Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het vigerende beleid beschreven dat van toepassing is op het binnenstedelijk gebied. Naast vastgesteld beleid zijn hier ook projecten in een vergevorderd stadium opgenomen. Onderscheiden zijn: het beleid van de provincie Overijssel, het Waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hellendoorn.

3.1 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel die op 1 juli 2009 door Provinciale Staten is vastgesteld, beschrijft de provincie haar visie en beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van ruimte, water, milieu, verkeer en bodem. De Omgevingsvisie heeft de status van Structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Tegelijkertijd met de Omgevingsvisie Overijssel is ook een besluit genomen over de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening 2009 heeft de status van Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. van de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingsverordening is aangegeven dat en op welke wijze moet worden onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

 

De hoofdambitie van de provincie is een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving waarin alle inwoners van de provincie Overijssel zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap, waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Deze leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie willen ondernemen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken het uitgangspunt. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan.

 

Op basis van de gebiedskenmerken en de beleidsambitie zijn zeven kwaliteitsambities

geformuleerd, te weten:

  • brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;

  • voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;

  • natuur als ruggengraat;

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;

  • het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken door het infrastructuurnetwerk;

  • een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;

  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel.

 

Voor alle te onderscheiden gebieden zijn vervolgens ontwikkelingsperspectieven opgesteld. Daarbij is het grondgebied van de provincie opgedeeld in een Groene en Stedelijke Omgeving. De gronden binnen het plangebied zijn voornamelijk gelegen binnen de Groene omgeving. De Omgevingsvisie is kaderstellend voor eventuele ontwikkelingen in plangebied Duivecate-Reggedal.

 

In de Omgevingsvisie Overijssel is een uitvoeringsmodel ontwikkeld voor het sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid waarbij voor de toelaatbaarheid van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen drie stappen worden onderscheiden. Nu is het zo dat bestemmingsplan Duivecate-Reggedal een integrale herziening is waar in principe geen ruimtelijke ontwikkelingen in zijn opgenomen. Wanneer zich ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied voordoen zullen die worden getoetst aan een aantal stappen uit de Omgevingsvisie Overijssel. De volgende stappen kunnen worden onderscheiden.

 
1 generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Het gaat dan om het volgende:

Reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend.

Voor woningbouw, bedrijfslocaties en voorzieningen in zowel de groene als stedelijk omgeving wordt de zogenaamde SER-ladder gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ook valt hieronder dat de provincie van gemeenten vraagt om afspraken te maken over hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen met buurgemeenten. Dit verzoek geldt onder andere bij woningbouw en bij bedrijventerreinen. Zo wordt getracht zo optimaal mogelijk met de beschikbare ruimte om te gaan.

 

2 ontwikkelingsperspectieven

De tweede stap is de toets van de beoogde ontwikkeling aan de ontwikkelingsperspectieven

voor het plangebied. Deze stap stelt de vraag aan de orde waar deze ontwikkeling een plek zou kunnen krijgen.

 

In hoofdzaak worden de volgende gebieden onderscheiden:

 

  • Groene en blauwe hoofdstructuur

Bestaande natuur, nieuwe natuur (EHS, Natura 2000) en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) combineren tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit.

 

  • Vitaal platteland - accent agrarische productie

Gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen.

 

  • Vitaal platteland - accent veelzijdige gebruiksruimte
    Gebieden voor gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

 

  • Steden als motor
    Herstructurering, transformatie, inbreiding, uitbreiding van het stedelijk gebied inzetten om de kwaliteit en de veerkracht van het stedelijk woon-, werk- en voorzieningenmilieu te garanderen en te versterken.

 

  • Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus
    Bestaande woon- en werkmilieus in de dorpen en kernen op zo’n manier herstructureren en zulke nieuwe woon- en werkmilieus toevoegen, dat de veelzijdigheid van de dorpse leefmilieus wordt versterkt en de karakteristiek van het betreffende dorp/ kern wordt gediend.

 

  • Veilige hoofdinfrastructuur op snelheid
    Hoofdstructuur van snelwegen, regionale doorgaande wegen, spoorlijnen en kanalen, inclusief knoop- en uitwisselingspunten, die de ontwikkelingsdynamiek ondersteunt en de belangrijkste vervoersrelaties bedient.

 

[image] 

Het deelgebied Duivecate Reggedal bestaat voornamelijk uit gebied behorende bij de Groene omgeving.

 

3 gebiedskenmerken

Bij (nieuwe) ontwikkelingen dient de ruimtelijke kwaliteit versterken. Dit wil de provincie vooral doen door gebiedskenmerken te verbinden aan nieuwe ontwikkelingen.

Deze gebiedskenmerken zijn te onderscheiden in vier lagen: een natuurlijke laag (in en op de bodem); een laag van het agrarisch-cultuur landschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem); een stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur) en een lust & leisure laag (toerisme, recreatie en landgoederen).

 

Kwaliteitsopgaven
De kwaliteitsopgaven en –voorwaarden op basis van deze gebiedskenmerken kunnen te maken hebben met landschappelijke inpassing, infrastructuur, milieuaspecten, bodemaspecten, cultuurhistorie, toeristische en recreatieve aantrekkingskracht, natuur, water, etc. De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

[image] 

De gebiedskenmerken kaart

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

De groene omgeving (of het buitengebied) is een waardevol en kwetsbaar gebied binnen elke gemeente. Daarom is in de provinciale omgevingsvisie beleid opgenomen om onnodig ruimtebeslag op de groene omgeving tegen te gaan. Wanneer er plannen zijn voor nieuwvestiging of uitbreiding van bestaande functies in dit gebied moet eerst moeten worden gekeken of deze functie niet beter op een ander plaats kan worden ontwikkeld, zoals op een bedrijventerrein of een leegstaande locatie (het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik).

 

Er zijn situaties denkbaar waarin na deze afwegingen wordt geconcludeerd dat een grootschalige uitbreiding of een nieuwvestiging toch in het buitengebied dient plaats te vinden. De gemeente moet dan aangeven welke sociaal-economische en maatschappelijke belangen hier aan ten grondslag liggen. Naast een investering in de ontwikkeling zelf verzoekt de provincie om investeringen in de omgevingskwaliteit rondom de eigen locatie. Ontwikkelingsruimte en kwaliteitsprestatie moeten in evenwicht zijn. In deze gevallen is sprake van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Deze regeling vervangt eerdere regelingen zoals het Rood-voor-rood beleid en het VAB beleid (Vrijkomende Agrarische Bebouwing).

 

In de Omgevingsvisie en -verordening worden een aantal categorieën genoemd die onder het toepassingsbereik van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving vallen. Het gaat dan bijvoorbeeld om nieuwe agrarische bedrijfspercelen, woningen, landgoederen en recreatieve complexen. Maar ook uitbreiding van bestaande functies zijn mogelijk onder de voorwaarden van de kwaliteitsimpuls. Bovendien is er ruimte voor maatwerk.

 

Het lastige van dit alles is om te bepalen hoe groot de investering in ruimtelijke kwaliteit moet zijn. Wanneer is er voldoende gecompenseerd? Gemeenten mogen dit zelf bepalen en kunnen hiervoor beleid ontwikkelen. Om te voorkomen dat ieder voor zich dezelfde antwoorden probeert te vinden hebben de provincie en gemeenten samen een werkboek opgesteld met referenties, handvatten en voorbeelden voor de toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving in de praktijk.

3.2 Waterschap Regge en Dinkel

STAP/Groene Mal

Op basis van het rijks-, provinciale, waterschaps- en gemeentelijke beleid is het Reggedalgebied in de driehoek Hellendoorn - Nijverdal - Hulsen/Kruidenwijk prioritair aangemerkt als ecologische verbindingszone. Dit beleid richt zich op natuur- en landschapsontwikkeling gekoppeld aan het herstel van het riviersysteem. De cultuurhistorische waarden en centrale ligging maken het gebied ook aantrekkelijk voor recreatief medegebruik. De basis voor het beleid is gelegd in het STAP (Stroomgebied Actieplan 2005-2015), waarin diverse gebieden zijn benoemd. Om een samenhangend te realiseren, is de inrichtingsvisie "Groene Mal" opgesteld (Gemeente Hellendoorn, 2004), voor het gedeelte tussen Nijverdal en de Kruidenwijk.

 

In dit plan wordt voorzien in het herstel van een oude Regge-arm en groenblauwe inrichting van het gebied ten noorden van de Wierdensestraat, ten zuiden van de Helmkruidlaan, ten oosten van de Regge en ten westen van de Eversberg. De aanleg van de noord-zuidverbinding wordt gecombineerd met een natuurlijke inrichting van de ecologische verbindingszone waardoor ook wateroverlast nu en in de toekomst wordt voorkomen. Door de benutting van natuurlijk aangelegde bergingsgebieden, natuurvriendelijke oevers en dras/plas gebieden wordt de waterberging vergroot en het teveel aan water wordt geleidelijker afgevoerd.

 

Reggevisie

In de Reggevisie (Waterschap Regge en Dinkel, 1997) wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en landelijk water. Voor het landelijke water is een hogere ambitie geformuleerd dan voor het stedelijke water. Die hogere ambitie uit zich in het uitwerken van het thema cultuurtoerisme. Uitgaande van de ideeën uit de Reggevisie voor water en natuur moet het thema cultuur(historisch) toerisme voor het stroomgebied van de Midden Regge worden uitgewerkt. Verder is in de Reggevisie de Regge bestemd als hoogwaterafvoer. Om dit nader vorm te geven wordt er een nieuwe geul gegraven, deze zal in de toekomst moeten zorgen voor een groot deel van de hoofdafvoer. Bij piekafvoeren zal de huidige loop van de Regge als noodafvoer functioneren.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Hellendoorn

De indeling in de structuurvisie (Gemeente Hellendoorn, 1998) in verschillende gebieden sluit nauw aan op de indeling van het Streekplan Overijssel 2000+. Het gehele gebied valt in de zone 'Kleinschalig agrarisch gebied' en is gelegen tussen de zogenaamde kroonjuwelen Salandse Heuvelrug en het natuurgebied Wierdense veld.

 

Het Reggedalgebied wordt gezien als ruggengraat van de ecologische structuur van zowel de gemeente als van Twente. Het doel is een ecologische zone te realiseren die zich verhoudt met het authentieke natuurlijke beekdal dat tussen de 500 en 1.000 m breed was. Om het Reggedal in het binnenstedelijk gebied te laten functioneren als ecologische verbindingszone is versterking van natuurlijke en landschappelijke structuren vereist. De gemeente kiest daarbij niet voor het actief uitplaatsen van bestaande stedelijke functies zoals de sportcomplexen of volkstuinen. De gemeente acht het wenselijker en afdoende, om naast de versterking van de ecologische structuur, de mogelijkheden te benutten die zich aandienen om ook de bestaande functies te verduurzamen.

 

Bestemmingsplan Hellendoorn Buitengebied (1968/1977)

Zoals reeds in de aanleiding vermeld, is voor het grootste deel van het plangebied een sterk verouderd bestemmingsplan (Gemeente Hellendoorn, 1977) van kracht. Bij de totale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied in 1995 is het deel wat in het plangebied valt buiten de herziening gelaten.

Alle woningen zijn in het plan onder het overgangsrecht geplaatst. Het bestemmingsplan kent verder een tweetal hoofdbestemmingen te weten, een uit te werken bestemming 'dorpsgroen' en de bestemming 'landbouwgebied'. Daarnaast is een kleiner gedeelte bestemd voor 'agrarische doeleinden'. Vooral de uit te werken bestemming 'dorpsgroen' zorgt de laatste jaren voor een hoop discussie. De bestemming kan uitgewerkt worden naar diverse bestemmingen te weten: "dagrecreatie, sportterreinen, parken, horecabedrijven en indien en voor zover de belangen van de recreatie zich daartegen niet verzetten voor agrarische doeleinden".

 

Herziening Landschapsbeleidsplan 2000

De gemeente Hellendoorn streeft in haar landschapsbeleidsplan naar behoud, herstel, waar mogelijk versterking en waar nodig vernieuwing van de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied. Dit dient afgestemd te worden op de bestaande en te verwachten functies in het buitengebied. De volgende algemene uitgangspunten zijn hierbij geformuleerd:

  • zorgen voor een aantrekkelijk en toegankelijk landschap;

  • verbeteren van de structuur en de verzorging van het landschap door het opheffen van achterstallig beheer;

  • versterken van de natuurwaarden en de samenhang van grote natuurgebieden;

  • afstemmen van andere (bestaande en te verwachten) functies in het buitengebied op de kwaliteiten van het landschap.

 

Het plangebied bevat een tweetal belangrijke landschapseenheden die ontwikkeld dienen te worden. Dit om de aantrekkelijkheid en diversiteit van het landschap te ontwikkelen en waarborgen.

 

Landgoederen: Duivecate en Eversberg

  • versterking lanenstructuur;

  • behoud en versterking van boselementen;

  • nieuwe beplantingsstructuur langs zandwegen;

  • stimulering aanplant hoogstamboomgaarden en erfbeplanting;

  • versterking landgoederen als groene geleding in de stedelijke contour;

  • herstel oude Reggearmen.

 

Beekdal van de Regge

  • ontwikkeling beekbegeleidende, bloemrijke graslanden;

  • handhaving bestaande afwisselende vegetatie, reliëf en vochtigheid langs de Regge;

  • stimulering van de aanleg van poelen en herstel van oude Reggearmen;

  • ontwikkeling recreatieve routes aansluitend op de stuwwal;

  • masterplan/nevengeul Groene Mal;

  • behoud en herstel van karakteristieke overgangen van het beekdal naar de omliggende overgangsgebieden.