Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

HOOFDSTUK 5 Uitgangspunten bestemmingsregeling

 

5.1 Algemeen

Zoals in de inleiding vermeld, zijn de uitgangspunten voor de bestemmingsregeling uitvoerig besproken aan de hand van een pilotproject. De belangrijkste punten uit de regeling zijn grotendeels uit de pilot overgenomen. Bij de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente besloten om ook de bestemmingssystematiek aan te passen. Hierbij is gekozen voor een globalere regeling voor met name de bestemming Wonen.

 

Ieder bestemmingsplan moet voldoen aan de regels gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Een bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding. Bij een bestemmingsplan hoort een toelichting. De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft veel informatie, in die zin dat hierop direct kan worden afgelezen waar kan worden gebouwd. In de regels wordt de informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Met dat laatste wordt bedoeld dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding als daadwerkelijk gaat worden gebouwd of andere ontwikkelingen worden gepland.

 

De verbeelding is opgemaakt conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO 2008). Het IMRO is een gestandaardiseerd uitwisselingsformaat, waarmee een kaart digitaal raadpleegbaar kan worden gemaakt.

Het bestemmingsplan is verder opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008). De standaard heeft betrekking op de presentatie van de verbeelding en de hoofdopzet van de regels. Alle bestemmingen zijn bij deze systematiek in alfabetische volgorde opgenomen.

5.2 Opzet van de verbeelding

De verbeelding maakt onderscheid tussen bestemmingen, aanduidingen en verklaringen. De bestemmingen hebben betrekking op de bestemmingsregels (de artikelen). Bestemmingen hebben, met uitzondering van dubbelbestemmingen, een eigen code en kleur.

Het bestemmingsprincipe voor Wonen gaat uit van een globaler beeld dan in voorgaande plannen. Er zijn geen bouwstroken aangegeven, maar bouwvlakken die vrijwel de gehele percelen bestrijken. Binnen de ruime bouwvlakken dienen ook alle bijgebouwen te worden gebouwd. Met betrekking tot het wonen zijn meerdere groepen (van woningtypen) te onderscheiden, waarvoor afzonderlijke bestemmingen met een specifieke regeling zijn geïntroduceerd, te weten:

- Wonen-1, woningen met een lage goot-/bouwhoogte;

- Wonen-2, woningen met een hoge goot-/bouwhoogte

- Wonen-3, gestapelde woningen;

- Wonen-Karakteristiek; karakteristieke woongebieden.

 

In de bestemmingen Wonen-1, Wonen-2 zijn bouwregels als goot- en bouwhoogte en dakhelling over het algemeen in de regels opgenomen. In de bestemming Wonen-3 zijn deze op de verbeelding aangegeven. Dit laatste geldt ook voor de meeste andere bestemmingen.

Behalve de regeling voor hoogtematen en dergelijke is in de verschillende woonbestemmingen ook de bouwdiepte voor hoofdgebouwen opgenomen. Hierbij is het in de voorgaande plannen gebruikelijke onderscheid voor de verschillende woningsoorten gehanteerd, dat wil zeggen 10 m bouwdiepte voor rijenwoningen, 12 m voor dubbele woningen en 12 of bij brede percelen 15 m voor vrijstaande woningen. De voorwaarden voor een diepte van 15 m zijn opgenomen in de regels.

 

De bestemming Wonen-Karakteristiek heeft betrekking op enkele karakteristieke onderdelen van het plangebied, te weten: de oude boerderij aan de Hoorenbloem. In 2010 is aan het brinkje gelegen tussen oude boerderijen en boerenschuren een architectuurprijs toegekend. Voor dit onderdeel geldt een specifieke regeling, gericht op behoud en herstel van de karakteristieke waarden.

 

De aanduidingen verwijzen naar een bijzonderheid in de regels. Dit kan zijn een bouwhoogte, een dakhelling of de bestemmingsgrens die redelijk vanzelf spreekt, maar ook een aanduiding waarvoor eerst nader in de regels moet worden gelezen wat hiermee wordt bedoeld, zoals de aanduiding 'karakteristiek', welke verwijst naar bouwregels met betrekking tot bestaande bouw, die niet mag worden gewijzigd.

Verklaringen hebben betrekking op bijvoorbeeld de bestaande situatie, zoals de topografische ondergrond, de plangrens en dergelijke.

 

Voor andere bestemmingen zoals Gemengd en Bedrijf waarbij het perceel in een woongebied ligt, worden de uitbreidingsmogelijkheden wat beperkter vanwege de (mogelijke) effecten van de bedrijven op de woonomgeving. Het bouwvlak wordt dan ook grotendeels om de bestaande bebouwing gelegd. De bestemming gemengd komt ook in het centrumgebied voor. Hier is van wege de (ge)bouw(en) in openbaar verblijfsgebied het bouwvlak strak om de gebouwen gesitueerd.

 

Bij de bestemming Maatschappelijk wordt, waar mogelijk, een ruimer bouwvlak aangehouden waarbinnen ook de bijgebouwen kunnen worden opgericht. Daarbij wordt wel gelet op de direct naastgelegen percelen en de aansluiting op deze percelen met name met betrekking tot de hoogte.

5.3 Opzet van de regels

Zoals vermeld, is bij de opzet van de regels aangesloten op de nieuwe wettelijke regelingen, namelijk de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, die in juli 2008 in werking zijn getreden en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die sinds 1 oktober 2010 van kracht is. Tevens sluiten de regels aan bij de nieuwe eisen conform Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008). Dit heeft de volgende consequenties.

 

De term vrijstelling/ontheffing is nu gewijzigd in 'afwijken van'. De strafbepaling en de algemene gebruiksbepalingen zijn niet langer opgenomen, aangezien dit in de nieuwe Wro (artikel 7.10) is geregeld. Wel kent het plan de mogelijkheid om specifieke gebruiksregels op te nemen.

De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten aan bij de eisen van het nieuwe Bro. Dit geldt tevens voor de opzet van de algemene regels (anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels) en het overgangsrecht.

 

Het bestemmingsplan is overeenkomstig het Bro vervat in:

a. een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen;

b. een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.

 

Afstemming op andere wetten en verordeningen

Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel vergunningstelsel te voorkomen, is ten aanzien van het welstandsbeleid aangegeven hoe het gemeentebestuur bij de toepassing van de daarin opgenomen regelingen rekening houdt met het ruimtelijk beleid, zoals dat met het bestemmingsplan wordt nagestreefd.

 

Bestemmingsregels

In het plan zijn 13 bestemmingen opgenomen. De verschillende bestemmingen hebben een vaste opbouw en volgorde:

1. bestemmingsomschrijving;

2. bouwregels;

en voorzover nodig:

3. nadere eisen;

4. afwijken van de bouwregels;

5. specifieke gebruiksregels;

6. afwijken van de gebruiksregels;

7. aanlegvergunning;

8. sloopvergunning (karakteristieke panden);

9. wijzigingsbevoegdheid.

 

In het hoofdstuk Planopzet is de inhoud van de afzonderlijke bestemmingen omschreven.

 

Algemene regels

Naast de bestemmingsregels, de begrippen en de wijze van meten, zijn nog algemene gebruiks- en afwijkingsregels, overige regels en overgangs- en slotregels opgenomen.

Door het in werking treden van de Wabo per 1 oktober 2010 zijn voorheen bestaande ontheffingen, sloop- en aanlegvergunningen allemaal gewijzigd in: het met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan respectievelijk voor het slopen van of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of voor werkzaamheden.