Plannaam: Buitengebied Almelo
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00034-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Artikel 14 Verkeer

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op
    de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

  2. het behoud van de landschappelijke waarde van onverharde wegen ter plaatse van de aanduiding onverharde wegen;

  3. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen, bestaande nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. bouwhoogte maximaal 3 m;

  2. inhoud maximaal 36 m3.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  1. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 10 m;

  2. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

 

14.3.1 Geluidsscherm

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2.2 onder b en toestaan dat een geluidscherm wordt gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 4 m, mits:

  1. het geluidsscherm noodzakelijk is in verband met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de achter het geluidsscherm gelegen woningen;

  2. sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

 

14.4 wijzigingsbevoegdheid

 

14.4.1 Verharden onverharde wegen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verharden van wegen, mits:

  1. de verharding geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarde van de onverharde weg;

  2. de noodzaak van de onverharde weg is aangetoond;

  3. is aangetoond dat is voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.