De natuurwetgeving en het -beleid in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming.
GEBIEDSBESCHERMING
Kern van de gebiedsbescherming wordt gevormd door het netwerk van Natura 2000-gebieden die strikt zijn beschermd. Daarnaast zijn er onder andere ook nog de Nationale Parken en de Ecologische Hoofdstructuur.
De Natuurbeschermingswet 1998 legt de bescherming van de Natura 2000-gebieden in nationale wetgeving vast. Om schade aan de natuurwaarden (waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen) te voorkomen, bepaalt deze wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitatten kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning of ontheffing.
De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is een belangrijk sturend, ruimtelijk concept voor het herstellen, in stand houden en ontwikkelen van de natuur in Overijssel. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur moet in 2018 zijn ontwikkeld tot een ruimtelijk samenhangend, stabiel en duurzaam te behouden ecologisch systeem. Waar mogelijk wil de provincie ook de ecologische functie van de natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur combineren met recreatief medegebruik. Andere natuurdoelen uit het streekplan zijn:
- ontwikkelen van grotere eenheden natuur en meer aaneengesloten natuur;
- versterken van de interne samenhang van bestaande natuur- en bosgebieden;
- realiseren van ecologische verbindingszones die kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlandschappen verbinden, resulterend in een samenhangend netwerk: de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
- scheppen van gunstige milieu- en wateromstandigheden;
- verminderen van versnippering en verstoring.
SOORTENBESCHERMING
De soortenbescherming kent naast de wettelijke bescherming van de Flora- en faunawet een actieve soortenbescherming via onder andere de Rode lijsten. In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd.
Voor de herontwikkeling van de locatie van het Spoortheater is recentelijk ecologisch onderzoek uitgevoerd (2 februari 2011, bureau Eelerwoude). In het navolgende wordt hiervan een korte weergave gegeven.
Algemene, beschermde soorten
Er komen enkele algemeen beschermde diersoorten voor. Er is vanwege de beoogde werkzaamheden geen gevaar voor het instandhouden van de lokale populatie. Er hoeft dan ook geen ontheffing te worden aangevraagd.
Vogels
Door de sloop van gebouwen zijn mogelijk negatieve effecten te verwachten op gebouwbewonende vogelsoorten als huismus en gierzwaluw. Om vast te stellen of daadwerkelijke verbodsbepalingen uit de flora- en faunawet overtreden worden, dient nader onderzoek uitgevoerd te worden.
Vleermuizen
Door de sloop van gebouwen kunnen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen worden verstoord of vernietigd. Ook belangrijk foerageergebied wordt mogelijk verwijderd. Ook in dit geval dient nader onderzoek te worden gedaan om vast te stellen of de verbodsbepalingen uit de flora- en faunawet overtreden worden.
Daarop is een aanvullend onderzoek naar vleermuizen en huismus/gierzwaluw uitgevoerd.
Met betrekking tot de vleermuizen is geconcludeerd dat er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn in het plangebied. Geadviseerd wordt om niet te slopen in de meest kwetsbare perioden van vleermuizen, als de planning dat toelaat. Deze kwetsbare perioden zijn globaal aan te geven als de voortplantingsperiode (1 mei - half juli) en de overwinteringsperiode (begin november - half maart).
Er zijn evenmin vaste verblijfplaatsen van broedvogels met jaarrond beschermde nesten aanwezig of te verwachten in het plangebied (locatie spoortheater) en directe omgeving. Voor deze soortgroepen hoeven geen aanvullende mitigerende maatregelen te worden genomen bi de sloop van de bebouwing. Voor de overige algemeen voorkomende broedvogels geldt wel dat deze tijdens het voortplantingsseizoen niet verstoord of geschaad mogen worden.
Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.
Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.
7.8.1 Overig gebied
Bij andere incidentele ingrepen dient voordat de omgevingsvergunning kan worden afgegeven, bekend te zijn of zich daadwerkelijk beschermde planten- en diersoorten bevinden.