinder. Bij een inwoningsituatie in het hoofdgebouw is dit niet aan de orde, omdat

het hoofdgebouw (de woning) als gevoelig object wordt aangemerkt. Ook akoestische aspecten (Wet

geluidhinder) spelen een rol bij de afweging.

Locatie en inhoud/oppervlakte afhankelijke woonruimte

Het beleid voor huisvesting ten behoeve van mantelzorg mag geen afbreuk doen aan ruimtelijke

uitgangspunten zoals het streven naar concentratie van bebouwing, tegengaan van verstening in het

buitengebied en versterken van de ruimtelijke eenheid tussen hoofd- en bijgebouwen.

Vanwege deze uitgangspunten wordt gekozen voor een afstand van maximaal 25 meter tussen het

hoofdgebouw en het bijgebouw. Deze afstand wordt ook gehanteerd in het geldende

bestemmingsplan Buitengebied 1995 voor bijgebouwen.

De afhankelijke woonruimte moet worden gerealiseerd binnen de geldende bebouwingsbepalingen die

gelden voor woningen met bijgebouwen. Dit betekent bijvoorbeeld in het buitengebied maximaal

750 m3 voor het hoofdgebouw en maximaal 75 m2 aan bijgebouwen. Hoe de bewoner/eigenaar dan

deze ruimte benut is aan hem. Dat betekent dat indien iemand ervoor kiest om 50 m2 aan

bijgebouwen te gebruiken voor een afhankelijke woonruimte, er maximaal 25 m2 overblijft voor

andere bijgebouwen.

Eindige situatie

Zoals aangegeven betreft de afhankelijke woonruimte een eindige situatie. Zodra de noodzaak van de

mantelzorg is komen te vervallen (door verhuizing of overlijden), moet het gebruik van het bijgebouw

c.q. de recreatiewoning als woonruimte direct worden beëindigd. De situatie moet weer worden

teruggebracht in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. In de planvoorschriften is

bepaald dat er geen zelfstandige woonruimte mag zijn in de bijgebouwen, daaraan moet worden

voldaan.

Daarop zal worden gehandhaafd. Dit geldt ook in situaties waarbij bijvoorbeeld een partner achterblijft

die geen mantelzorg nodig heeft. Deze zal dan naar andere woonruimte moeten zoeken, tenzij voor

hem/haar persoonlijk een indicatie voor mantelzorg wordt gesteld. Met de aanvrager zal een

privaatrechtelijke overeenkomst worden gesloten om de tijdelijkheid te garanderen.

 

Bouwvergunning

Voor alle aanpassingen/verbouwingen die worden verricht, moet uiteraard worden getoetst of er een

bouwvergunning nodig is en indien nodig, moet deze worden aangevraagd. Bij de toetsing van de

bouwaanvraag moet worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening. Voor

verbouw geldt dat voldaan moet worden aan de eisen voor nieuwbouw. In de praktijk wordt bij

uitbreiding van bestaande gebouwen, meestal vrijstelling verleend, zodat de eisen voor bestaande

bouw gelden.

Al deze afwegingen leiden tot de volgende randvoorwaarden voor het toestaan van bewoning van

een vrijstaand bijgebouw via een vrijstelling:

er moet sprake zijn van geïndiceerde mantelzorg;

er moet sprake zijn van een tijdelijke/niet structurele situatie;

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen zoals die

van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

de afstand tussen de tijdelijke woning en de hoofdwoning mag maximaal 25 meter zijn;

de tijdelijke woning moet voldoen aan de vereisten van de bouwverordening en het

Bouwbesluit voor nieuwbouw, tenzij vrijstelling is verleend;

de tijdelijke woonruimte moet worden gecreëerd binnen de bestaande maximale

bebouwingsmogelijkheden;

er mag planologisch gezien geen extra woning ontstaan;

Indien niet meer wordt voldaan aan de gestelde randvoorwaarden dan dient de situatie weer

in overeenstemming met het bestemmingsplan te worden gebracht.

Randvoorwaarden voor recreatiewoning.

Zoals aangegeven kan zich de situatie ook voordoen dat men een recreatiewoning, die hoort bij de

woning, wil bewonen in het kader van mantelzorg in plaats van het verbouwen van een bijgebouw.

Uit ruimtelijk oogpunt is er niets op tegen om een bestaande en als zodanig bestemde

recreatiewoning tijdelijk te gebruiken voor bewoning vanwege mantelzorg. Dit omdat de

recreatiewoning over het algemeen al volledig zal zijn ingericht en meer een 'woonuitstraling' heeft

dan een bijgebouw. Uiteraard zal moeten worden voldaan aan de (technische) eisen uit het

Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening. Voor recreatiewoningen gelden de eisen voor

bestaande bouw, zoals dit ook geldt voor recreatiewoningen waar permanente bewoning wordt

gedoogd, overeenkomstig het bepaalde door ministerie van VROM.

Voor de recreatiewoningen wordt als maximum inhoud 250 m3 aangehouden, overeenkomstig het

provinciale beleid. In het bestemmingsplan Buitengebied 1995 geldt een maximale inhoud van

200 m3.

Aan het gebruik worden wel een aantal extra randvoorwaarden verbonden:

• het moet gaan om een bestaande en bestemde recreatiewoning (bestemd in bestemmingsplan

Buitengebied 1995);

de maximale inhoud van de recreatiewoning bedraagt 250 m3;

de recreatiewoning moet onderdeel zijn van het erf van het hoofdgebouw, waarbij niet altijd

aan de afstandseis kan worden voldaan;

de tijdelijke woning moet voldoen aan de vereisten van de bouwverordening en het

Bouwbesluit voor bestaande bouw;

het moet gaan om solitair liggende recreatiewoningen;

recreatiewoningen op recreatieparken zijn uitgesloten.

Bouwen vooruitlopend op behoefte

Een vraag die waarschijnlijk bij de burgers naar voren komt, is of het mogelijk is om vooruitlopend op

de zorgbehoefte, de afhankelijke woonruimte te realiseren, zodat de woonruimte beschikbaar is als de

behoefte aan de orde is. Deze optie heeft echter een groot risico in zich, namelijk dat er oneigenlijk

gebruikt ontstaat, omdat het niet zeker dat is of de zorgbehoefte zal ontstaan. Voorkomen moet

worden dat de tijdelijke woning een permanente woning wordt, omdat de woning overgaat naar een

volgende generatie die zich inmiddels in de zorgende leeftijdsfase bevindt.

Verder is het planologisch niet mogelijk om een. Leeftijd is namelijk geen ruimtelijk relevant criterium.

Er is geen ruimtelijke afweging te maken op basis waarvan het vooruitlopen op de eventuele

toekomstige situatie wordt toegestaan.

Hierdoor ontstaat een niet handhaafbare situatie.

 

Mensen die willen vooruitlopen op de toekomstige situatie, dienen hun plannen te realiseren binnen

de huidige planologische mogelijkheden, zoals deze in het begin van de nota zijn aangegeven. Dat

betekent voor de meeste woningen een maximale inhoud van 750 m3 en 75 m2 en geen zelfstandige

woonruimte in de bijgebouwen. Zoals aangegeven zijn daarbinnen wel mogelijkheden om meer

mensen te huisvesten.

Procedure

Het verlenen van medewerking aan het realiseren van een afhankelijke woonruimte is mogelijk via:

1. het afgeven van een persoonlijke gedoogbeschikking óf;

2. het verlenen van een binnenplanse vrijstelling.

Het verlenen van een binnenplanse vrijstelling heeft onze voorkeur, omdat via deze publiekrechtelijke

weg op een correcte manier medewerking kan worden verleend aan een specifieke situatie. De

vrijstelling zal persoonlijk zijn, omdat er een indicatie moet worden gesteld dat er in een specifieke

situatie sprake is van mantelzorg.

Het afgeven van een persoonlijke gedoogbeschikking is geen formeel instrument om zaken te regelen.

Bovendien kan er, bij de huidige stand van de jurisprudentie, discussie ontstaan of er sprake is van

een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

De mogelijkheid voor de binnenplanse vrijstelling wordt verwerkt in een herziening van de betreffende

bestemmingsplannen en in de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Totdat dit

"parapulubestemmingsplan' van kracht is, kan medewerking worden verleend via een

vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en waar

mogelijk op grond van artikel 19, lid 2 WRO.

 

Financiële aspecten

De kosten voor de procedure zijn voor de aanvrager. Eventuele planschadeclaims zijn eveneens voor

rekening van de aanvrager.

 

Juridische aspecten

De mogelijkheid voor het realiseren van de afhankelijke woonruimte wordt in het herziene

bestemmingsplan geregeld via een binnenplanse vrijstellingsbepaling (artikel 15 WRO). Op het

moment dat de noodzaak van de mantelzorg is komen te vervallen, zal het college de verleende

vrijstelling intrekken en moet de situatie in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan

worden gebracht. Indien nodig zal daarna het handhavingtraject worden opgestart.

Met de belanghebbende van de afhankelijke woonruimte zal een overeenkomst worden gesloten om

de tijdelijkheid te garanderen. Daarin zal een boetebeding worden opgenomen, voor het geval de

overeenkomst niet worden nagekomen.

 

Conclusie

In deze beleidsnotitie zijn de mogelijkheden aangegeven voor mantelzorg binnen het huidige

planologische beleid. Oplossingen binnen dit beleid blijven bestaan en hoeven niet meer te worden

teruggedraaid.

Eveneens zijn de mogelijkheden aangegeven voor oplossingen in het kader van mantelzorg waarbij

een afhankelijk woonruimte ontstaan. Mits wordt voldaan aan de gestelde randvoorwaarden kan

hieraan medewerking worden verleend, om zo in te kunnen springen op de maatschappelijke

behoefte.

Een strikt handhavingsbeleid (op termijn) speelt daarbij nadrukkelijk een rol, om het beleid succesvol

te laten zijn en planologisch geen ongewenste situaties te laten ontstaan.