Artikel 10 Bedrijf - Uit te werken
10.1 Bestemmingsomschrijving
-
De voor 'Bedrijf - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën 1 tot en met 4.1, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verharding, parkeervoorzieningen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen. Het bepaalde in lid 10.2.3 onder a. is eveneens van toepassing.
Met dien verstande dat:
-
-
de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende Bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, in acht worden genomen;
-
risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
-
risicovolle inrichtingen die niet zijn genoemd in het "Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen" de plaatsgebonden 10-6 veiligheidszone van de eigen perceelsgrenzen niet overschrijden.
-
-
Van het bepaalde onder 1 zijn uitgezonderd:
-
bedrijven welke voorkomen in de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;
-
horecabedrijven en detailhandel;
-
de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.
-
10.2 Uitwerkingsregels
10.2.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zullen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, uitwerken voor de in lid 10.1 bedoelde gronden, waarbij de onderstaande regels in acht dienen te worden genomen.
10.2.2 Ten aanzien van bouwen
Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:
-
binnen de gronden wordt één of meerdere bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen mogen worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van alle gronden binnen de bestemming bedraagt maximaal 75%;
-
de minimale bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 7 meter;
-
de maximale bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 9 meter;
-
in afwijking van het bepaalde onder c. wordt voor een niet ondergeschikt deel van de gronden een minimale bouwhoogte van 15 meter vastgesteld;
-
in afwijking van het bepaalde onder d. kan bij de uitwerking, bij rechte of middels een opgenomen afwijkingsbevoegdheid, voor maximaal 40% van het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 22 meter worden vastgesteld;
-
de maximale bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouw zijnde is 2 meter;
-
in afwijking van het bepaalde onder g. kan voor bouwwerken geen gebouw zijnde een hogere bouwhoogte worden vastgesteld wanneer deze zich binnen de vastgestelde bouwvlakken gelegen zijn;
-
in afwijking van het bepaalde onder g. kan in de uitwerking een afwijkingsmogelijkheid worden opgenomen voor een maximale bouwhoogte van 3 meter;
-
in afwijking van het bepaalde onder g. bedraagt de bouwhoogte van vlaggen, reclamemasten en verlichtingsarmaturen maximaal 8 meter;
10.2.3 Ten aanzien van gebruik
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
-
Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken in strijd met het onder 10.2.1 bedoelde uitwerkingsplan;
-
Bij de uitwerking wordt een plan opgesteld dat één of meerdere categorieën van de in lid 10.1 genoemde bedrijvencatagorieën toestaat, danwel een specifiek gebruik passend binnen de genoemde bedrijvencategorieën;
-
Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor open opslag;
-
In de uitwerking kunnen bepalingen opgenomen worden voor een afwijkingsbevoegdheid van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven die zijn opgenomen in bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;
10.2.4 Flexibiliteit
In de uitwerking kan met maximaal 20% worden afgeweken van de genoemde afmetingen en waarden in lid 10.2.2.
10.2.5 Ten aanzien van nadere eisen
In de uitwerking kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.
10.3 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mag uitsluitend gebouwd worden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan zoals bedoeld in 10.2.1.