6.1 Beheersmatig karakter plangebied
In het plangebied worden geen ingrijpende veranderingen in de functionele en ruimtelijke structuur voorzien. De bestemmingsregeling heeft daarom een beheersmatig karakter. Ontwikkelingen die voortborduren op de huidige situatie in het plangebied, die noodzakelijk zijn voor een goed beheer en functioneren van het plangebied, worden in de bestemmingsregeling direct mogelijk gemaakt.
Alle bestaande bedrijven op het bedrijventerrein worden als zodanig bestemd. Om optimaal gebruik te maken van de ruimte en toch voldoende zekerheid te bieden voor omwonenden en voor bedrijven onderling, is een milieuzonering opgenomen.
Onder milieuzonering wordt verstaan: het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende actviteiten en milieugevoelige gebieden en functies.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen uitwaartse en inwaartse zonering.
Uitwaartse zonering gaat uit van de milieubelastende functie (zoals een bedrijventerrein). In een zone rondom het bedrijventerrein worden woningen of andere milieugevoelige functies geweerd.
Bij inwaartse zonering worden beschermende bufferfuncties rondom milieugevoelige functies gecreëerd. Op het naburige bedrijventerrein zijn op korte afstand van de gevoelige functie slechts weinig belastende activiteiten toelaatbaar. Hoe groter de afstand tot de woonbebouwing, hoe groter de toelaatbare hinder zal zijn.
Benadrukt moet worden dat milieuzonering zich uitsluitend richt op het sturen van nieuwe ontwikkelingen. Milieuzonering is niet bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties, waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan.
Echter bij bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen is milieuzonering volgens vaste jurisprudentie eveneens noodzakelijk. Dit vanwege de mogelijke vestiging van nieuwe bedrijfsactiviteiten en de uitbreiding van de activiteiten van gevestigde bedrijven. Bestaande bedrijven dienen in beginsel altijd zodanig te worden bestemd dat zij duurzaam kunnen blijven functioneren, tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd (door bijvoorbeeld te verhuizen naar een beschikbare alternatieve locatie).
Deze milieuzonering staat aan de randen nabij woonwijken alleen bedrijven toe met een lagere milieucategorie. De "zwaardere bedrijven" vallend onder een hogere milieucategorie worden uitsluitend op grotere afstanden van woonwijken toegestaan. De bedrijven die nu een te hoge milieucategorie hebben voor de zone waarin zij komen te liggen, krijgen een specifieke aanduiding (zie hiervoor verder de nadere toelichting in § 6.2 bij de bestemming "Bedrijf"). Op die locatie mogen in de toekomst uitsluitend bedrijven terugkomen vallend onder een lagere milieucategorie dan wel bedrijven in dezelfde branche als het bedrijf dat nu op die locatie is gevestigd.
Door deze bepalingen wordt de kwaliteit van het bedrijventerrein gewaarborgd.
6.2 Bestemmingen
6.2.1 Agrarisch
De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijvigheid met uitzondering van intensieve veehouderij, grasland, akkerbouw- en tuinbouwgewassen, instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m en voor voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen.
In de bestemming is niet begrepen de opslag van mest en voer.
Bouwregels.
Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m².
6.2.2 Bedrijf
Gronden met de bestemming "Bedrijf" zijn bestemd voor industriële bedrijven, bouwnijverheid, groothandel en opslag, reparatie van consumentenartikelen en handels- en installatiebedrijven, verhuurbedrijven, transportbedrijven en daarmee vergelijkbare bedrijven.
Genoemde bedrijven zijn bij recht toelaatbaar voorzover die zijn vermeld:
-
in bijlage 1 bij de regels "Staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein 't Lochter 2013", én
-
in deze "Staat van bedrijfsactiviteiten" zijn aangeduid als:
-
categorie 1, 2 of 3.1 ter plaatse van de aanduiding t/m categorie 3.1;
-
categorie 1, 2, 3.1 of 3.2 ter plaatse van de aanduiding t/m categorie 3.2;
-
categorie 1, 2, 3.1, 3.2, of 4.1 ter plaatse van de aanduiding t/m categorie 4.1;
-
categorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.1 ter plaatse van de aanduiding t/m categorie 4.2,
op de verbeelding.
De Staat van Bedrijven is gebaseerd op de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, uitgave 2009.
Verder zijn op gronden met de bestemming "Bedrijf" uitsluitend kantoren behorende bij en gebonden aan bedrijven toegestaan, tenzij anders is aangeduid.
Zoals hiervoor opgemerkt, is door middel van aanduidingen op de verbeelding bepaald waar welke categorie bedrijven is toegestaan. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn voor diverse bedrijven voor diverse milieufactoren, zoals geur, stof, geluid en gevaar richtafstanden aangegeven. Het gaat daarbij om richtafstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een "rustige woonwijk" (of uiterlijk op de rand daarvan). De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie-indeling.
grootste afstand |
categorie |
10 m |
1 |
30 m |
2 |
50 m |
3.1 |
100 m |
3.2 |
200 m |
4.1 |
300 m |
4.2 |
Wijze van meten van de richtafstanden: de richtafstand geldt enerzijds tussen de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De gegeven afstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn, mits deze afwijkingen worden benoemd en gemotiveerd.
Binnen een bestemmingsvlak in de directe nabijheid van woonbebouwing zijn:
-
op een afstand van 10 - 30 m bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 1 vallen;
-
op een afstand van 30 - 50 m bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 2 vallen;
-
op een afstand van 50-100 m bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 3.1 vallen
-
op een afstand van 100-200 m bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 3.2 vallen
-
op een afstand van 200-300 m bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 4.1 vallen
-
op een afstand van 300 m of meer bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 4.2 vallen
Omdat het om een bestaand bedrijventerrein gaat, wordt het reëel geacht om de milieuzonering te beginnen bij categorie 3.1.
Zoals in de inleidende § 6.1 reeds opgemerkt, moet benadrukt moet worden dat milieuzonering zich uitsluitend richt op het sturen van nieuwe ontwikkelingen. Milieuzonering is niet bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties, waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan.
Echter bij bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen is milieuzonering volgens vaste jurisprudentie eveneens noodzakelijk. Dit vanwege de mogelijke vestiging van nieuwe bedrijfsactiviteiten en de uitbreiding van de activiteiten van gevestigde bedrijven. Bestaande bedrijven dienen in beginsel altijd zodanig te worden bestemd dat zij duurzaam kunnen blijven functioneren, tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd (door bijvoorbeeld te verhuizen naar een beschikbare alternatieve locatie).
Op en nabij het bedrijventerrein komen diverse (veelal geclusterd gelegen) burgerwoningen voor die door milieuzonering zo optimaal mogelijk worden beschermd tegen overlast door bedrijvigheid.
Bedrijven zijn toelaatbaar voor zover genoemd in de van de regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten én passend binnen de op de verbeelding aangeduide milieucategorie. Bestaande bedrijven die als zodanig in een hogere categorie vallen dan ter plaatse blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, worden specifiek bestemd, via een specifieke functieaanduiding. Daarbij moet echter wel rekening worden gehouden met het gegeven dat het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd is om met een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels voor het gebruik ten behoeve van de vestiging van bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede ten behoeve van het gebruik door bedrijven in een naast hogere (milieu)categorie, mits het bedrijven betreft die gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse bij recht zijn toegestaan conform de aangeduide milieuzonering (dus die redelijkerwijs gelijk kunnen worden gesteld aan bedrijven die opgenomen zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten én passend binnen de op de verbeelding aangeduide milieucategorie). Als zo'n situatie zich voordoet, behoeft een dergelijk bedrijf niet specifiek te worden bestemd via een specifieke aanduiding.
Als er gerede twijfel is of een bedrijf inderdaad gelijk kan worden gelijkgesteld met bedrijven die bij recht zijn toegestaan (dus bijvoorbeeld een bedrijfstype dat niet op de Staat van Bedrijfsactiviteiten is vermeld, of een bedrijf in een naast hogere {milieu}categorie), zal een nadere onderbouwing op basis van een rapportage van een ter zake deskundig bureau worden gevraagd.
Daarnaast zijn inrichtingen met een bepaalde uitstraling ook aangeduid met een specifieke functie-aanduiding. Het betreft hier onder andere een inpandige kartbaan met ondersteunende horecafaciliteiten, een bedrijf waar opslag van propaan plaatsvindt, een groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten met verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden waarbij een zuurstofreservoir aanwezig is, een bedrijf dat een multifunctionele ruimte exploiteert, een evenementen- en beurzencomplex en een indoorspeeltuin, met een ondersteunende horecafaciliteit, een bestaand Bevi-bedrijf dat een groothandel in olie en benzine exploiteert, een horecabedrijf en een viertal verkooppunten van motorbrandstoffen zonder LPG.
De bestemmingsregels bevatten een wijzigingsbevoegdheid waarmee een specifieke aanduiding kan worden verwijderd als vast komt te staan dat het bestaande bedrijf daar niet meer wordt uitgeoefend.
Daarna kan op die locatie alleen nog een bedrijf worden toegestaan, dat binnen de op de verbeelding aangeduide (milieu)categorie valt, al dan niet via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik ten behoeve van de vestiging van bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of voor bedrijven in een naast hogere categorie dan qua milieuzonering is toegestaan, mits de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs gelijk kunnen worden gesteld met bedrijven die op de betreffende locatie bij recht zijn toegestaan.
Op gronden met de bestemming "Bedrijf" zijn niet toegestaan;
-
Bedrijven die zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht). Deze bedrijven zijn weergegeven in Bijlage 3 behorende bij de regels.
-
Inrichtichtingen voor de opslag of het bewerken van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kilogram per bedrijf en de opslag of het bewerken van professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit
Wel is het college van burgemeester en wethouders bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels voor de vestiging van inrichtingen met een bewaarplaats of een bewerkingsruimte waarin verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit is opgeslagen, alsmede detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen. Een omgevingsverguning zal alleen verleend worden als het vuurwerkopslag- c.q. vuurwerkbewerkingsbedrijf alsmede de detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen voldoet aan het Vuurwerkbesluit, de bijbehorende zoneringsafstanden met betrekking tot gevaar en verder vestiging van toegestane bedrijvigheid op het bedrijventerrein niet onevenredig wordt beperkt.
-
Detailhandelsbedrijven. Wel is het college bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels voor volumineuze detailhandel alsmede voor detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen.
-
(Bedrijfs)Woningen, met uitzondering van bestaande (bedrijfs)woningen
-
M.e.r.-plichtige inrichtingen.
In bijlage C behorende bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten beschreven, terwijl in bijlage D van datzelfde besluit de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten zijn opgenomen.
Bedrijven genoemd in bijlage C van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan en bedrijven genoemd in bijlage D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 die mer-beoordelingsplichtig zijn, doch waarvan na beoordeling blijkt dat die eveneens mer-plichtig zijn, zijn evenmin toegestaan.
Daarbij moet nog worden opgemerkt dat Nederland enige tijd geleden is veroordeeld door het Europese Hof van Justitie, omdat de absolute "D-drempels" voornamelijk gaan over de omvang van de activiteit en geen rekening houden met andere criteria uit bijlage III van de M.e.r.-richtlijn, te weten de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect. Daarom heeft het Nederlandse Kabinet er voor gekozen om in de D-lijst te spreken over indicatieve drempelwaarden: onder de drempelwaarden zal waarschijnlijk geen sprake zijn van aanzienlijke milieugevolgen, maar het bevoegd gezag moet dit echter altijd nagaan aan de hand van de criteria uit bijlage III.
Indien de gemeente medewerking tóch wenst te verlenen aan de vestiging van een bedrijf dat een m.e.r.-plichtige inrichting is, kan daarvoor ofwel een afzonderlijke herziening van het bestemmingsplan worden opgesteld of een "Wabo-projectbesluit" als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder a sub 3° worden genomen. In het kader van deze herziening of dat projectbesluit kan dan een specifiek op de betreffende inrichting gerichte milieu effect rapportage worden opgesteld.
-
Inrichtingen vallende onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bestaande inrichtingen (op dit moment is er één Bevi-inrichting op het terrein gevestigd, te weten Eurol Oil b.v.) zijn niet bij recht toegestaan. Bij recht is ook niet toegestaan de vestiging van inrichtingstypen die zijn weergegeven op de Drempelwaarden Risicokaart-relevant (Leidraad Risico Inventarisatie - Gevaarlijke Stoffen) voor zover het inrichtingen betreft vallende bovende de op deze lijst aangegeven drempelwaarden, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van de regels deel uitmakende bijlage 4 Drempelwaarden Risicokaart-relevant
Wel is er de mogelijkheid voor het college van burgemeester en wethouders om met gebruikmaking van een wijzigingsvoegdheid die is opgenomen in de Algemene aanduidingsregels, de bestemming te wijzigen
-
ten behoeve van de vestiging of verplaatsing van een risicovolle inrichting onder de voorwaarde dat:
-
uit nader milieuonderzoek blijkt dat de 10-6 contour voor het plaatsgevonden risico is gelegen:
-
binnen het bedrijfsperceel van de risicovolle inrichting,
-
daarbuiten uitsluitend op gronden met de bestemmingen "Groen" of "Verkeer - Verblijf",
-
ter plaatse een aanduiding "veiligheidszone -bevi" dan wel een andere van toepassing zijnde "veiligheidszone" wordt aangebracht en er binnen de zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn en bij wijziging worden uitgesloten;
-
door de gebiedsaanduiding "veiligheidszone -bevi" te verwijderen, indien het met deze gebiedsaanduiding samenhangende gebruik van de gronden is beëindigd, dan wel indien er geen sprake meer is van een te hoog veiligheidsrisico.
Functieaanduidingen voor gebied met afwijkende regeling.
Voor het bestemmingplan "Bedrijventerrein 't Lochter 2013" is voor één, conform de uitgave "Bedrijven en milieuzonering, uitgave 2009 van de VNG" gezoneerde bedrijfsbestemming gekozen, namelijk de bestemming "Bedrijf".
In thans nog vigerende bestemmingsplan "Bedrijventerrein 't Lochter" zijn drie onderscheiden bedrijfsbestemmingen geïntroduceerd, te weten de bestemmingen "Ambachtelijke bedrijven", "Industriële bedrijven" en "Bedrijfsdoeleinden".
De bestemming "Ambachtelijke bedrijven" is bedoeld voor niet voor bewoning bestemde bebouwing voor handel en ambacht, niet zijnde detailhandel.
De op de plankaart voor bestemming "Industriële bedrijven" aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorieën 1, 2, 3 of 4 van de aan de regels (voorheen voorschriften) gekoppelde lijst "Bedrijven en milieuzonering".
Tot slot mogen op gronden met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" bij recht een manege met twee dienstwoningen, garagebedrijven (met inbegrip van tankstations); woninginrichtingsinzaken, (zelfstandige) kantoren, caravan- en kampeerbedrijven worden gevestigd en kan er vrijstelling worden verleend voor het oprichten van maximaal één horecabedrijf.
De bestemming "Bedrijfsdoeleinden" is vigerend voor een perceel aan de Van den Bergsweg waar een manege met twee dienstwoningen is gesitueerd.
De bestemming "Bedrijfsdoeleinden" is ook vigerend" voor de gronden gelegen tussen de Burgemeester H. Boersingel vanaf de Wierdensestraat tot aan de eerstvolgende rotonde en vervolgens tussen deze rotonde en de (verlegde) Wierdensestraat en het vervolgens nog feitelijk door te trekken gedeelte van de verlegde Wierdensestraat (vanaf de rotonde A. Voltastraat/ L. Pasteurstraat tot aan de huidige Wierdensestraat).
De bestemming "bedrijfsdoeleinden" is voor het eerst op deze percelen gelegd bij het bestemmingsplan "Bedrijventerrein 't Lochter, vierde herziening (vastgesteld door de raad van Hellendoorn op 28 septemer 1999, nummer 99.8260 en (goedgekeurd door gs op 25 april 2000, nummer RWB/1999/4010). Naderhand zijn wat wijzigingen doorgevoerd in de planregels bij respectievelijk de vijfde en de zesde herziening van dit bestemmingsplan.
Het genoemde, nog aan te leggen weggedeelte is reeds planologisch geregeld (vaststelling B&W 21 februari 2006, nummer 05.12775. goedkeuring door gs op 4 april 2006, nummer RWB/2006/704).
Op het overgrote deel van deze gronden met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" zijn daadwerkelijk een aantal zelfstandige kantoren, een horecabedrijf en diverse volumineuze detailhandelsbedrijven gevestigd.
De aanwezige manege wordt in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein 't Lochter 2013" met de functieaanduiding "manege" op de verbeelding weergeven.
Omdat voor de hiervoor aangeduide percelen met de vigerende bestemming "Bedrijfsdoeleinden" van de overige op het bedrijventerrein aanwezige percelen afwijkende regels gelden, is - in plaats van een op de situatie toegesneden afzonderlijke bestemming - er voor gekozen met functieaanduidingen op de verbeelding duidelijk te maken dat op deze locaties horeca, volumineuze detailhandel en kantoren bij recht zijn toegestaan.
Bedrijfswoningen
Vestiging van nieuwe bedrijfswoningen binnen de bestemming Bedrijfsdoeleinden wordt niet toegestaan. De gemeente Hellendoorn is van mening dat hierdoor de gebruiks- en ontwikkelings- mogelijkheden van kleinschalige bedrijven niet worden beperkt.
Hoe gaat de gemeente om met milieuzonering van bedrijven rondom bestaande bedrijfswoningen?
In het verleden was het "denkbeeld" over bedrijfswoningen op bedrijventerreinen anders. Bedrijfswoningen werden vrijwel overal op aanvraag en conform de toen geldende bestemmingsregeling toegaan, totdat er een kentering kwam in de opvattingen hierover, waarbij men tot het inzicht kwam dat dienstwoningen op een bedrijventerrein teveel belemmmeringen zouden opleveren voor naburige bedrijven.
Aangezien bedrijfswoningen altijd gelieerd zijn aan bedrijvigheid, is het gerechtvaardigd om bij een dergelijke functie kleinere richtafstanden te hanteren dan ten opzichte van een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Door op een bedrijventerrein te gaan wonen, moet immers in zekere mate een minder goed woonklimaat worden aanvaard.
Omdat bedrijfswoningen in het verleden vrijwel overal bij recht werden toegestaan, is het in de bestaande situatie nauwelijks mogelijk deze bestaande woningen op een eveneens bestaand bedrijventerrein te beschermen door met het bestemmingsplan afstanden te creëren tussen de gevel van deze bedrijfswoningen en de grens van omliggende bedrijfspercelen.
Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) maakt geen onderscheid tussen burgerwoningen en bedrijfswoningen die niet bij de desbetreffende inrichting behoren. Een bedrijfswoning die niet bij de desbetreffende inrichting behoort, is - gelet op het bepaalde in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit - een gevoelig object in de zin van het Activiteitenbesluit en kan een beperkend effect hebben bij verlening van omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu.
Dat betekent dat bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu rekening wordt gehouden met (bedrijfs)woningen van derden.
Vanwege de gevoeligheid van bedrijfswoningen, zijn in het verleden vergunde bedrijfswoningen op de verbeelding aangeduid.
Als een bedrijfswoning niet meer wordt gebruikt als bedrijfswoning (dus als de bewoner geen relatie meer heeft met dat bewuste bedrijf), wordt deze woning ook voor het eigen bedrijf gezien als een woning van derden. Dit is een oneigenlijk gebruik van deze bedrijfswoning.
Detailhandel
Het vestigen van nieuwe detailhandelsbedrijven op gronden met de bestemming "Bedrijf" is niet toegestaan. Wel is het college bevoegd om onder bepaalde voorwaarden een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan voor de (nieuw)vestiging van volumineuze detailhandel en/of voor de vestiging van detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen.
Sportvoorzieningen
De op het bedrijventerrein voorkomende sportschool/fitnesscentrum is specifiek aangeduid als "sportcentrum" en een aanwezige kartbaan is aangeduid als "kartbaan".
Wegen en andere bijbehorende voorzieningen
Op gronden binnen de bestemming "Bedrijf" zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van deze bedrijven. Ook fiets- en voet paden, water en groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes et cetera zijn toegestaan.
Bouwregels
Aan het bouwen van gebouwen op het bedrijventerrein zijn alleen die eisen gesteld betreffende situering, oppervlakte en andere maatvoeringen, die nodig worden geacht voor een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied.
Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen bouwvlakken op een afstand van minimaal 2 m tot de perceelsgrens indien de hoogte van een gebouw of overkapping ter plaatse 7m of minder bedraagt en op een afstand van minimaal 3m tot de perceelsgrens indien de hoogte van het gebouw of de overkapping meer dan 7m bedraagt, tenzij door een bouwgrens op de verbeelding is bepaald dat de minimale afstand tot de perceelsgrens meer dient te bedragen.
De op de verbeelding aangegeven minimale en maximale bouwhoogten van gebouwen dienen in acht te worden genomen.
In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat bij de bestemming bedrijf genoemde functies alleen zijn toegestaan als bij de aanvraag wordt aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of elders aanwezig is. Dit is gebaseerd op de op 11 december 2012 door de raad van Hellendoorn vastgestelde Parkeernota. Deze Parkeernota is op 12 januari 2013 in werking getreden.
Deze Parkeernota is vastgesteld daar de eerder door de raad van Hellendoorn vastgestelde parkeerbijdrageregeling, gebaseerd op artikel 2.5.30 van de bouwverordening, op niet al te lange termijn zal verdwijnen.
Achtergrond hiervan is artikel 8.17 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening waarin is geregeld dat de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening (artikel 8.5 van de Woningwet) komen te vervallen. Toen de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 in werking trad (als opvolger van de Wet op de Ruimtelijke Ordening), is dit artikel vooralsnog niet in werking getreden omdat het overgangsrecht van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening niet voorzag in een situatie dat in een gebied helemaal geen bestemmingsplan geldt.
Afwijken van bouwregels
Deze bepalingen bevatten afwijkingsmogelijkheden voor het overschrijden van bouwgrenzen langs wegen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdwegen en overige wegen,
Specifieke gebruiksregels
Voor buitenopslag is een minimumafstand tot wegen opgenomen en maximum hoogte maten.
Afwijking van de gebruiksregels
In de afwijkingsregels voor het gebruik is bepaald dat het college bevoegd is af te wijken van de bestemmingsomschrijving voor het toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie,
Voorts kan het college met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels (onder de in de regels aangegeven nadere voorwaarden) voor de vestiging van:
-
bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bedrijven in een naast hogere milieucategorie dan qua milieuzonering is toegestaan,
-
detailhandel:
-
in volumineuze goederen
-
in bouwmarktprodukten en tuincentra;
-
als ondergeschikte nevenactiviteit van produktiebedrijven;
-
in grove bouwmaterialen en bouwstoffen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke;
-
inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
inrichtingen met een bewaarplaats of bewerkingsruimte waarin verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit is opgeslagen alsmede detailhandel in brand - en/of explosiegevaarlijke stoffen
6.2.3 Bos
Deze gronden zijn bestemd voor bos, water, toegangswegen, nutsvoorzieningen, behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone (voor zover aangeduid op de verbeelding).
Bouwregels
Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 3m mag bedragen.
Nadere eisen
Met het oog op de landschappelijke inpassing kan het college nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
In de regels is een verbodsbepaling opgenomen om zonder verleende omgevingsvergunning in de regels opgesomde werken of werkzaamheden uit te voeren, met een aantal uitzonderingen.
6.2.4 Groen
Uitsluitend de belangrijkste groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden en water (met name retentievijvers) zijn onder deze bestemming gebracht.
Bouwregels
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, wel andere bouwwerken zoals bruggen, steigers en beschoeiingen met een maximale bouwhoogte van 4m. De maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 10m.
6.2.5 Natuur
Deze gronden zijn bestemd voor bosbouw, instandhouding en ontwikkeling van bos, natuurgebieden en watergangen, voorzieningen ten behoeve van faunapassages, bescherming van natuurwaarden van aangrenzende, voor verdroging gevoelige natuur- en moerasgebieden, behoud van aanwezige zandwegen, agrarisch medegebruik en bij een en ander behorende parkeer en andere voorzieningen.
Bouwregels
Op gronden met deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2m.
Uitsluiting toepassing artikel 2.12 lid 2 Algemene wet omgevingsrecht
Op gronden met de bestemming "Natuur" is de toepasselijkheid van artikel 2.12 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor een bepaalde tijd) uitgesloten.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
In de regels is een verbodsbepaling opgenomen om zonder verleende omgevingsvergunning in de regels opgesomde werken of werkzaamheden of werkzaamheden uit te voeren, met een aantal uitzonderingen.
6.2.6 Verkeer-Verblijf
Onder deze bestemming zijn begrepen wegen, voet- en fietspaden, insteken en toegangswegen, alsmede water, openbare nutsvoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen.
Bouwregels
Op de gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale hoogte van 10m.
6.2.7 Wonen
Deze gronden zijn bestemd voor wonen (voor de ter plaatse aanwezige burgerwoningen), aan huis verbonden beroepen en water.
Bouwregels
Het toegestane aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het bouwvlak is aangeduid. Er zijn bouwvlakken op de verbeelding aangegeven. Verder zijn bepalingen opgenomen voor de toegestane aftmetingen en inhoudsmaat van de woning en van toegestane aan- uit- en bijgebouwen.
Nadere eisen
Het college is bevoegd om nadere eisen aan de plaats en afmetingen van hoofdgebouwen en de plaats van aan- uitbouw- en bijgebouwen te stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid.
Afwijken van de bouwregels
In de regels is een scala aan bevoegdheden opgenomen voor het college om met een omgevingsver- gunning af te wijken van de bouwregels.
Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsregeling, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis.
Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het college is bevoegd onder de in de regels aangegeven voorwaarden met een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels voor:
-
kleinschalige bedrijfsactiviteiten t.b.v. een aan een woning gebonden kleinschalig bedrijf;
-
het in gebruik nemen van een aanbouw of bijgebouw als (tijdelijke) zelfstandige wooneenheid ten gevolge van het mantelzorgbeleid dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 2007.
6.2.8 Wonen-Woonwagens
Deze gronden zijn bestemd voor het wonen op standplaatsen ten behoeve van woonwagens. Aan de Industrieweg zijn, nabij de noord-/oosthoek van de kruising Industrieweg/Van den Bergsweg direct naast een perceel met de bestemming "Bedrijf", twee woonwagenstandplaatsen aanwezig.
Bouwregels
Er mogen niet meer woonwagens worden geplaatst dat het aantal dat op de verbeelding is aangegeven. Verder worden de maximale afmetingen van woonwagens geregeld alsmede van andere, niet voor bewoning bestemde gebouwen.
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats van de gebouwen met het oog op een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzenden gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid.
Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval begrepen het gebruik voor doeleinden van handel en nijverheid en het gebruik als stort- of opslagplaats anders dat tijdelijk huisvuil of tuinafval ten behoeve van onderhoud.
6.3 Algemene en overgangsregels
6.3.1 Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling beoogt te voorkomen dat hetzelfde perceel meerdere malen wordt gebruikt als berekeningsgrondslag voor het toestaan van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen, waardoor er op een bepaald perceel in de praktijk meer zou worden gebouwd dan qua bestemmingsplan de bedoeling is.
6.3.2 Algemene aanduidingsregels
Deze bepaling bevat een juridische regeling voor de aanduiding "Veiligheidszone-bevi: ter4 plaatse van deze aanduiding zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan vanwege een te hoog veiligheidsrisico. Ook bevat deze bepaling een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de vestiging, verplaatsing of beëindiging van een risicovolle inrichting mits aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan.
6.3.3 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om:
-
kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut;
-
liftschachten;
-
afwijking van in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsgrenzen voor zover dat voor een definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor en goede uitvoering van het plan, mits de afstanden van de bouwgrenzen tot de weg niet worden verminderd.
-
afwijking van de voorgeschreven maten tot een maximum van 10%, mits de afstand van de bouwgrenzen tot de grenzen van de weg niet worden verminderd;
-
de bouwhoogte van antennemasten;
-
bouwen buiten het bouwvlak voorzover volledig beneden peil wordt gebouwd tot een diepte van 6m;
-
het afwerken van het maaiveld.
6.3.4 Algemene wijzigingsregels
Deze bepaling bevat wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders voor:
-
de wijziging van de ligging van bestemmings- en bouwvlakken voor het maximaal met 10% vergroten, verkleinen of verschuiven van de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken;
-
de wijziging van de bestemming "Wonen-Woonwagenstandplaats" in de bestemming "Bedrijf" als de behoefte aan een woonwagenstandplaats niet meer aanwezig is. Na wijziging mag op deze gronden tezamen met de direct naastgelegen gronden met de bestemming "Bedrijf", een bouwvlak van maximaal 800 m2 worden gerealiseerd waarop een maximale bouwhoogte van 10 m is toegestaan; er mag na deze wijziging een bedrijf worden gevestigd vallend onder maximaal (milieu)categorie 3.2
-
het actueel houden van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
het actueel houden van de Bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder;
-
het actueel houden van de Bijlage drempelwaardenlijst ( Leidraad Risico Inventarisatie - Gevaarlijke Stoffen).
6.3.5 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
In de bijzondere bepalingen zijn ondermeer enkele afstemmingsregels opgenomen. Deze regels verwijzen naar van belang zijnde zaken in andere regelingen. In artikel 9, lid 2, van de Woningwet is bijvoorbeeld bepaald dat de voorschriften uit de Bouwverordening van toepassing blijven als het betreffende bestemmingsplan geen regels bevat die het zelfde onderwerp regelen. Ook het welstandsbeleid werkt aanvullend.
6.3.6 Overgangsregels
Het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsregels in een bestemmingsplan moeten worden geredigeerd.