Plan: | Herziening Buitengebied 2009, Zuidelijke Kanaaldijk en Schuilenburgerweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0163.BPBUZDKANDKSCHUILB-VG01 |
De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1, gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn | 2 m |
pergola's | 3 m |
overige erf- of perceelafscheidingen | 1 m |
overige andere bouwwerken | 10 m |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder c, voor zover betreft het gebruik van bestaande voormalige bedrijfsgebouwen, ten behoeve van het bouwen van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.2, onder a, ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, toestaan van:
Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen van een woning op een andere plaats binnen het betreffende bestemmingsvlak dan de bestaande plaats, mits:
Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.2, onder c, ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woonruimte tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.2, onder e, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen op minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning en vóór de voorgevel van de betreffende woning, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.2, onder f, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een oppervlakte van meer dan 250 m², in geval de oppervlakte van de bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen op de bij de betreffende woning behorende gronden meer bedraagt dan 250 m², met dien verstande dat van dat meerdere:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.2, onder f, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen voor hobbymatige, agrarische activiteiten en beroep aan huis, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in sublid 6.2.2, onder h, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m, tot aan en vóór de voorgevelrooilijn, mits:
Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 6.1, onder c, detailhandel als bedoeld in artikel 1, onder 1.29 betreffen, mag bovendien binnen eenzelfde bestemmingsvlak de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 100 m² bedragen.
Voor zover de niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in lid 6.1, onder c, verblijfsrecreatieve voorzieningen als bedoeld in artikel 1, onder 1.29 betreffen, gelden bovendien de volgende bepalingen:
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in lid 6.1, voor permanente bewoning van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis, en in sublid 6.2.2 onder f, ten behoeve van het daartoe vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 6.1, aangegeven bestemmingsgrens wordt verschoven ter vergroting van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen: