Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Marslanden fase II, Collendoornerdijk 3 Collendoorn van de gemeente Hardenberg;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00033-VG01 met de bijbehorende regels;
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e. bestaande:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 Wro;
f. bijgebouw:
een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, niet zijnde een geurgevoelig object;
g. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
h. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
i. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
j. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
k. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
l. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
m. carport:
een geheel of gedeeltelijk overdekte opstelplaats voor auto, welke aan ten minste twee zijden open is;
n. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
o. gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
p. geurgevoelig object:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
q. landschappelijke waarde:
geomorfologische, landschappelijk-esthetische en cultuurhistorische waarde;
r. peil:
gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
s. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
t. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
b. (semi)agrarische doeleinden in de vorm van weide en grasland;
c. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2, lid b en toestaan dat windturbines tot 15 m en een rotordiameter tot 5 m worden opgericht, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en de verkeersveiligheid.
b. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voornemen tot het verlenen van een ontheffing naar voren te brengen. De betreffende stukken zullen daartoe na publicatie gedurende een periode van twee weken ter inzage worden gelegd.
3.4 Aanlegvergunning
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
3. het aanleggen van verhardingen.
b. Het in artikel 3.4, lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c. De in artikel 3.4, lid a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.
Artikel 4 Woongebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. verkeers- en verblijfsgebied;
c. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. een hoofdgebouw wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
2. per bouwperceel mag ten hoogste één vrijstaande woning worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van het hoofdgebouw gericht naar de weg wordt gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 9 m, met dien verstande dat de goothoogte van de achtergevel niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
4. de dakhelling van hoofdgebouwen zal 45° met een marge van 5° bedragen;
5. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder b (regeling bijgebouwen);
6. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 40%;
7. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' is het niet toegestaan gebouwen te bouwen die aan te merken zijn als geurgevoelig object in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij; het oprichten van bijgebouwen is toegestaan.
b. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
1. bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
2. de dakhelling van bijgebouwen zal 45° met een marge van 5° bedragen;
3. de bijgebouwen zullen ten minste op een afstand van 5 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan worden gebouwd;
4. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 40%.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
4. het bouwen van carports en pergola's of daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet toegestaan buiten de voorgevel en westelijke zijgevel van het hoofdgebouw (met eventuele aanbouw);
5. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 40%.
4.3 Nadere eisen
a. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de stedenbouwkundig karakteristieke bebouwing;
nadere eisen stellen aan:
- de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
b. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent het stellen van een nadere eis naar voren te brengen. De betreffende stukken zullen daartoe gedurende een periode van twee weken ter inzage worden gelegd.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
ontheffing verlenen van het bepaalde in:
- lid 4.2, sub a, onder 3:
voor een (gedeeltelijke) platte afdekking.
b. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voornemen tot het verlenen van een ontheffing naar voren te brengen. De betreffende stukken zullen daartoe na publicatie gedurende een periode van twee weken ter inzage worden gelegd.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- het gebruik van bouwwerken bestemd voor wonen voor detailhandelsdoeleinden;
- het gebruik van grond voor opslag van goederen en materialen anders dan tijdelijke opslag ten behoeve van het onderhoud;
- het gebruik van een woonhuis voor meer dan twee woningen;
- het gebruik van gebouwen voor wonen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone'.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' de aanduiding wordt ontnomen, indien de geurcontour ter plaatse niet langer aanwezig is.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene ontheffingsregels
6.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voorzover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt.
6.2 De onder 6.1 bedoelde ontheffingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de verkeersveiligheid.
Artikel 7 Overige regels
Afstemming op andere wetten en verordeningen
7.1 Welstand(snota)
Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
b. de dakhelling;
c. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden voor het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
- de vermindering van de minimale goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
- de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
7.2 Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van gebouwen en terreinen als seksinrichting.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Marslanden fase II, Collendoornerdijk 3 Collendoorn'.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 7 september 2010
, voorzitter
, griffier