Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van:
-
zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan;
-
intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan:
-
ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
-
op de adressen zoals aangegeven in de tabel in Bijlage 1;
-
-
-
een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
-
een agrarisch loonbedrijf mede ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
-
de bestaande bedrijfswoning(en);
-
maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;
-
bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen de bestaande hoofdgebouwen en/of karakteristieke bijbehorende bouwwerken;
-
het bestaande kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
-
een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
-
een kwekerij in boom- en sierteelt ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning met de daarbij bijbehorende bouwwerken toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn uitsluitend kuilvoerplaten en sleufsilo's toegestaan;
-
wegen en paden;
-
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat boogkassen met een bouwhoogte van maximaal 1,20 m uitsluitend zijn toegestaan in de periode van oktober tot en met april;
-
extensieve dagrecreatie;
-
medegebruik voor een ijsbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - medegebruik ijsbaan';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen met minimale bouwhoogte van 1,20 m en kassen maximaal 500 m2;
-
goothoogte van
-
bedrijfsgebouwen maximaal 6 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 5 m;
-
-
bouwhoogte van
-
bedrijfsgebouwen 10 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 9 m;
-
-
inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m3;
-
dakhelling van bedrijfsgebouwen minimaal 20°;
-
de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
-
goothoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
bouwhoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:
-
sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens maximaal 15 m;
-
bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen maximaal 4 m;
-
oppervlakte paardenbak maximaal 1.000 m2 ;
-
bouwhoogte lichtmasten ten behoeve van de paardenbak binnen het bouwvlak maximaal 6 m;
-
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak maximaal 3 m;
-
bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak maximaal 3 m.
3.2.4 Kleinschalig kamperen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' mag binnen het bouwvlak maximaal 75 m² aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen.
3.2.5 Gebouwen ten behoeve van een ijsbaan
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - medegebruik ijsbaan' voldoen aan de volgende kenmerken:
-
oppervlakte maximaal 70 m2;
-
goothoogte maximaal 3 m;
-
bouwhoogte maximaal 4,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding bouwgrens
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:
-
de bouwgrenzen met maximaal 25 m worden overschreden;
-
de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
niet reeds eerder een omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is verleend;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 12 m.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Eerste bedrijfswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder d ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning daar waar geen bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mits:
-
wordt aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
-
de bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.
3.4.2 Tweede bedrijfswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder d ten behoeve van het realiseren van een tweede bedrijfswoning, mits:
-
het een agrarisch bedrijf betreft gericht op het houden van dieren;
-
wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten;
-
wordt aangetoond dat het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting;
-
de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.
3.4.3 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder d voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;
-
de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
-
geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.4 Teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder n voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 september tot en met 30 april, mits:
-
de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;
-
de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt.
3.4.5 Nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toelaten van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', mits:
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden; -
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.6 Biomassavergistingsinstallaties
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf in de vorm van een biomassavergistingsinstallatie, mits:
-
de vergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast;
-
gebouwen ten behoeve van de vergistingsinstallatie binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeersaantrekkende werking aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin is opgenomen in welke mate biomassa van derden mag worden verwerkt en in welke mate het digestaat mag worden geleverd aan derden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden; -
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.7 Recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:
-
vakantieappartementen, mits:
-
gerealiseerd in de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:
-
maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
groepsaccommodatie, mits:
-
maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
trekkershutten, mits:
-
maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;
-
opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalig kamperen, mits:
-
maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;
-
het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
-
buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
3.4.8 Stapeling van afwijkingen uit artikel 3.4.7.
Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging vorm en/of vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:
-
de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan:
-
-
-
3 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatste van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
-
1,5 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatse van het verwevingsgebied;
-
2 ha voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;
-
-
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
er een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;
-
uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;
-
er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.5.2 Nieuw agrarisch bouwvlak
Burgmeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het opnemen van een nieuw agrarisch bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', mits:
-
het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
-
het agrarisch bouwvlak op de uitplaatsingslocatie wordt verwijderd met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt indien:
-
er sprake is van een gemengd bedrijf waarbij enkel de intensieve tak van het agrarisch bedrijf wordt verplaatst; of
-
de uitplaatsingslocatie herbenut zal worden door een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
-
de omvang van het nieuwe bouwperceel maximaal 3 ha bedraagt;
-
er maximaal één bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
-
het nieuwe bouwvlak niet tot verkeerskundige aanpassingen in de vorm van de aanleg van nieuwe wegen noodzaakt;
-
de locatie en vorm van het bouwvlak wordt afgestemd op de landschappelijke karakteristiek ter plaatse;
-
uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;
-
er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gereken het (leef)milieu en het landschap;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.5.3 Toekenning sterlocatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toekennen van een sterlocatie op een perceel waarvan het adres is opgenomen in de tabel in Bijlage 1, eventueel in combinatie met de vergroting van het agrarisch bouwperceel, mits:
-
het bedrijf de omgevingsruimte heeft om door te groeien tot een omvang van minimaal 175 Nge indien het een intensieve veehouderij betreft en een omvang van minimaal 140 Nge indien het een gemengd bedrijf betreft;
-
na vergroting de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel maximaal 3 ha bedraagt;
-
de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
de ruimtelijke inpassing van het bouwperceel in de omgeving uit een inpassingsplan blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting;
-
er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in gebieden met een natuurgerichte waterhuishouding de mestbelasting niet toeneemt;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.5.4 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf', met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', mits:
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het gestopte agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
uitsluitend de bestaande met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;
-
alle bedrijfsgebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;
-
vervangende nieuwbouw uitsluitend mogelijk is, indien er een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;
-
opslag en stalling uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.5.5 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Bedrijf´ met de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', mits:
-
vergroting van de omvang van het bouwvlak tot 1 hectare is toegestaan, indien wordt aangetroond dat de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt
gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt; -
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.5.6 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Wonen´, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
voor bewoning mag worden gebruikt de bestaande bedrijfswoning(en);
-
het aantal woningen beperkt dient te blijven tot één dan wel tot het aantal woningen gelijk aan het aantal bedrijfswoningen zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met dien verstande dat woningsplitsing als volgt is toegestaan:
-
splitsing in twee woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;
-
splitsing in drie woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.500 m3;
-
met dien verstande dat:
-
-
-
het gebouw waarin de gesplitste woningen zijn opgenomen niet mag worden gesloopt ten behoeve van de herbouw van de gesplitste woningen op een andere locatie;
-
de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot;
-
de bijbehorende bouwwerken zodanig worden gesplitst dat iedere woning maximaal 100 m2 krijgt en het meerdere wordt gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
-
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
3.5.7 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar landhuis
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Wonen´ ten behoeve van de realisatie van een landhuis, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
één landhuis mag worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de inhoud van het landhuis bedraagt maximaal 2.000 m³;
-
het aantal woningen bedraagt maximaal 1;
-
-
alle bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen die niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt met dien verstande dat minimaal 800 m² aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
-
de bestaande bijbehorende bouwwerken worden gesloopt met dien verstande dat:
-
maximaal 150 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
-
bijbehorende bouwwerken worden niet gesloopt, voor zover het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
-
minimaal 1,5 ha van het aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden van het gebied;
-
de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden, wordt gegarandeerd;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.5.8 Wonen in vrijstaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van woningen in vrijstaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
deze wijzigingsbevoegdheid is alleen van toepassing is op karakteristieke bebouwing, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, met uitzondering van voor bewoning ongeschikt gemaakte woningen;
-
maximaal drie woningen zijn toegestaan inclusief de voormalige bedrijfswoning;
-
elke woning een inhoud heeft van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gebouwen mag niet worden vergroot;
-
bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2;
-
alle bedrijfsgebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
3.5.9 Extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Wonen´, waarbij de bouw van één of meerdere extra woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing en opgericht met een bouwvergunning voor 1 januari 2004, kan één compensatiewoning worden toegestaan;
-
de sloop mag voor een deel plaatsvinden op de locatie van een ander voormalig agrarisch bedrijf, mits op de locatie van dit andere voormalige bedrijf ook alle voormalige bedrijfsbebouwing met uitzondering van karakteristieke bebouwing wordt gesloopt;
-
bij sloop op meerdere locaties wordt de compensatiewoning op één van beide locaties toegestaan;
-
de compensatiewoning mag niet worden teruggebouwd ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
-
de compensatiewoning mag een inhoud van maximaal 750 m3 hebben met daarbij bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per woning;
-
de bebouwing dient te worden gesitueerd op een kavel van minimaal 500 m2 en maximaal 1.000 m2 per woning;
-
alle bebouwing die niet ten behoeve van het wonen wordt gebruikt dient te worden gesloopt met uitzondering van de gebouwen, tot een maximale oppervlakte van 300 m2, welke direct worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
Artikel 4 Agrarisch met waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Agrarisch met waarden´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van:
-
zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan met uitzondering van containerteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
-
intensieve veehouderijbedrijven uitsluitend is toegestaan op de adressen zoals aangegeven in de tabel in Bijlage 1;
-
-
een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
-
de bestaande bedrijfswoning(en);
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en/of natuurwaarden ter plaatse van de aanduidingen:
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' hoogteverschillen;
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden' houtopstanden;
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' openheid;
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterhuishouding' waterhuishouding; -
maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;
-
bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen de bestaande hoofdgebouwen en/of karakteristieke bijbehorende bouwwerken;
-
het bestaande kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
-
wegen en paden;
-
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
extensieve dagrecreatie;
-
teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat boogkassen met een bouwhoogte van maximaal 1,20 meter uitsluitend zijn toegestaan in de periode van oktober tot en met april;
-
boomteelt is niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid'.
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en de bestaande nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
goothoogte van
-
bedrijfsgebouwen maximaal 6 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 5 m;
-
-
bouwhoogte van
-
bedrijfsgebouwen maximaal 10 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 9 m;
-
-
inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m3;
-
dekhelling van bedrijfsgebouwen minimaal 20°;
-
de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen.
4.2.2 Kassen
Kassen mogen niet worden gebouwd.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
-
goothoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
bouwhoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:
-
sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens maximaal 15 m;
-
bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen maximaal 4 m;
-
oppervlakte paardenbak maximaal 1.000 m2;
-
bouwhoogte lichtmasten ten behoeve van de paardenbak binnen het bouwvlak maximaal 6 m;
-
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak maximaal 3 m;
-
bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak maximaal 3 m.
4.2.5 Kleinschalig kamperen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' mag binnen het bouwvlak maximaal 75 m² aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Overschrijding bouwgrens
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:
-
de bouwgrenzen met maximaal 25 m worden overschreden;
-
de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
niet reeds eerder een omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is verleend;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.3.2 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder c sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 12 m.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Eerste bedrijfswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning daar waar geen bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mits:
-
wordt aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
-
de bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 4.2.1 en 4.2.3.
4.4.2 Tweede bedrijfswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een tweede bedrijfswoning, mits:
-
het een agrarisch bedrijf betreft gericht op het houden van dieren;
-
wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten;
-
wordt aangetoond dat het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting;
-
de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
-
voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 4.2.1 en 4.2.3.
4.4.3 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;
-
de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
-
geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.4.4 Teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder k voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 april tot en met 31 augustus, mits:
-
de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;
-
de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt;
4.4.5 Nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toelaten van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.4.6 Biomassavergistingsinstallaties
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf in de vorm van een biomassavergistingsinstallatie, mits:
-
de vergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast;
-
gebouwen ten behoeve van de vergistingsinstallatie binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeersaantrekkende werking aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin is opgenomen in welke mate biomassa van derden mag worden verwerkt en in welke mate het digestaat mag worden geleverd aan derden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.4.7 Recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:
-
vakantieappartementen, mits:
-
gerealiseerd in de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:
-
maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
groepsaccommodatie, mits:
-
maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
trekkershutten, mits:
-
maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;
-
opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalig kamperen, mits:
-
maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;
-
het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
-
buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
4.4.8 Stapeling van afwijkingen uit artikel 4.4.7
Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
op alle gronden:
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen, groter dan 100 m2;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
-
op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen': het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden': het vellen en rooien van houtopstanden;
-
op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid': het aanbrengen van beplanting en houtopstanden en het bebossen;
-
op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterhuishouding': het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen.
4.5.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
4.5.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging vorm en/of vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:
-
de wijziging noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan:
-
-
-
1,5 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatse van het verwevingsgebied;
-
2 ha voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;
-
-
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gereken het (leef)milieu en het landschap;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
er een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;
-
uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;
-
er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
4.6.2 Toekenning sterlocatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toekennen van een sterlocatie op een perceel waarvan het adres is opgenomen in de tabel in Bijlage 1, eventueel in combinatie met de vergroting van het agrarisch bouwperceel, mits:
-
het bedrijf de omgevingsruimte heeft om door te groeien tot een omvang van minimaal 175 Nge;
-
na vergroting de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel maximaal 3 ha bedraagt;
-
de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
de ruimtelijke inpassing van het bouwperceel in de omgeving uit een inpassingsplan blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting;
-
er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
dat de milieuhygiënische situatie van de bodem de ontwikkeling geregeld in het bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in gebieden met een natuurgerichte waterhuishouding de mestbelasting niet toeneemt;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
4.6.3 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Bedrijf´, mits:
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het gestopte agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
uitsluitend de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;
-
alle gebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;
-
vervangende nieuwbouw uitsluitend mogelijk is, indien er een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
4.6.4 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Bedrijf´ met de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', mits:
-
uitsluitend de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;
-
vervangende nieuwbouw uitsluitend mogelijk is, indien er een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
4.6.5 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
voor bewoning mag worden gebruikt de bestaande bedrijfswoning(en);
-
het aantal woningen beperkt dient te blijven tot één dan wel tot het aantal woningen gelijk aan het aantal bedrijfswoningen zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met dien verstande dat woningsplitsing als volgt is toegestaan:
-
splitsing in twee woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;
-
splitsing in drie woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.500 m3;
-
met dien verstande dat
-
-
-
het gebouw waarin de gesplitste woningen zijn opgenomen niet mag worden gesloopt ten behoeve van de herbouw van de gesplitste woningen op een andere locatie;
-
de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot;
-
de bijbehorende bouwwerken zodanig worden gesplitst dat iedere woning maximaal 100 m2 krijgt en het meerdere wordt gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
-
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
-
4.6.6 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar landhuis
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Wonen´ ten behoeve van de realisatie van een landhuis, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
één landhuis mag worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de inhoud van het landhuis bedraagt maximaal 2.000 m³;
-
het aantal woningen bedraagt maximaal 1;
-
-
alle bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen die niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt met dien verstande dat minimaal 800 m² aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
-
de bestaande bijbehorende bouwwerken worden gesloopt met dien verstande dat:
-
maximaal 150 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
-
bijbehorende bouwwerken worden niet gesloopt, voor zover het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
-
minimaal 1,5 ha van het aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden van het gebied;
-
de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden, wordt gegarandeerd;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
4.6.7 Wonen in vrijstaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van woningen in vrijstaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
deze wijzigingsbevoegdheid is alleen van toepassing is op karakteristieke bebouwing, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, met uitzondering van voor bewoning ongeschikt gemaakte woningen;
-
maximaal drie woningen zijn toegestaan inclusief de voormalige bedrijfswoning;
-
elke woning een inhoud heeft van minimaal 400 m3;
-
de oppervlakte of inhoud van de gebouwen mag niet worden vergroot;
-
Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m2;
-
alle bedrijfsgebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
4.6.8 Extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Wonen´, waarbij de bouw van één of meerdere extra woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing en opgericht met een bouwvergunning voor 1 januari 2004, kan één compensatiewoning worden toegestaan;
-
de sloop mag voor een deel plaatsvinden op de locatie van een ander voormalig agrarisch bedrijf, mits op de locatie van dit andere voormalige bedrijf ook alle voormalige bedrijfsbebouwing met uitzondering van karakteristieke bebouwing wordt gesloopt;
-
bij sloop op meerdere locaties wordt de compensatiewoning op één van beide locaties toegestaan;
-
de compensatiewoning mag een inhoud van maximaal 750 m3 hebben met daarbij bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
-
de bebouwing dient te worden gesitueerd op een kavel van minimaal 500 m2 en maximaal 1.000 m2 per woning;
-
alle bebouwing die niet ten behoeve van het wonen wordt gebruikt dient te worden gesloopt met uitzondering van de gebouwen, tot een maximale oppervlakte van 300 m2, welke direct worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
-
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf' een agrarisch hulpbedrijf;
'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch verwant bedrijf' een agrarisch verwant bedrijf;
'nutsvoorziening' een nutsvoorziening;
'specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid' een bedrijf als bedoeld in Bijlage 2 kolom 'type bedrijf'; -
de bestaande bedrijfswoning(en);
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
goothoogte van
-
bedrijfsgebouwen maximaal 6 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 5 m;
-
-
bouwhoogte van:
-
bedrijfsgebouwen maximaal 8 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 9 m;
-
-
oppervlakte bedrijfsgebouwen maximaal de in Bijlage 2 kolom 'toegestaan m2 bij recht' per bedrijf aangegeven oppervlakte;
-
inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;
-
de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat de vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m² van de bestaande oppervlakte mag betreffen;
-
goothoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
bouwhoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
-
bedrijfsinstallaties en lichtmasten maximaal 6 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 10 m.
5.3.2 Vergroting oppervlakte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder c voor het (eenmalig) vergroten van de oppervlakte met maximaal 15%, mits:
-
noodzakelijk in het kader van een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 LPG
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:
-
voor het verkleinen van de maximale lpg-doorzet als aangegeven in Bijlage 2 waarbij de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg´ mede verkleind kan worden, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
-
voor het verplaatsen van het lpg-vulpunt, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Bos´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bos en bebossing;
-
houtproductie;
-
de bescherming van natuurwaarden;
-
extensieve dagrecreatie;
-
een trimbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - trimbaan';
-
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
-
één stacaravan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan' met dien verstande dat de maximale oppervlakte van de stacaravan niet meer mag bedragen dan 30 m²;
-
een grafmonument uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – rijksmonument';
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en met inachtneming van de keur van het waterschap.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van:
-
nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - stacaravan”, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 m²;
-
de bouwhoogte van een nutsvoorziening niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
-
-
een grafmonument ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde- rijksmonument”; met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van een grafmonument mag niet meer bedragen dan 25 m2;
-
de bouwhoogte van een grafmonument mag niet meer bedragen dan 4,5m;
-
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
ten behoeve van de trimbaan 5 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1,5 m.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 6.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het verwijderen van diepwortelende beplantingen en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
6.3.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bos en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
6.3.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Detailhandel´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
de bestaande bedrijfswoning (en);
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
goothoogte van:
-
gebouwen ten behoeve van detailhandel maximaal 4,5 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 5 m;
-
-
bouwhoogte van:
-
gebouwen ten behoeve van detailhandel maximaal 7 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 9 m;
-
-
oppervlakte gebouwen maximaal de in Bijlage 2 kolom 'toegestaan m2 bij recht' per detailhandelsbedrijf aangegeven oppervlakte;
-
inhoud bedrijfswoning maximaal 750 m3.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat de vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m² van de bestaande oppervlakte mag betreffen;
-
goothoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
bouwhoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Vergroten oppervlakte gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder c voor het (eenmalig) vergroten van de oppervlakte met maximaal 15%, mits:
-
de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horeca;
-
de bestaande bedrijfswoning(en);
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
goothoogte van:
-
gebouwen ten behoeve van horeca maximaal 4,5 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 5 m;
-
-
bouwhoogte van:
-
gebouwen ten behoeve van horeca maximaal 7 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 9 m;
-
-
oppervlakte bedrijfsgebouwen maximaal de in Bijlage 2 kolom 'toegestaan m2 bij recht' per bedrijf aangegeven oppervlakte;
-
inhoud bedrijfswoning maximaal 750 m3.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
-
goothoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
bouwhoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
lichtmasten 6 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Vergroting oppervlakte gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder c voor het (eenmalig) vergroten van de oppervlakte met maximaal 15%, mits:
-
de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een verenigingsgebouw;
-
de bestaande bedrijfswoning;
-
agrarische activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
Gebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
goothoogte van:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen maximaal 6 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 5 m;
-
-
bouwhoogte van:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen maximaal 10 m;
-
bedrijfswoningen maximaal 9 m;
-
-
oppervlakte gebouwen maximaal de in Bijlage 2 kolom 'toegestaan m2 bij recht' per maatschappelijke instelling aangegeven oppervlakte;
-
inhoud bedrijfswoning maximaal 750 m3.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
-
goothoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
bouwhoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
9.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
lichtmasten 6 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Vergroting oppervlakte gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.1 onder d voor het (eenmalig) vergroten van de oppervlakte met maximaal 15%, mits:
-
de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van de maatschappelijke voorziening;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
extensieve dagrecreatie;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
10.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 1,5 m.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 10.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
10.3.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
10.3.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatieve activiteiten ter plaatse van de aanduidingen:
'dagrecreatie' dagrecreatie;
'ijsbaan' ijsbaan;
'manege' manege;
'specifieke vorm van recreatie - scoutingterrein' scouting;
'volkstuin' volkstuinen; -
de bestaande bedrijfswoning(en);
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen ten behoeve van dagrecreatie
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding dagrecreatie voldoen aan de volgende kenmerken:
-
oppervlakte maximaal 100 m2;
-
goothoogte maximaal 3 m;
-
bouwhoogte maximaal 5 m.
11.2.2 Gebouwen ten behoeve van een ijsbaan
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' voldoen aan de volgende kenmerken:
-
oppervlakte maximaal 320 m2;
-
goothoogte maximaal 3 m;
-
bouwhoogte maximaal 4,5 m.
11.2.3 Gebouwen ten behoeve van een manege
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege' voldoen aan de volgende kenmerken:
-
oppervlakte maximaal 1.500 m2;
-
goothoogte maximaal 6 m;
-
bouwhoogte maximaal 10 m.
11.2.4 Gebouwen ten behoeve van een scoutingterrein
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scoutingterrein' voldoen aan de volgende kenmerken:
-
oppervlakte maximaal 200 m2;
-
goothoogte maximaal 3 m;
-
bouwhoogte maximaal 4,5 m.
11.2.5 Gebouwen ten behoeve van een volkstuin
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' voldoen aan de volgende kenmerken:
-
deze mogen uitsluitend worden gebouwd op een volkstuin met een oppervlakte van ten minste 100 m2;
-
gezamenlijke oppervlakte van plantenkassen per volkstuin maximaal 10 m2;
-
gezamenlijke oppervlakte van bergingen per volkstuin maximaal 6 m2;
-
bouwhoogte maximaal 2,5 m.
11.2.6 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken
-
inhoud maximaal 750 m³;
-
goothoogte maximaal 5 m;
-
bouwhoogte maximaal 9 m.
11.2.7 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
-
goothoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
bouwhoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
11.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
lichtmasten, speelvoorzieningen 6 m;
-
erf- en terreinafscheidingen 3 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Vergroting oppervlakte
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.1 tot en met 11.2.5 onder a voor het (eenmalig) vergroten van de oppervlakte met maximaal 15%, mits:
-
de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van de recreatieve voorziening;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van ter plaatse van de aanduiding:
'kampeerterrein' een kampeerterrein ten behoeve van het bestaande aantal kampeerplaatsen;
'recreatiewoning' een recreatiewoning;
'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' een groepsaccommodatie; -
de bestaande bedrijfswoning(en);
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein
Gebouwen ten behoeve van het kampeerterrein voldoen aan de volgende kenmerken:
-
oppervlakte maximaal 1.400 m2;
-
goothoogte maximaal 5 m;
-
bouwhoogte maximaal 6,5 m.
12.2.2 Gebouwen ten behoeve van een groepsaccommodatie
Gebouwen ten behoeve van de groepsaccommodatie voldoen aan de volgende kenmerken:
-
oppervlakte maximaal 535 m2;
-
goothoogte maximaal 4,5 m;
-
bouwhoogte maximaal 6,5 m.
12.2.3 Recreatiewoningen
Recreatiewoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
inhoud maximaal 300 m³, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in artikel 2.2 de inhoud van ondergrondse gebouwen tevens meetellen voor de berekening van deze inhoud;
-
goothoogte maximaal 3 m;
-
bouwhoogte maximaal 4 m.
12.2.4 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken
-
inhoud maximaal 750 m³;
-
goothoogte maximaal 5 m;
-
bouwhoogte maximaal 9 m.
12.2.5 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
-
goothoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
-
-
bouwhoogte is:
-
bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
-
bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
-
12.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
lichtmasten, speelvoorzieningen 6 m;
-
erf- en terreinafscheidingen 3 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Sport´ aangewezen gronden zijn bestemd voor sportactiviteiten met daarbij behorende gebouwen -geen bedrijfswoningen zijnde-, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande, dat buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud zijn toegestaan met een
gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m; -
oppervlakte maximaal 500 m2;
-
goothoogte maximaal 6 m;
-
bouwhoogte maximaal 10 m.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
lichtmasten ten behoeve van voetbalvelden 16 m;
-
overige lichtmasten, speelinstallaties, en ballenvangers 6 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op
de afwikkeling van het doorgaande verkeer; -
het behoud van de landschappelijke waarde van onverharde wegen ter plaatse van de aanduiding onverharde wegen;
-
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen, bestaande nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende kenmerken:
-
bouwhoogte maximaal 3 m;
-
inhoud maximaal 36 m3.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 10 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Geluidsscherm
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2.2 onder b en toestaan dat een geluidscherm wordt gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 4 m, mits:
-
het geluidsscherm noodzakelijk is in verband met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de achter het geluidsscherm gelegen woningen;
-
sprake is van een goede landschappelijke inpassing.
14.4 wijzigingsbevoegdheid
14.4.1 Verharden onverharde wegen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verharden van wegen, mits:
-
de verharding geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarde van de onverharde weg;
-
de noodzaak van de onverharde weg is aangetoond;
-
is aangetoond dat is voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegen;
-
parkeer- en groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer maximaal 8 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Geluidsscherm
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.2 en toestaan dat een geluidscherm wordt gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 4 m, mits:
-
het geluidsscherm noodzakelijk is in verband met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de achter het geluidsscherm gelegen woningen;
-
sprake is van een goede landschappelijke inpassing.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
recreatief medegebruik;
-
zwemwater ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zwemwater;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
-
bruggen en viaducten 8 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 17 Water - Waterweg
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Waterweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de scheep- en recreatievaart, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
17.2 Bouwregels
17.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
17.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
-
bruggen en viaducten 12 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de bestaande woningen met dien verstande dat:
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer dan het aangegeven aantal mag bedragen;
-
inwoning binnen de bestaande woning is toegestaan;
-
-
aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van deze functie maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 50 m2;
-
bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen het bestaande hoofdgebouw;
-
maximaal één paardenbak;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
goothoogte maximaal 5 m;
-
bouwhoogte maximaal 9 m;
-
inhoud maximaal 750 m3;
18.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
afstand tot het hoofdgebouw maximaal 25 m;
-
gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m² van de bestaande oppervlakte mag betreffen;
-
goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 m;
-
bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
-
oppervlakte paardenbak maximaal 1.000 m2.
18.2.4 Herbouw woning
Herbouw van een woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.2.1.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2 onder b ten behoeve van het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van maximaal 150 m², met dien verstande dat:
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
18.3.2 Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij sloop
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2 onder b ten behoeve van het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van maximaal 250 m², met dien verstande dat:
-
uitbreiding van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitsluitend is toegestaan in geval van sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken gelegen op gronden binnen de bestemmingen Agrarisch of Agrarisch met waarden, voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
-
de uitbreiding van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 100% van de oppervlakte van de gesloopte bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 150 m²;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
18.3.3 Verplaatsing van de woning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.4 ten behoeve van het verplaatsen van de woning, mits:
-
woning op maximaal 25 m van de bestaande (voormalige) woning wordt gebouwd, met dien verstande dat wanneer in verband met het bepaalde in artikel 18.3.3 onder b een grotere afstand vereist is deze afstand wordt aangehouden;
-
met betrekking tot wegverkeergeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
18.4.1 Woningsplitsing
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 onder a voor het splitsen van woningen in meerdere woningen, mits:
-
de te splitsen woning een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;
-
de gesplitste woning een inhoud heeft van minimaal 400 m3;
-
na splitsing geen verdere vergroting van de gesplitste woningen plaatsvindt;
-
de bijbehorende bouwwerken zodanig worden gesplitst dat iedere woning maximaal 100 m2 krijgt en het meerdere wordt gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
18.4.2 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 onder a voor het gebruik van een bij de woning bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
-
geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
18.4.3 Bed & breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 voor het toestaan van bed & breakfast in bestaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
-
bed & breakfast mag bestaan uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van één of meerdere extra woningen, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing en opgericht met een bouwvergunning voor 1 januari 2004, kan één compensatiewoning worden toegestaan;
-
de sloop mag voor een deel plaatsvinden op de locatie van een ander voormalig agrarisch bedrijf, mits op de locatie van dit andere voormalige bedrijf ook alle voormalige bedrijfsbebouwing met uitzondering van karakteristieke bebouwing wordt gesloopt;
-
bij sloop op twee locaties wordt de compensatiewoning op één van beide locaties toegestaan;
-
de compensatiewoning mag niet worden teruggebouwd ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone landbouwontwikkelingsgebied';
-
de compensatiewoning mag een inhoud van maximaal 750 m3 hebben met daarbij bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per woning;
-
de bebouwing dient te worden gesitueerd op een kavel van minimaal 500 m2 en maximaal 1.000 m2 per woning;
-
alle bebouwing die niet ten behoeve van het wonen wordt gebruikt dient te worden gesloopt met uitzondering van de gebouwen, tot een maximale oppervlakte van 300 m2, welke direct worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
er geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
-
bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
-
in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;
-
met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt
gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt; -
met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
-
beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden
geschaad; -
het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
-
18.5.2 Omschakeling naar landhuis
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de realisatie van een landhuis, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
één landhuis mag worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de inhoud van het landhuis bedraagt maximaal 2.000 m³;
-
het aantal woningen bedraagt maximaal 1;
-
-
de bestaande bijbehorende bouwwerken worden gesloopt met dien verstande dat:
-
maximaal 150 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
-
bijbehorende bouwwerken worden niet gesloopt, voor zover het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
-
-
minimaal 1,5 ha van het aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden van het gebied;
-
de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden, wordt gegarandeerd;
-
er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;
-
in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
18.5.3 Nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toelaten van bij de woning behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:
-
het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het gestopte agrarische bedrijf;
-
er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde voormalige bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden; -
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
18.5.4 Recreatieve nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van bij de woning behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van:
-
vakantieappartementen, mits:
-
gerealiseerd in de bestaande en met bouwvergunning gebouwde voormalige bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:
-
maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde voormalige bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bestemmingsvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
groepsaccommodatie, mits:
-
maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde voormalige bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bestemmingsvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
trekkershutten, mits:
-
maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;
-
opgericht binnen het bestemmingsvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
-
-
kleinschalig kamperen, mits:
-
maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;
-
het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bestemmingsvlak wordt gesitueerd;
-
buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bestemmingsvlak;
-
er een inpassingsplan wordt overlegd;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bestemmingsvlak noodzakelijk is;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
-
18.5.5 Stapeling van wijzigingen uit artikel 18.5.4.
Bij een combinatie van een wijziging voor trekkershutten en een wijziging voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.
Artikel 19 Wonen - Villa
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Villa' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de bestaande woningen met dien verstande dat inwoning is toegestaan;
-
aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van deze functie maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 50 m2;
-
bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen het bestaande hoofdgebouw;
-
maximaal één paardenbak;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
goothoogte maximaal 5 m;
-
bouwhoogte maximaal 9 m;
-
inhoud maximaal 1.250 m3.
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gezamenlijke oppervlakte maximaal 150 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 150 m2 bedraagt, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m² van de bestaande oppervlakte mag betreffen;
-
goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 m;
-
bouwhoogte maximaal 6 m.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
-
oppervlakte paardenbak maximaal 1.000 m2 .
19.2.4 Herbouw woning
Herbouw van een woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.2.1.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.2 onder a ten behoeve van het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van maximaal 250 m², met dien verstande dat:
-
uitbreiding van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitsluitend is toegestaan in geval van sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken gelegen op gronden binnen de bestemmingen Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
-
de uitbreiding van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 100% van de oppervlakte van de gesloopte bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 100 m²;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
19.3.2 Verplaatsing van de woning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.4 ten behoeve van het verplaatsen van de woning, mits:
-
woning op maximaal 25 m van de bestaande (voormalige) woning wordt gebouwd, met dien verstande dat wanneer in verband met het bepaalde in artikel 19.3.2 onder b een grotere afstand vereist is deze afstand wordt aangehouden;
-
met betrekking tot wegverkeergeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
19.4.1 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.1 onder a voor het gebruik van de bij een woning behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg bedraagt maximaal 75 m²;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 20 Leiding - Gas
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) gasleidingen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
20.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 20.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) ander dan normaal spit- en ploegwerk;
-
diepploegen;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
20.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
20.4.3 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
20.4.4 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding (110 kV) ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
-
het beheer en onderhoud van de verbinding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
21.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 30 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:
-
in artikel 21.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer;
-
in artikel 21.2.2 onder a voor het bouwen van hoogspanningsmasten met een maximale bouwhoogte van 40 m, mits advies verkregen van ministerie van defensie.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 21.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bebossing;
-
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2.5 meter;
-
het opslaan van materialen of stoffen die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
-
het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
21.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen
21.4.3 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
21.4.4 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding (380 kV) ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
-
het beheer en onderhoud van de verbinding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
22.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 60 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:
-
in artikel 22.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer;
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 22.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bebossing;
-
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2.5 meter;
-
het opslaan van materialen of stoffen die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
-
het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
22.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
22.4.3 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
22.4.4 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 23 Leiding - Riool
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
-
het beheer en onderhoud van de leiding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 19) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
23.2.1 Gebouwen
Gebouwen ten behoeve van de bestemming voldoen aan de volgende kenmerken:
-
oppervlakte maximaal 20 m2;
-
bouwhoogte maximaal 4 m.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 23.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen; -
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
23.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
23.4.3 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
23.4.4 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 24 Leiding - Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - water;
-
het beheer en onderhoud van de leiding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 19) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
24.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 24.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
24.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
24.4.3 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
24.4.4 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 25 Waarde - Archeologie
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 19) mag op de in artikel 25.1 bedoelde gronden niet worden gebouwd, tenzij:
-
het bouwwerk uitsluitend wordt gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek, of;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn, of;
-
het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, of;
-
het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 100 m2 of minder diep steekt dan 0,50 m ten opzichte van het ter plaatse aanwezige maaiveld.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Bouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
25.3.2 Advies
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.3.1, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 25.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m ten opzichte van het ter plaatse aanwezige maaiveld of met een oppervlakte groter dan 100 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
25.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
25.4.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
locaties waarvoor op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan en de daarvan onderdeel uitmakende kaart Archeologie wijzigen voor:
-
het toevoegen van de bestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
-
het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Artikel 26 Waarde - Archeologische verwachting
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 19) mag op de in artikel 26.1 bedoelde gronden niet worden gebouwd, tenzij:
-
het bouwwerk uitsluitend wordt gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek, of;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn, of;
-
het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, of;
-
het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 250 m2 of minder diep steekt dan 0,50 m ten opzichte van het ter plaatse aanwezige maaiveld.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Bouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 26.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
26.3.2 Advies
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.3.1, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 26.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m ten opzichte van het ter plaatse aanwezige maaiveld of met een oppervlakte groter dan 250 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
26.4.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
locaties waarvoor op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan en de daarvan onderdeel uitmakende kaart Archeologie wijzigen voor:
-
het toevoegen van de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde', indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is; -
het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Artikel 27 Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de aanwezige structuur en vormkenmerken en van de stedenbouwkundige verschijningsvorm in zijn historische karakteristiek.
27.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 19) mag alleen bebouwing worden aangebracht indien de aarden van het beschermd stads- en dorpsgezicht niet worden aangetast.
27.2.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 27.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het aanbrengen of verwijderen van beplantingen en houtgewassen;
-
het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden.
27.3.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van het beschermd stads- en dorpsgezicht en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
27.3.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de bescherming en het beheer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en met inachtneming van de keur van het waterschap.
28.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 19) mag uitsluitend ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
28.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 28.1 bedoelde gronden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
28.4.2 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
28.4.3 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
-
-