4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. plantsoenen;
b. bermen;
c. gazons;
d. tuinen;
e. parken;
f. voetpaden en verhardingen;
g. speelvoorzieningen.
h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor vorengenoemde functies mogen de gronden voor maximaal 15% van het oppervlak van de bestemming worden verhard.
4.2 Bouwregels
a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
b. Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en voor werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘waardevolle boom’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het afgraven, het ophogen of het egaliseren van gronden;
2. het vellen of rooien van houtgewas;
3. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
4. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installatie en apparatuur;
5. het (tijdelijk) wijzigen van de grondwaterstand.
b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
2. werken en werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en werkzaamheden als bedoeld onder b, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen, de waardevolle bomen niet worden aangetast.