Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, locatie Stobbenhaarweg 9 te Radewijk van de gemeente Hardenberg;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00085-VG01 met de bijbehorende regels;
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e. aan huis gebonden beroep:
administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen beroepen, als nevenfunctie van het wonen, met dien verstande dat geen vergunningsplichtige activiteiten als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht en voorts geen activiteiten betreffende detailhandel en horeca mogen plaatsvinden;
f. ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
g. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
h. bed and breakfast:
recreatief nachtverblijf, kleinschalig van opzet, veelal as onderdeel van de woonfunctie van het pand;
i. bestaande afmetingen en vorm:
de hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
j. bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object:
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
k. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
l. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
m. bijgebouw:
een gebouw dat, of een overkapping die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is en voorzover aan het hoofdgebouw gebouwd in de kap zichtbaar en feitelijk gescheiden is van het op hetzelfde bouwperceel gelegen bijbehorende hoofdgebouw;
n. boerderijkamer:
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf in een kamer, al dan niet in combinatie met een dagverblijf, met keuken en sanitair in een gemeenschappelijke ruimte;
o. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
p. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
q. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
r. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
s. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
t. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
u. brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
v. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
w. eenvoudige dagrecreatieve voorziening:
extensieve, kleinschalige vormen van vrijetijdsbesteding met een maximale duur van een dag, waarbij geen overnachting plaatsvindt;
x. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
y. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
z. onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
aa. peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
bb. seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
cc. voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
dd. voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
ee. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
ff. zorgboerderij:
agrarisch bedrijf waar mensen met een zorgvraag (ziekte, handicap, problematische opvoedingssituatie of delinquent verleden) een passende dagbesteding vinden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden – Essen- en hoevenlandschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘agrarisch met waarden – essen- en hoevenlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd glastuinbouw;
b. instandhouding van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals stijlranden, onverharde paden, onregelmatige verkaveling, halfopen landschap en waardevolle flora en fauna;
c. watergangen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- andere bouwwerken, zoals erf- of perceelsafscheidingen.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken |
Max. bouwhoogte |
Overige erf- of perceelscheidingen |
1 m |
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
3.3.1. Vergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 3.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
|
Werken en werkzaamheden* |
|
|
a |
b |
c |
d |
e |
f |
g |
- |
Stijlranden |
+ |
+ |
|
+ |
+ |
+ |
|
- |
Onverharde paden |
+ |
|
|
|
|
|
|
- |
Onregelmatige verkaveling |
|
|
+ |
|
|
|
|
- |
Halfopen landschap |
|
|
|
|
|
|
+ |
- |
Waardevolle flora en fauna |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
* de onderstaande letters worden hierna nader verklaard; in de tabel is: + = vergunning vereist |
a |
aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen |
b |
verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden |
c |
aanleggen en dempen van watergangen |
d |
aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur |
e |
diepploegen, zijnde het extra diep – meer dan circa 0,4 m - omploegen |
f |
bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters |
g |
het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen |
3.3.2 Uitzondering vergunningplicht
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, bijvoorbeeld het gebiedsplan Overijssel;
d. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1, bij a, voorzover het betreft kavelpanden en in- of uitritten;
e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1, bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen;
f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1, bij.d, voorzover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
3.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.3.4 In te winnen adviezen
Alvorens een vergunning te verlenen als bedoeld in lid 3.3.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen terzake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
Artikel 4 Wonen - Essen- en hoevenlandschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, waaronder aan huis gebonden beroep tot een oppervlakte van 100 m2;
b. nevenactiviteit in de vorm van:
1. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
2. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
3. atelier;
4. kantoor en zakelijke dienstverlening, uitsluitend in bestaande gebouwen tot een oppervlakte van 100 m2;
5. bed and breakfast uitsluitend in bestaande hoofd- en bijgebouwen tot een oppervlakte van 100 m2
6. boerderijkamers, tot een gezamenlijke oppervlakte van 200 m2;
7. opslag- en stallingsbedrijven;
8. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor onder 1 tot en met 7 genoemde gelijk kunnen worden gesteld;
c. instandhouding van de uiterlijke verschijningsvorm van waardevolle/karakteristieke objecten, zoals die blijkt uit de maatvoering, dakvorm en situering;
d. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen;
b. bijgebouwen;
c. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelsafscheidingen en tuinmeubilair;
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1 gelden de volgende regels:
a. binnen het bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;
b. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
c. de goothoogte en bouwhoogte van een woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 en 10 m of niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
d. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
e. de gezamenlijke oppervlakte van de bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 75 m2 bedragen of niet meer dan:
- de bestaande oppervlakte indien die meer dan 75 m2 bedraagt;
- 100 m2, indien de inhoud van de woning meer dan 1.000 m3 bedraagt;
f. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m of niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
g. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meerbedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken |
Max. bouwhoogte |
Erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn |
2 m |
Overige erf- of perceelscheidingen |
1 m |
Overkappingen |
3,5 m |
Overige andere bouwwerken |
10 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroten inhoud woning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.2.2 onder b, ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.000 m3, mits de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Nevenactiviteiten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder b, voorzover het betreft het gebruik van bestaande gebouwen voor de volgende nevenactiviteiten:
a. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, imkerij;
b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
d. educatieve functies;
e. bezoekers- en cursuscentrum;
f. museum, galerie en kunsthandel;
g. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
h. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
i. kinderdagverblijf;
j. zorgboerderij;
k. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijkgesteld kunnen worden;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
1. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien ten minste 75 m2 aan bijgebouwen aanwezig is;
2. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten mag binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 300 m2 bedragen;
3. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
4. in vergelijking met het agrarische gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
5. het parkeren dient binnen het eigen erf op eigen terrein plaats te vinden;
6. er mag geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvinden;
7. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, respectievelijk is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met de bestemming behoort in ieder geval:
a. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting;
b. het gebruik van onbebouwde gronden:
1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
2. als opslag-, stof- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Extra zelfstandige woonruimte in woningen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regels omtrent de toegestane inhoud van woningen, ten behoeve van ten hoogste één zelfstandige woonruimte in een woning, niet zijnde een recreatiewoning, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven;
b. de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning, althans het hoofdgebouw, en de daarin opgenomen zelfstandige woonruimte mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen;
c. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning;
d. het betreft inwoning binnen de bestaande woning;
e. het aantal woningen mag niet toenemen.
8.2 Algemene afwijkingsregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan:
a. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
b. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien:
1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 20 m worden verschoven;
b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 10% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
c. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Er kan eenmalig bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, locatie Stobbenhaarweg 9 te Radewijk.