HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Spoorstraat 15-17 van de gemeente Haaksbergen;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0158.BP1083-0005 met de bijbehorende regels;
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e. ambachtelijke dienstverlening:
een met een winkel vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van het publiek, zoals een kapsalon, schoenmaker, sleutelbar, printshop, edelsmid, atelier, zulks met uitsluiting van horecabedrijven en garagebedrijven;
f. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
g. bebouwingspercentage:
een in de verbeelding of in de regels aangeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ter hoogte mag worden bebouwd;
h. bestaand:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
i. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
j. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
k. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
l. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
m. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
n. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
o. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
p. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld om ter plaatse te functioneren;
q. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop , het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
r. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
s. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
t. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een escortbedrijf, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar;
u. voorgevelbouwgrens:
de bouwgrens die bij het bouwen naar de wegzijde niet meer mag worden overschreden;
v. woning:
een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijke huishouding;
w. zakelijke dienstverlening:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals baliefuncties van banken, reisbureaus, uitzendbureaus en verhuurbedrijven en gelegenheden ten behoeve van internetgebruik.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de vaststelling van het plan.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
b. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
e. peil:
1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel;
b. ambachtelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening voor zover daarvoor geen vergunning op grond van de Wet milieubeheer is vereist;
c. wonen op de verdieping.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. de bedrijfsvloeroppervlakte van een detailhandelsbedrijf mag niet meer bedragen dan 600 m2;
b. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken en met de voorgevel in de voorgevelbouwgrens worden gebouwd;
c. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen en de hoogte niet meer dan 11 m, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’, als dan bedraagt de goot- en bouwhoogte ten hoogste de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte. In afwijking hiervan bedraagt de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 2,5 m ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van centrum – garagebox’;
d. het bebouwingspercentage mag niet meer dan 100% bedragen met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’, als dan bedraagt het bebouwingspercentage ten hoogste de op de verbeelding aangegeven maximum bebouwingspercentage;
e. het aantal woningen op de verbeelding bedraagt ten hoogste twee;
f. van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m voor erfafscheidingen en 3 m voor het overige.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2, sub b met dien verstande en in zoverre dat de voorgevel ten hoogste 3 m achter de voorgevelbouwgrens mag worden opgericht.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
5.1 Het is verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te (doen of laten) gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan – behoudens het bepaalde in artikel 7, lid b bepaalde.
5.2 Als een verboden gebruik als bedoeld in lid 5.1 wordt in ieder geval beschouwd het gebruik van de onbebouwde gronden voor/als:
a. sta- of ligplaats voor onderkomens, met uitzondering van één toercaravan op een perceel bij een woning;
b. vaste standplaats voor wagens, bedoeld en geschikt voor de uitoefening van handel en/of bedrijf;
c. stortplaats, berging of opslagplaats van onbruikbare of althans aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze afkomstig zijn het bedrijf op hetzelfde perceel en het storten, bergen of opslaan noodzakelijk nis voor het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
d. opslagplaats, behoudens ten behoeve van de op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf.
5.3 Als een verboden gebruik, als bedoeld in lid 5.1, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van bouwwerken ten behoeve van prostitutiebedrijven.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. overschrijding van de bouwgrenzen, met ten hoogste 1,50 m door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen overhangende verdiepingen, pergola’s, lifthuizen en dergelijke;
b. het afwijken van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en de aan te houden afstanden met niet meer dan 10%;
c. het overschrijden van de bepalingen inzake de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
d. het oprichten van antennemasten, ten behoeve van zendgemachtigden, waarvan de hoogte maximaal 25 m mag bedragen.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten vervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Spoorstraat 15-17.