Plannaam: Noord Turfkade
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00043-0601
Type Plan: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Status: Onherroepelijk

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf - 3.2

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Bedrijf - 3.2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën 1 tot en met 3.2;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': een restaurant op de begane grond met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 300 m2;

    3. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': een praktijk fysiotherapie en fitness op de eerste verdieping met een gezamenlijke maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 770 m2;

    4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;

    5. ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot': een gronddepot;

    6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koffiebranderij': een koffiebranderij;

    7. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': een rioolwaterzuiveringsinstallatie in de milieucategorie 4.1;

    8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rubber en kunststofbedrijf': een rubber en kunststofbedrijf;

    9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats': een constructiewerkplaats in open lucht, p.o. < 2.000 m2;

    10. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;

    11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang': een faciliteit voor kinderopvang ten behoeve van het ten tijde van de vaststelling van dit plan aanwezige bedrijf;

    12. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': de verkoop en opslag van motorbrandstoffen inclusief lpg;

    13. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': de verkoop en opslag van motorbrandstoffen exclusief lpg;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verhardingen, parkeervoorzieningen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen.

 

Met dien verstande dat:

    1. de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende Bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, in acht worden genomen;

    2. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het "Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen", slechts zijn toegestaan op percelen welke op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'risicovolle inrichting' (ri) voorzover de toepasselijke grenswaarden of richtwaarden voor het risico en de risicoafstanden, de rond met deze aanduiding aangegeven percelen gelegen gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-lpg', niet worden overschreden;

    3. overige risicovolle inrichtingen die niet zijn genoemd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen de plaatsgebonden 10-6 veiligheidszone van de eigen perceelsgrenzen niet overschrijden;

    4. zelfstandige kantoren mogen, indien het bebouwingspercentage dit toelaat, per bouwperceel een maximum vloeroppervlakte hebben van 1500 m2 waarbij de vestiging van een kantoor niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en milieutechnische ruimte van de aangrenzende gronden.

 

  1. Van het bepaalde in 3.1.1 zijn uitgezonderd:

    1. bedrijven welke voorkomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2, Staat van
      geluidsdominante inrichtingen;

 

    1. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van activiteiten waarvan op grond van artikel 3.6
      onder 1a. en 1b. en 1c. vergunning voor is verleend en detailhandel zoals deze die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en welke middels een vergunning is toegestaan;

    2. horecabedrijven, met uitzondering van het in lid 3.1.1.b genoemde gebruik.

    3. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van:

    4. de verkoop en opslag van motorbrandstoffen inclusief lpg ter plaatse van de aanduiding
      'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';

    5. de verkoop en opslag van motorbrandstoffen exclusief lpg ter plaatse van de
      aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag de waarde van de ter plaatse op de verbeelding opgenomen aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage ' niet overschrijden;

  3. de bouwhoogte mag de waarde van de ter plaatse op de verbeelding opgenomen aanduiding 'maximale bouwhoogte in meters' niet overschrijden;

  4. In afwijking van het gestelde onder b. en c. geldt voor woningen met de aanduiding 'bedrijfswoning' een maximale inhoud van 550 m3 inclusief bijbehorende bouwwerken;

  5. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter;

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. Voor zover de bouwwerken zijn gelegen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ter plaatse;

  2. Voor zover de bouwwerken zijn gelegen buiten de op de verbeelding opgenomen bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal 2 meter, met uitzondering van vlaggen en reclamemasten en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen;

  3. In afwijking van het bepaalde onder b. bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot' de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 meter.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1:

    1. onder a. tot de oprichting van bebouwing buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

    2. onder c. en een bouwhoogte toestaan tot maximaal 20 meter, alleen voor bouwpercelen waar op grond van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c. een maximale bouwhoogte van 12 meter is toegestaan.

    3. onder d. ten behoeve van een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen, mits hier uit oogpunt van brandbeheersing en brandbestrijding geen bezwaar bestaat;

    4. onder b. en een bebouwingspercentage toestaan tot 85% van het bouwperceel.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b. tot de oprichting van andere bouwwerken, buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak tot een bouwhoogte van 3 meter;

  2. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1 en 2 wordt slechts verleend indien:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficient gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen.

    2. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;

    3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijdig gewaarborgd is;

    4. het verlenen van een omgevingsvergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

    5. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

      1. de functionele en ruimtelijke structuur;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld;

      3. de verkeersveiligheid;

      4. de sociale veiligheid;

      5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

    1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

    2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

 

  1. Het is niet toegestaan de gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - open opslag uitgesloten' te gebruiken voor open opslag, met uitzondering van open opslag die noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering van een gronddepot ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot'.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5 ten behoeve van:

    1. detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;

    2. detailhandel in andere volumineuze artikelen zoals keukens, badkamers, sanitair et cetera, mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;

    3. detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenacitiviteit;

    4. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I), met uitzondering van bedrijven die zijn opgenomen in bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

    5. de vestiging van een bedrijf/bedrijvigheid behorende tot de naast hoger gelegen categorie als toegestaan volgens de verbeelding welke naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I) ;

    6. de vestiging c.q. uitoefening van een risicovolle inrichting, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, met dien verstande dat de toepasselijke grenswaarden en richtwaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van (geprojecteerde) kwetsbare objecten in acht worden genomen.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

    1. de aanduiding 'horeca' wordt verwijderd;

    2. de aanduiding 'gezondheidszorg' wordt verwijderd;

    3. de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt verwijderd;

    4. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koffiebranderij' wordt verwijderd;

    5. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rubber en kunststofbedrijf' wordt verwijderd;

    6. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats' wordt verwijderd;

    7. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' wordt verwijderd;

    8. de aanduiding 'kantoor' wordt verwijderd;

    9. de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' wordt verwijderd;

    10. de aanduiding 'gronddepot' wordt verwijderd;

    11. de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' wordt verwijderd;

    12. de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' wordt verwijderd.

 

  1. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder 1 slechts indien van de
    mogelijkheden welke gegeven zijn door de aanduiding op het betreffende perceel geen gebruik
    meer wordt gemaakt.

 

Artikel 4 Bedrijf - 4.1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Bedrijf - 4.1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage I) onder de categorieën 1 tot en met 4.1;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;

    3. ter plaatse van de aanduiding 'sport': een fitnesscentrum op de eerste verdieping met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 835 m2;

    4. ter plaatse van de aanduiding 'dansschool': een dansschool op de eerste verdieping met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 650 m2;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verharding, parkeervoorzieningen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen.

 

Met dien verstande dat:

      1. de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, in acht worden genomen;

      2. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;

      3. risicovolle inrichtingen die niet zijn genoemd in het "Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen" de plaatsgebonden 10-6 veiligheidszone van de eigen perceelsgrenzen niet overschrijden;

      4. zelfstandige kantoren mogen, indien het bebouwingspercentage dit toelaat, per bouwperceel een maximum vloeroppervlakte hebben van 1500 m2, waarbij de vestiging van een kantoor niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en milieutechnische ruimte van de aangrenzende gronden.

 

  1. Van het bepaalde onder 4.1.1 zijn uitgezonderd:

    1. bedrijven welke voorkomen in de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

    2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van activiteiten waarvan op grond van artikel 4.6
      onder 1a. en 1b. en 1c. vergunning voor is verleend en detailhandel zoals deze die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en welke middels een vergunning is toegestaan

    3. horecabedrijven;

    4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag de waarde van de ter plaatse op de verbeelding opgenomen aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage ' niet overschrijden;

  3. de bouwhoogte mag de waarde van de ter plaatse op de plankaart opgenomen aanduiding 'maximale bouwhoogte in meters' dan wel de aanduiding 'minimale en maximale bouwhoogte in meters' niet overschrijden;

  4. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter;

  5. in afwijking van het gestelde onder c. en d. geldt voor woningen met de aanduiding 'bedrijfswoning' een maximale inhoud van 550 m3 inclusief bijbehorende bouwwerken.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. Voor zover de bouwwerken zijn gelegen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ter plaatse;

  2. Voor zover de bouwwerken zijn gelegen buiten de op de plankaart opgenomen bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal 2 meter, met uitzondering van vlaggen en reclamemasten en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen;

 

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1:

    1. onder a. tot de oprichting van bebouwing buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak;

    2. onder c. en een bouwhoogte toestaan tot maximaal 20 meter alleen voor bouwpercelen waar op grond van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder c. een maximale bouwhoogte van 12 meter is toegestaan.

    3. onder e. ten behoeve van een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen;

    4. onder b. en een bebouwingspercentage toestaan tot 85% van het bouwperceel.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b. tot de oprichting van andere bouwwerken, buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak tot maximaal 3 meter.

 

  1. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1 en 2 wordt slechts verleend indien:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficient gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen.

    2. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;

    3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijdig gewaarborgd is;

    4. het verlenen van ontheffing uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

    5. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

      1. de functionele en ruimtelijke structuur;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld;

      3. de verkeersveiligheid;

      4. de sociale veiligheid;

      5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

    1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

    2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

 

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'dansschool' is de uitoefening van horeca en het gebruik ten behoeve van feesten en partijen anders dan die voortvloeien uit de activiteiten van de dansschool niet toegestaan.

  2. Het is niet toegestaan de gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten- open opslag uitgesloten' te gebruiken voor open opslag.

 

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 ten behoeve van:

    1. detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;

    2. detailhandel in andere volumineuze artikelen zoals keukens, badkamers, sanitair et cetera, mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;

    3. detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenacitiviteit;

    4. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I), met uitzondering van bedrijven die zijn opgenomen in bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

    5. de vestiging van een bedrijf/bedrijvigheid behorende tot de naast hoger gelegen categorie als toegestaan volgens de verbeelding welke naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I);

    6. de vestiging c.q. uitoefening van een risicovolle inrichting, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, met dien verstande dat de toepasselijke grenswaarden en richtwaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van (geprojecteerde) kwetsbare objecten in acht worden genomen.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 4.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

    1. de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt verwijderd;

    2. de aanduiding 'sport' wordt verwijderd;

    3. de aanduiding 'dansschool' wordt verwijderd.

 

  1. Burgemeester en Wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder 1 slechts indien van de
    mogelijkheden welke gegeven zijn door de aanduiding op het betreffende perceel geen gebruik
    meer wordt gemaakt.

Artikel 5 Groen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. waterlopen en bijbehorende voorzieningen;

  3. fiets en / of voetpaden;

  4. sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;

  5. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen;

  6. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;

 

met de bijbehorende verhardingen en watergangen.

 

5.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van deze bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;

  2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 meter hoog zijn.

 

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  1. het parkeren van voertuigen;

  2. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afval stoffen;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en een ontsluitingsweg toestaan ten behoeve van een bedrijfsbestemming.

 

 

 

Artikel 6 Tuin

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groenvoorzieningen, tuinafscheidingen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en overige bijbehorende voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  1. het parkeren van voertuigen;

  2. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

Artikel 7 Verkeer

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;

  4. de bescherming en instandhouding van houtsingels ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';

  5. nutsvoorzieningen;

  6. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.

 

7.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van deze bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;

  2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 meter hoog zijn.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken alsmede de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afval stoffen.

 

Voor ingrepen of wijzigingen in gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' dient overleg gepleegd te worden met de beheerder/eigenaar van deze gronden/houtopstanden.”

Artikel 8 Water

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen ten dienste van de waterhuishouding;

  2. oever- en onderhoudsstroken;

  3. retentievoorzieningen;

  4. bruggen, sluizen, kademuren, dijken en waterbouwkundige werken;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven met bijbehorende bebouwing;

 

met de daarbij behorende groenvoorzieningen en verhardingen.

 

 

8.2 Bouwregels

  1. Binnen de bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

    1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;

    2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van bewegwijzering en verlichting mogen maximaal 10 meter hoog zijn.

 

  1. In afwijking van het bepaalde onder 1. mogen ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

    1. de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 20 m2 bedragen;

    2. de hoogte van de bebouwing mag maximaal 3 meter bedragen.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  1. het parkeren van voertuigen;

  2. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afval stoffen;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

Artikel 9 Wonen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. woonwagens

    2. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage I) onder de categorieën 1 en 2;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verharding, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen.

 

  1. Van het bepaalde onder 9.1.1 zijn uitgezonderd:

    1. detailhandelsbedrijven;

    2. horecabedrijven;

    3. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

 

9.2 Bouwregels

  1. Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

 

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

    1. hoofdgebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

    2. er zijn maximaal 8 woonwagens toegestaan;

    3. de aan te houden afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter;

    4. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter;

    5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

    1. het percentage van de gronden buiten het bouwvlak dat mag worden bebouwd bedraagt maximaal 40%;

    2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;

    3. een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is achter de woonwagen gelegen.

 

  1. Binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

 

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

    1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

    2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

 

  1. Het is niet toegestaan de gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten- open opslag' te gebruiken voor open opslag.

 

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 ten behoeve van:

    1. detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenacitiviteit;

    2. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 en 2 tot van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I);

 

Artikel 10 Bedrijf - Uit te werken

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Bedrijf - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën 1 tot en met 4.1, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verharding, parkeervoorzieningen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen. Het bepaalde in lid 10.2.3 onder a. is eveneens van toepassing.

 

Met dien verstande dat:

 

    1. de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende Bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, in acht worden genomen;

    2. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;

    3. risicovolle inrichtingen die niet zijn genoemd in het "Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen" de plaatsgebonden 10-6 veiligheidszone van de eigen perceelsgrenzen niet overschrijden.

 

  1. Van het bepaalde onder 1 zijn uitgezonderd:

    1. bedrijven welke voorkomen in de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

    2. horecabedrijven en detailhandel;

    3. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

 

10.2 Uitwerkingsregels

 

10.2.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zullen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, uitwerken voor de in lid 10.1 bedoelde gronden, waarbij de onderstaande regels in acht dienen te worden genomen.

 

10.2.2 Ten aanzien van bouwen

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  1. binnen de gronden wordt één of meerdere bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen mogen worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage van alle gronden binnen de bestemming bedraagt maximaal 75%;

  3. de minimale bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 7 meter;

  4. de maximale bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 9 meter;

  5. in afwijking van het bepaalde onder c. wordt voor een niet ondergeschikt deel van de gronden een minimale bouwhoogte van 15 meter vastgesteld;

  6. in afwijking van het bepaalde onder d. kan bij de uitwerking, bij rechte of middels een opgenomen afwijkingsbevoegdheid, voor maximaal 40% van het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 22 meter worden vastgesteld;

  7. de maximale bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouw zijnde is 2 meter;

  8. in afwijking van het bepaalde onder g. kan voor bouwwerken geen gebouw zijnde een hogere bouwhoogte worden vastgesteld wanneer deze zich binnen de vastgestelde bouwvlakken gelegen zijn;

  9. in afwijking van het bepaalde onder g. kan in de uitwerking een afwijkingsmogelijkheid worden opgenomen voor een maximale bouwhoogte van 3 meter;

  10. in afwijking van het bepaalde onder g. bedraagt de bouwhoogte van vlaggen, reclamemasten en verlichtingsarmaturen maximaal 8 meter;

 

10.2.3 Ten aanzien van gebruik

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken in strijd met het onder 10.2.1 bedoelde uitwerkingsplan;

  2. Bij de uitwerking wordt een plan opgesteld dat één of meerdere categorieën van de in lid 10.1 genoemde bedrijvencatagorieën toestaat, danwel een specifiek gebruik passend binnen de genoemde bedrijvencategorieën;

  3. Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor open opslag;

  4. In de uitwerking kunnen bepalingen opgenomen worden voor een afwijkingsbevoegdheid van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven die zijn opgenomen in bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

 

10.2.4 Flexibiliteit

In de uitwerking kan met maximaal 20% worden afgeweken van de genoemde afmetingen en waarden in lid 10.2.2.

 

10.2.5 Ten aanzien van nadere eisen

In de uitwerking kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.

 

10.3 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mag uitsluitend gebouwd worden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan zoals bedoeld in 10.2.1.

 

Artikel 11 Leiding - Gas

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen, met dien verstande dat een gasleiding alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

 

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

11.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

 

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

 

a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de overige op de verbeelding voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de betreffende leiding.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de tot Leiding - Gas bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:

    1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;

    2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;

    3. het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;

    4. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

    5. het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

    6. het leggen van drainageleidingen;

    7. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

    8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

  1. Het onder 11.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

    1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de gasleiding;

    2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

 

  1. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 11.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de gasleidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 11.5.1 wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder / directeur van het energiebedrijf;

 

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat bestemmings 'Leiding - Gas' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd;

  2. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder a. alleen indien de gronden niet meer worden gebruikt ten behoeve van een gasleiding.

 

 

Artikel 12 Leiding - Riool

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van rioolleidingen, met dien verstande dat de rioolleidingen alleen zijn toegestaan op gronden binnen een straal van 4 meter vanaf de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

 

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

12.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

 

    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de overige op de plankaart voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de betreffende leiding.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de tot Leiding - Riool bestemde grond, zonder of in afwijking van een
    omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken
    zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen
    schaden:

    1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

    2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

    3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

    4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;

    5. het vellen of rooien van houtgewas.

 

  1. Het onder 1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of
    werkzaamheden:

    1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de rioolleiding;

    2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

 

  1. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de rioolleidingen ontstaat of kan ontstaan.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 1 wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder.

 

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat bestemmings 'Leiding - Riool' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd;

  2. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder a. alleen indien de gronden niet meer worden gebruikt ten behoeve van een rioolleidingen.

 

Artikel 13 Waarde - Waardevolle bomen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Waardevolle bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van waardevolle bomen.

 

13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, opgericht worden.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingvergunning afwijken van het gestelde in lid 13.2 indien wordt aangetoond dat door het bouwen van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen niet worden aangetast;

  2. Burgemeester en wethouders kunnen tevens bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 13.2 indien geoordeeld is dat de boom of bomen niet meer als waardevol is/zijn aan te merken. Aan het verlenen van de omgevingsvergunning van de kap van de boom of bomen met daaraan gekoppeld een herplantplicht worden verbonden;

  3. Ten behoeve van het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom;

  4. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

    1. de situering van bouwwerken;

    2. de afmetingen van bouwwerken;

    3. de aard van de verhardingen;

    4. de fundering van bouwwerken;

    5. de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;

    6. het onderhoud van de bomen na de bouwfase.

 

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de tot 'Waarde - Waardevolle bomen' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

    1. het aanbrengen van boven- en communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

    2. het leggen van drainagebuizen;

    3. het aanlegen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

    4. het verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem en/of gronden;

    5. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;

    6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze van indrijven van voorwerpen in de grond.

 

  1. Het onder 13.4.1 gestelde verbod is niet van toepassing op:

    1. normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;

    2. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het bestemmingsplan onherroepelijk van kracht is, in uitvoering zijn, mits het verrichten van deze handelingen niet de door of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot (kunnen) hebben.

 

  1. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden of de direct of indirect hieruit voortvloeiende gevolgen, geen onevenredige aantasting van de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen plaatsvindt danwel dat er ter plaatse of elders voldoende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld herplant, om de genoemde aantasting(en) te compenseren.

  2. Ten behoeve van het verlenen van de aanlegvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom;

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

    1. de situering van bouwwerken;

    2. de afmetingen van bouwwerken;

    3. de aard van de verhardingen;

    4. de fundering van bouwwerken;

    5. de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;

    6. het onderhoud van de bomen na de bouwfase.

 

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat bestemmings 'Waarde - waardevolle bomen' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd;

  1. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder 1 alleen indien aangetoond is de boom of bomen vanwege conditie, levensverwachting, groeiplaats, (beeld)kwaliteit niet meer waardevol zijn danwel dat er elders voldoende maatregelen, bijvoorbeeld herplant, worden getroffen om het verlies aan waardevolle bomen te compenseren.