Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
alsmede voor:
-
het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen (houtwallen, -singels en bosjes) afzonderlijk en als samenhangend onderdeel van de (oorspronkelijke) verkavelingsstructuur;
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
voorzieningen - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest- en agrarische cultuurgronden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,25 m bedraagt.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde, uit te voeren:
-
het aanleggen en/of verharden van wegen, (fiets)paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische percelen.
b. De andere-werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
in afwijking van het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
-
opslag van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitvoering;
-
de verkoop, opslag en (in beperkte mate) het kweken van bloemen en planten, alsmede voor de verkoop van overige tuinartikelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
-
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, inclusief een autowasinrichting en detailhandel in weggebonden artikelen en onzelfstandige horeca met daarbij behorende voorzieningen en technische ruimte en berging; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
met daarbij behorende:
-
bedrijfswoningen;
-
reclame-uitingen:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
-
tuinen;
-
erven;
-
terreinen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen, met dien verstande dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden waarbij geldt dat per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlakte voor bedrijfsgebouwen dient te worden voorzien in ten minste 1,3 parkeerplaats(en).
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
-
het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt maximaal 70% van het bouwperceel;
-
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, dan wel ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
de afstand van een gebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, tenzij deze grens wordt gevormd door een openbare weg (rijweg inclusief rabatten, parkeerstroken, groenstroken, voet- en fietspaden en dergelijke) in welk geval deze afstand niet minder dan 5 m mag bedragen.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bedrijf is maximaal één inpandige bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de nieuwbouw van een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van die aanduiding is toegestaan. Indien er in de bestaande situatie sprake is van een niet-inpandige bedrijfswoning, dan geldt bij een volledige nieuwbouw van een bedrijfswoning niet de voorwaarde van een inpandige bedrijfswoning;
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³;
-
bij een bedrijfswoning mogen vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
-
voor de onder sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
-
het maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag 50 m2 bedragen;
-
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedragen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 5 m;
-
de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend vanaf 3 m achter de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning worden opgericht.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Algemeen
-
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
-
De nadere eisen, als genoemd onder a, dienen betrekking te hebben op:
-
de situering van de gebouwen om een goede verkeersafwikkeling en -veiligheid te verzekeren;
-
de situering van de terreinverlichting en andere lichtuitstralende wijzigings- en aanduidingselementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid te voorkomen.
4.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a. lid 4.2.1, sub c, en toestaan dat de maximale bouwhoogte 8,5 m bedraagt.
4.4.2 Afwegingskader
-
Een in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
-
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
-
zelfstandige kantoren;
-
detailhandel;
-
Bevi-inrichtingen;
-
vuurwerkbedrijven;
-
seksinrichtingen;
-
inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994,
met uitzondering van de in 4.1 genoemde functies.
-
Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
-
Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
-
het gebruik mag geen nadelie invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
-
de activiteit moet worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
-
het bepaalde in 4.1 onder a voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën zoals toegestaan op grond van het bepaalde onder 4.1 sub a met dien verstande dat:
-
Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
-
vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
-
het bepaalde in lid 4.1 sub a, onder voor bedrijven in één milieucategorie hoger dan is toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
-
Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
-
vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
-
het bepaalde in 4.5 sub a, onder 2, voor het toestaan van zelfstandige kantoren;
-
het bepaalde in 4.5 sub a, onder 3, het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen, als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
-
de onder c t/m d bedoelde afwijking mag slechts worden verleend, indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
4.6.2 Afwegingskader
-
De in 4.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
openbare nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
open terreinen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding ´maximale goothoogte´ waarvoor de maximale aangegeven goothoogte geldt.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Algemeen
-
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
5.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone A', voor bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', die als bijlage bij deze regels is gevoegd en voor gasontvangststation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone B', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone C', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
-
in afwijking van het bepaalde onder a t/m c zijn tevens bestaande legale bedrijven ter plaatse van bestaande bouwpercelen toegestaan indien deze niet voldoen aan de ter plaatse geldende maximale bedrijfscategorie;
-
opslag van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitvoering:
-
bestaande perifere detailhandel en/of detailhandel in volumineuze goederen;
in afwijking van het bepaalde onder a t/m c zijn de gronden tevens bestemd voor:
-
garenhandel en spoelerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garenhandel en spoelerij';
-
machinereparatiewerkplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinereparatiewerkplaats';
-
machinefabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek';
-
timmerbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
-
constructie en laswerkplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructie en laswerkplaats';
-
touringcarbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - touringcarbedrijf';
-
slachterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slachterij';
-
autoherstelinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoherstelinrichting';
-
metaalwaren en installatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalwaren en installatiebedrijf';
-
kantoren of magazijnen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoren en of magazijnen';
-
kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
-
een antennemast ten behoeve van de mobiele telefonie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
met daarbij behorende:
-
bedrijfswoningen;
-
reclame-uitingen;
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
-
tuinen;
-
erven;
-
terreinen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen, met dien verstande dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden waarbij geldt dat per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlakte voor bedrijfsgebouwen dient te worden voorzien in tenminste 1,3 parkeerplaats(en).
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
-
het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt maximaal 70% van het bouwperceel;
-
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, dan wel ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
de afstand van een gebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, tenzij deze grens wordt gevormd door een openbare weg (rijweg inclusief rabatten, parkeerstroken, groenstroken, voet- en fietspaden e.d.) in welk geval deze afstand niet minder dan 5 m mag bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde onder d is het toegestaan dat ten behoeve van kleinschalige bedrijven één zijgevel en één achtergevel van een gebouw samenvallen met de perceelsgrens, met dien verstande dat bouwen op de perceelsgrens alleen mag wanneer een gebouw aan elkaar worden gebouwd met een gebouw op het naastgelegen bouwperceel.
6.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bedrijf is maximaal één inpandige bedrijfswoning toegestaan. Indien er in de bestaande situatie sprake is van een niet-inpandige bedrijfswoning, dan geldt bij een volledige nieuwbouw van een bedrijfswoning niet de voorwaarde van een inpandige bedrijfswoning;
-
de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
-
bij een bedrijfswoning mogen vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
-
voor de onder sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
-
het maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag 50 m2 bedragen;
-
de goothoogte respectievelijke bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m. respectievelijk 5 m;
-
de bijbehorende bouwwerken uitsluitend vanaf 3 m achter de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning opgericht mogen worden.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan bedragen dan 6 m;
-
voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' geldt een maximale bouwhoogte van 45 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Algemeen
-
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
-
De nadere eisen, als genoemd onder a, dienen betrekking te hebben op:
-
de situering van de gebouwen om een goede verkeersafwikkeling en -veiligheid te verzekeren;
-
de situering en de omvang (lengte en breedteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing om te bevorderen dat (met de architectuur van de gebouwen en de situering van een showroom) het aanzien van het bedrijventerrein als totaliteit een positief element vormt voor de herkenbaarheid van het bedrijventerrein;
-
de situering van de terreinverlichting en andere lichtuitstralende wijzigings- en aanduidingselementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid te voorkomen.
6.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a. lid 6.2.1, sub c, en toestaan dat de maximale bouwhoogte 8,5 m bedraagt.
6.4.2 Afwegingskader
-
Een in 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
-
bouw-/andere werkzaamheden die plaatsvinden binnen de beschermingszones van waterlopen (5 m van uit de insteek), zijn slechts toelaatbaar indien een watervergunning is verkregen van het waterschap.
6.5 Specifieke gebruiksregels
-
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
-
zelfstandige kantoren;
-
detailhandel;
-
Bevi-inrichtingen;
-
vuurwerkbedrijven;
-
seksinrichtingen;
-
inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994,
met uitzondering van de in 6.1 genoemde functies.
-
Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
-
Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
-
de activiteit moet worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
-
het bepaalde in 6.1 onder a, b en c voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën zoals toegestaan op grond van het bepaalde onder 6.1 onder a, b en c , met dien verstande dat:
-
Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
-
vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
-
het bepaalde in 6.1 sub a, b en c voor bedrijven in één milieucategorie hoger dan is toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
-
Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
-
vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
-
het bepaalde in 6.5 sub a, onder 2, voor het toestaan van zelfstandige kantoren, mits de direct aangrenzende bedrijven een maximale bedrijfscategorie hebben van 3.2;
-
het bepaalde in 6.5 sub a voor het toestaan van nieuwe detailhandel in volumineuze goederen en productiegebonden en/of perifere detailhandel;
-
het bepaalde in 6.5 sub a voor het uitoefenen van detailhandel in een bouwmarkt, mits aan de hand van verricht onderzoek is gebleken, dat binnen Haaksbergen nog voldoende distributieplanologische ruimte bestaat voor de vestiging van een bouwmarkt;
-
het bepaalde in 6.5 sub a het uitoefenen van detailhandel in goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met de hiervoor onder d bedoelde goederen, mits deze detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de onder d omschreven bedrijfsvoering plaatsvindt;
-
het bepaalde in 6.5 sub a het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen, als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
-
het bepaalde in 6.1 voor het toestaan van een antennemast ten behoeve van de mobiele telefonie;
-
de onder c t/m g bedoelde afwijking mag slechts worden verleend, indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
6.6.2 Afwegingskader
-
De in 6.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
-
Werkzaamheden die plaatsvinden binnen de beschermingszones van waterlopen (5 m van uit de insteek), zijn slechts toelaatbaar indien een watervergunning is verkregen van het waterschap.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoogopgaande, afschermende bebossing;
-
het behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
-
voetpaden;
en daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
7.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde, uit te voeren:
-
het aanleggen en/of verharden van wegen, (fiets-)paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische percelen.
-
De andere-werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden niet oneven redig kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bestaande horeca - 1;
-
kantoren;
-
maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, ten behoeve van uitsluitend gezondheidszorg, naschoolse opvang, bibliotheek, openbare dienstverlening, kinderdagverblijf, dierenarts en praktijkruimte;
-
onderwijsdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
-
sport;
-
bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
-
bestaande (bedrijfs)woning;
-
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
detailhandel op de adressen zoals opgenomen in de navolgende tabel:
Adres |
Eibergsestraat 1 7481 HE Haaksbergen |
Eibergsestraat 3 7481 HE Haaksbergen |
Eibergsestraat 5 7481 HE Haaksbergen |
Eibergsestraat 7 7481HE Haaksbergen |
Eibergsestraat 9 7481 HE Haaksbergen |
Eibergsestraat 17b 7481HE Haaksbergen |
Eibergsestraat 18 7481HL Haaksbergen |
Eibergsestraat 19 7481HL Haaksbergen |
Eibergsestraat 20 7481 HL Haaksbergen |
Eibergsestraat 24 7481HL Haaksbergen |
Eibergsestraat 27 7481HE Haaksbergen |
Eibergsestraat 30 7481HL Haaksbergen |
Eibergsestraat 44 7481HL Haaksbergen |
Eibergsestraat 44 b 7481HL Haaksbergen |
Eibergsestraat 46 b 7481HLHaaksbergen |
Eibergsestraat 52 a 7481HM Haaksbergen |
Eibergsestraat 54 7481HM Haaksbergen |
Eibergsestraat 58 7481HM Haaksbergen |
Eibergsestraat 60 7481HM Haaksbergen |
met daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
andere-werken;
-
tuinen;
-
erven;
-
terreinen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen
Elke toegestane functie dient te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen, waarbij ten minste een parkeernormering geldt van 2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo en ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' ten minste een parkeernormering geldt van 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.2.1 Hoofdgebouwen
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
het hoofdgebouw dient, voorzover weergegeven, in de als zodanig aangegeven 'gevellijn' te worden gebouwd;
-
de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'plat dak', waarvoor geldt dat de daken van de gebouwen uitsluitend worden voorzien van een plat dak;
-
voorzover aangegeven, mag de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' niet worden onder- en overschreden;
-
voorzover aangegeven, mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' niet worden onder- en overschreden;
-
de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' en/of ‘maximum hoogte’ mag niet worden overschreden;
-
in afwijking van het bepaalde onder c mag het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' worden voorzien van een lessenaarsdak;
-
de afstand van het hoofdgebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
-
het aantal (bedrijfs)woningen mag niet toenemen.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' geen bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
-
de afstand tot de voorgevel en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 3 m;
-
de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,5 m.
-
in afwijking van en aanvulling op het bepaalde in sub a en b geldt ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' dat het totaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2 en de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de weg ten minste 3 m bedraagt en de afstand tot de overige perceelgrenzen niet minder bedraagt dan 1 m, tenzij het bijgebouw wordt opgericht in de perceelsgrens.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de voorgevel, niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de voorgevel, niet meer dan 1 m bedragen;
-
voor palen en masten geldt een bouwhoogte van niet meer dan 6 m
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid
-
de externe veiligheid.
8.4 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
8.5 Afwijken van de bouwregels
8.5.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
-
lid 8.2.1, sub c, ten behoeve van het bouwen van een lessenaarsdak ter plaatse van de aanduiding ‘plat dak’, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
8.5.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
met daarbij behorende:
-
paden en verhardingen;
-
hondenuitlaatplek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplek';
-
parkeerstroken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen abri's;
-
uitingen van beeldende kunst;
-
geluidschermen, ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
-
een geluidwal, ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
-
ontsluiting, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een bergbezinkingsbassin ten behoeve van de berging en de bezinking van hemelwater, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkingsbassin'.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van uitingen van beeldende kunst mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
9.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen in die zin dat de bestemming 'Groen' gewijzigd wordt in de bestemming 'Wonen- Meergezinshuizen' of 'Wonen - Woonhuizen' ten behoeve van inrichting als erf, onder de voorwaarden dat:
-
ter beoordeling van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid en uitvoerbaarheid;
-
indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd onder sub a1 en sub a2 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt aan de genoemde wijzigingsbevoegdheid geen toepassing;
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 23 of Artikel 24 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat:
-
de gronden uitsluitend als erf mogen worden ingericht;
-
geen bouwvlakken en hoofdgebouwen zijn toegestaan.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horeca - 1 en horeca - 2;
-
bestaande (bedrijfs)woningen op de verdieping;
met daar bijbehorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
andere-werken;
-
tuinen;
-
erven;
-
terreinen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.2.1 Hoofdgebouwen
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
-
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' weergegeven maatvoering;
-
de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
-
de afstand van het hoofdgebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
-
het aantal (bedrijfs)woningen mag niet toenemen.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 50 m2 ;
-
de afstand tot de voorgevel en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 3 m ;
-
de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,5 m .
10.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de voorgevel, niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de voorgevel, niet meer dan 1 m bedragen;
-
voor palen en masten geldt een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid
-
de externe veiligheid.
10.4 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
10.5 Specifieke gebruiksregels
-
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van bardancings/nachtclubs en discotheken.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
-
een brandweergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brandweergarage';
-
een kerk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'religie';
-
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met de daarbij behorende:
-
hondenuitlaatplaatsen en parkeervoorzieningen;
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
erven;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
voor zover aangegeven, bedraagt de maximale goothoogte van gebouwen de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
voor zover aangegeven, bedragen de minimale en maximale goothoogte respectievelijk niet minder en niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de minimale en maximale dakhelling bedragen respectievelijk niet minder dan niet meer dan 30° en 60°, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'plat dak', waarvoor geldt dat de gebouwen worden voorzien van een plat dak;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
-
in afwijking en aanvulling op het bepaalde in sub a tot en met f mogen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding begraafplaats, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte 50 m2 en de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedragen;
-
de afstand van het hoofdgebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
11.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bedrijf is maximaal één inpandige bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de nieuwbouw van een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van die aanduiding is toegestaan. Indien er in de bestaande situatie sprake is van een niet-inpandige bedrijfswoning dan geldt bij een volledige nieuwbouw van een bedrijfswoning niet de voorwaarde van een inpandige bedrijfswoning;
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³;
-
bij een bedrijfswoning mogen vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
-
voor de sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
-
het maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag 50 m2 bedragen;
-
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedragen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 5 m;
-
de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend vanaf 3 m achter de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning worden opgericht.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 50 m2;
-
de afstand tot de voorgevel en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 3 m;
-
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen,
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid
-
de externe veiligheid.
11.4 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
11.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 11.2.1, sub e, ten behoeve van een platte afdekking;
-
lid 11.2.2 sub a en b en toestaan dat buiten het bouwvlak een bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 60 m2.
11.5.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
Artikel 12 Maatschappelijk - Bijzondere Woonvorm
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Bijzondere Woonvorm' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woondoeleinden gecombineerd met sociaal-medische dan wel sociaal-maatschappelijke doeleinden;
met daarbij behorende:
-
gebouwen - niet zijnde (bedrijfs- of ambts)woningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
erven;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Bijzondere Woonvorm' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
12.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte' aangegeven bouwhoogte;
-
de minimale en maximale dakhelling van gebouwen bedraagt respectievelijk 30° en 60º, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'plat dak', waarvoor geldt dat de daken van de gebouwen uitsluitend worden voorzien van een plat dak;
-
de afstand van het hoofdgebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning bedraagt maximaal 50 m2;
-
de afstand tot de voorgevel en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 3 m;
-
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,25 m.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 13 Recreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatieve voorzieningen;
-
maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, ten behoeve van uitsluitend gezondheidszorg, naschoolse opvang, bibliotheek, openbare dienstverlening, kinderdagverblijf, dierenarts en praktijkruimte;
-
sport;
-
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
erven;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Recreatie' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
13.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12 m, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' waarvoor de maximale aangegeven bouwhoogte geldt;
-
per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning mag worden gebouwd.
13.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bouwvlak is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ 1 bedrijfswoning toegestaan;
-
de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
-
bij een bedrijfswoning mogen vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
-
voor de onder sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
-
het maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag 50 m2 bedragen;
-
de goothoogte respectievelijke bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m. respectievelijk 5 m;
-
de bijbehorende bouwwerken uitsluitend vanaf 3 m achter de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning opgericht mogen worden.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 14 Recreatie - Recreatiewoning
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatief verblijf in recreatiewoningen;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
terreinen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Recreatie - Recreatiewoning' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
14.2.1 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 recreatiewoning worden gebouwd;
-
de inhoud per recreatiewoning, inclusief bijgebouw/berging en kelder, bedraagt ten hoogste 200 m3;
-
de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 5,5 m.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
onbebouwde erven;
met de daarbij behorende:
-
in- en uitritten;
-
parkeergelegenheid;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.2.1 Erker
Voor een erker bij een woning gelden de volgende regels:
-
de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt minimaal 2 m;
-
de diepte van een erker mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
-
de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de van de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
15.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
-
voet- en rijwielpaden;
-
verblijfsgebied;
-
een fietstunnel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietstunnel';
-
groenvoorzieningen en bermen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
ondergeschikte parkeervoorzieningen;
-
uitingen van beeldende kunst;
-
hondenuitlaatplaatsen;
met daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel in een toename van het aantal rijstroken voorziet.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste aan de bestemming worden gebouwd.
16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 10 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van uitingen van beeldende kunst mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
16.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
16.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' gewijzigd wordt in de bestemming 'Wonen- Meergezinshuizen' of 'Wonen - Woonhuizen' ten behoeve van inrichting als erf, onder de voorwaarden dat:
-
ter beoordeling van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid en uitvoerbaarheid;
-
indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd onder sub a1 en sub a2 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt aan de genoemde wijzigingsbevoegdheid geen toepassing;
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 23 of Artikel 24 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat:
-
de gronden uitsluitend als erf mogen worden ingericht;
-
geen bouwvlakken en hoofdgebouwen zijn toegestaan.
Artikel 17 Verkeer - Autoboxen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Autoboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de stalling van (motor-)voertuigen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
erven;
met daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Autoboxen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste aan de bestemming worden gebouwd.
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,25 m.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
17.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 18 Verkeer - Openbaar erf
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Verkeer - Openbaar erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende erven;
-
parkeer- en groen- en speelvoorzieningen;
-
in beperkte mate voor tuinen en erven;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
uitingen van beeldende kunst;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Openbaar erf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
18.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en lantaarnpalen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van uitingen van beeldende kunst mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
18.3 Nadere eisen
18.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
18.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 19 Verkeer - Parkeerterrein
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' zijn bestemd voor:
-
parkeerterreinen;
met daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
voetpaden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
uitingen van beeldende kunst;
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
19.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en lantaarnpalen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van uitingen van beeldende kunst mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
19.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 20 Verkeer - Railverkeer
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' zijn bestemd voor:
-
vervoer per rail;
-
voorzieningen, zoals kruisingen met wegen en water en watergangen, viaducten, bermen, bermsloten, taluds en waterlopen;
met de daarbij behorende;
-
gebouwen, waaronder een stationsgebouw met bijbehorende horeca;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
20.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven maximale bouwhoogte;
-
de minimale en maximale dakhelling van gebouwen bedraagt respectievelijk 30° en 60º.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en lantaarnpalen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van uitingen van beeldende kunst mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
20.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
20.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.1 ten behoeve van de bouw van onderstations, posten, sein- en/of reilaishuizen, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing ten hoogte 250 m2 bedraagt;
-
de bouwhoogte van de bebouwing ten hoogste 4,5 m bedraagt.
Artikel 21 Verkeer - Voet/fietspad
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Verkeer - Voet/fietspad' zijn bestemd voor:
-
een voetpad of een fietspad;
met daarbij behorende:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Voet/fietspad' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
21.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en lantaarnpalen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van uitingen van beeldende kunst mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
21.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 22 Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water, waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen, vijvers en/of andere daarmee vergelijkbare waterpartijen;
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen bouwwerken ten dienste van de verbinding van de oevers, worden gebouwd.
22.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en lantaarnpalen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
22.3 Nadere eisen
22.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, ter waarborging van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid.
22.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 23 Wonen - Meergezinshuizen
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Meergezinshuizen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het bestaande aantal meergezinshuizen;
alsmede voor:
-
bijbehorende bouwwerken;
-
de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
met de daarbij behorende:
-
erven, tuinen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Meergezinshuizen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
23.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen i.c. meergezinshuizen gelden de volgende regels:
-
de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de minimale en maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten minste en ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangegeven goothoogten;
-
de dakhelling van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 25°;
-
de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' weergegeven maatvoering;
-
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet minimaal 3 m bedragen;
-
een kelder moet binnen de begrenzing van het hoofdgebouw gelegen zijn.
23.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per meergezinshuis mag maximaal 10 m² bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a onder 1 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 20 m² toegestaan, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
-
het bijbehorende bouwwerk dient minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te liggen;
-
de afstand van een overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan moet ten minste 0 m bedragen;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerken mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de goothoogte van aangebouwde bijbehorend bouwwerken mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m, maar nooit meer dan 3,25 m;
-
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorend bouwwerken moet minimaal 2 m minder zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan maximaal 6 m bedragen;
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
23.3 Nadere eisen
23.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
23.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijken van de bouwregels voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 23.2.1 sub c, ten behoeve van een andere dakhelling;
-
lid 23.2.1 sub e, ten behoeve van een kleinere afstand van de perceelgrens;
-
lid 23.2.2 sub c, ten behoeve van een kleinere afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw.
23.4.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen:
-
voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of recreatieve bewoning;
23.5.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven
Voor het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf, waarbij voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepen en bedrijven gelden de volgende bepalingen:
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende - al dan niet aangebouwde bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
-
er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
Artikel 24 Wonen - Woonhuizen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonhuizen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het bestaande aantal vrijstaande, dan wel halfvrijstaande woningen, met dien verstande dat:
-
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden', aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld', geschakelde woningen zijn toegestaan;
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - te handhaven hoofdvorm' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden;
alsmede voor:
-
de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
-
bed & breakfast in de woning en/of in een aan de woning aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat niet meer dan vier bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
-
autorijschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autorijschool'; met de daarbij behorende:
-
erven, tuinen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Woonhuizen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
24.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen i.c. woonhuizen gelden de volgende regels:
-
de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat, voor zover aangegeven, de voorgevel in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' wordt gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal aaneen te bouwen wooneenheden' bedraagt het ten hoogste aaneen te bouwen aantal woonhuizen niet meer dan het in het bouwvlak aangegeven aantal en ter plaatse van de aanduiding 'minimaal aantal wooneenheden' bedraagt het ten minste aaneen te bouwen aantal woonhuizen niet minder dan het in het bouwvlak aangegeven aantal;
-
de breedte van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 5 m;
-
voor zover aangegeven, bedragen de minimale en maximale goothoogte van hoofdgebouwen ten minste en ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangegeven goothoogten;
-
voor zover aangegeven, bedraagt de maximale goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
voor zover aangegeven, bedragen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
de minimale en maximale dakhelling bedragen respectievelijk 25° en 60°;
-
de afstand van een vrijstaand respectievelijk een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;
-
een kelder moet binnen de begrenzing van het hoofdgebouw gelegen zijn;
-
in afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met h geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - te handhaven hoofdvorm' dat de hoofdvorm, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot-)hoogte, dakhelling en nokrichting zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan gehandhaafd dient te worden met dien verstande dat een afwijking van de goot- en/of bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
-
in afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met h bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak, niet meer dan de aangegeven maatvoering.
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag bedragen:
-
maximaal 20 m² bij meer dan twee aaneengebouwde woningen;
-
maximaal 50 m² bij vrijstaande en twee aaneengebouwde woningen;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a onder 1 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m² toegestaan, mits niet meer dan 40% van het bouwperceel wordt bebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m² toegestaan, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² toegestaan, mits niet meer dan 40% van het bouwperceel wordt bebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m² toegestaan, mits niet meer dan 35% van het bouwperceel wordt bebouwd;
-
bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld in sub b tot en met sub e wordt de oppervlakte binnen het bebouwingsvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van de woonhuizen, niet meegerekend;
-
het bijbehorende bouwwerk dient minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te liggen;
-
de afstand van een overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan moet tenminste 0 m bedragen;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerken mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de goothoogte van aangebouwde bijbehorend bouwwerken mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m, maar nooit meer dan 3,25 m;
-
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorend bouwwerken moet minimaal 2 m minder zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de naar de weg toegekeerde gevel(s), niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan maximaal 6 m bedragen;
-
in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
24.3 Nadere eisen
24.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
24.3.2 Procedure
Voor het stellen van nadere eisen geldt de in artikel 35 vermelde voorbereidingsprocedure.
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1 Afwijken van de bouwregels voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 24.2.1 sub g, ten behoeve van een andere dakhelling;
-
lid 24.2.1 sub h, ten behoeve van een kleinere afstand van de perceelgrens;
-
lid 24.2.2 sub g, ten behoeve van een kleinere afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten behoeve van een hoekerker.
24.4.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
24.5 Specifieke gebruiksregels
24.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen:
-
voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of recreatieve bewoning;
24.5.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven
Voor het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf, waarbij voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepen en bedrijven gelden de volgende bepalingen:
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende - al dan niet aangebouwde bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
-
er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
24.6.1 Afwijken van de gebruiksregels voor mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.5.1 onder a ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerken, mits:
-
een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
-
mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m², met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
-
het bijbehorende bouwwerk een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is.
24.6.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
Artikel 25 Leiding - Gas
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
-
de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
met de daarbij behorende:
-
veiligheidszone;
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
andere werken.
25.2 Bouwregels
Op de voor 'leiding - gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming 'leiding - gas' worden gebouwd.
25.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 25.2 om toe te staan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming, met dien verstande dat geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
25.3.1 Afwegingskader
-
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij worden betrokken:
-
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
-
De betrokken leidingbeheerder dient vooraf akkoord te gaan met de beoogde afwijking van de bouwregels.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
-
het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
-
diepploegen dieper dan 0,3 m;
-
het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen en andere wateren;
-
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
-
het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.
-
Het in lid 25.4 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer van de gasleiding betreffen;
-
op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
-
voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
-
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
-
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
-
Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding. De betrokken leidingbeheerder dient vooraf akkoord te gaan met de beoogde omgevingsvergunningverlening.
Artikel 26 Waarde - Hoge archeologische verwachting
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m:
-
het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het verlagen van het waterpeil in gebieden;
-
het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 27.2, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
-
De onder 27.2, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek zijn gericht;
-
plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
26.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 27 Waarde - Lage archeologische verwachting
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Lage archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 50.000 m2 en dieper dan 0,4 m:
-
het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het verlagen van het waterpeil in gebieden;
-
het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 26.2, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
-
De onder 26.2, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek zijn gericht;
-
plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
27.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Lage archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 28 Waarde - Middelmatige archeologische verwachting
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Middelmatige archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 0,4 m:
-
het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het verlagen van het waterpeil in gebieden;
-
het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 28.2, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
-
De onder 28.2, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek zijn gericht;
-
plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
28.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Middelmatige archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.