HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
b. de versterking van landschapswaarden;
c. groenvoorzieningen;
d. extensieve dagrecreatie;
e. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding
'volkstuin' ;
f. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
sleufsilo's, silo's, mestopslagplaatsen en overkappingen zijn niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan de opslag van mest, veevoer en agrarische producten en wonen. De gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mogen alleen worden gebruikt ten dienste van nutsvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas en het verwijderen van diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
3.5.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
binnen de aanduiding 'volkstuin';
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
-
dienstverlening;
-
(groot)handel zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2;
-
uitsluitend een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
Met dien verstande dat de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze regels behorende bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten in acht worden genomen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
indien aanwezig gelden voor het bebouwingspercentage de ter plaatse aanwezige aanduidingen op de verbeelding;
-
voor de bouwhoogte gelden de ter plaatse aanwezige aanduidingen op de verbeelding;
-
de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1:
-
onder d tot een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen, mits hier uit oogpunt van brandbeheersing en brandbestrijding geen bezwaar bestaat.
-
-
De vergunning als bedoeld in lid a. wordt slechts verleend, indien:
-
de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
-
op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
-
de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijdig gewaarborgd is;
-
het verlenen van de vergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied.
-
4.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" van de kaart wordt verwijderd.
-
Burgemeester en wethouders wijzigen het plan alleen indien van de mogelijkheden welke door de aanduiding mogelijk wordt gemaakt geen gebruik meer wordt gemaakt.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
electriciteitsverdeelstation;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 40 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bos en bebossing;
-
de bescherming van natuurwaarden;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terreinomheiningen, verwijsborden, banken en trimtoestellen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas en het verwijderen van diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
6.5.2 Uitzondering op het verbod
Het in artikel 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden van de gronden.
Artikel 7 Centrum
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
horeca in de horecacategorieën 1 en 4;
-
een café ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
-
dienstverlening;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
voor de bouwhoogte geldt de ter plaatse aanwezige aanduiding op de verbeelding.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepaling:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een tuincentrum;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepaling:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 200 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 8.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
-
-
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan wonen.
-
Binnen de bestemming is uitsluitend verkoop van producten in het basis- en randasssortiment en de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg toegestaan.De verkoop van producten in het randassortiment mag ten hoogste een oppervlakte van maximaal 1500 m2 beslaan.
-
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Gemengd
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dienstverlening;
-
medische doeleinden;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepaling:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 6.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;
-
detailhandel;
-
wonen;
-
horeca.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen;
-
fiets- en / of voetpaden;
-
sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
-
een hertenkamp ter plaatse van de aanduiding 'park';
-
geluidswerende voorzieningen;
-
de bescherming en instandhouding van houtsingels ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
-
nutsvoorzieningen;
-
volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer m.u.v. parkeren;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen,
aan- en afvoeren van water;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en verhardingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van:
-
gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.
-
-
maximaal 1 gebouw binnen de aanduding 'park' die voldoet aan de volgende bepalingen;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;
-
de oppervlakte bedraagt maximaal 36 m2.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.Voor ingrepen of wijzigingen in gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' dient overleg gepleegd te worden met de beheerder/eigenaar van deze gronden/houtopstanden.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 11 Maatschappelijk - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een wijkgebouw ten behoeve van onderwijs-, medische-, sociale, culturele-, recreatieve-, sportieve- en levensbeschouwlijke doeleinden;
-
kinderopvang;
-
een politiepost;
-
horeca in de horecacategorie 5;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 60%.
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 meter.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 11.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 12 Maatschappelijk - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
onderwijsdoeleinden;
-
kinderopvang;
-
dagactiviteitencentrum;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
indien aanwezig gelden voor het bebouwingspercentage de ter plaatse aanwezige aanduidingen op de verbeelding;
-
voor de bouwhoogte gelden de ter plaatse aanwezige aanduidingen op de verbeelding.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen;
-
de goot- en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 75 m² met dien verstande dat tenminste 50 % van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het
bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het
bepaalde in 12.2.1 a als hoofdgebouw vergroot kan worden, niet wordt gerekend tot
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 13 Maatschappelijk - 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een woon- en zorgcentrum met bijbehorende gemeenschappelijke ruimten en bijbehorende voorzieningen;
-
medische doeleinden
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 16 meter.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 13.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 14 Maatschappelijk - 4
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dienstverlening ten behoeve van de gemeentelijke groenvoorziening;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 4.5 meter.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 14.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
14.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 15 Maatschappelijk - 5
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
religieuze doeleinden;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 6.5 meter.
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 15.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportvoorzieningen;
-
verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 13 meter.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 75 m2.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van sportvelden bedraagt maximaal 16
meter; -
de bouwhoogte van overige lichtmasten, speelinstallaties, vlaggemasten en balllenvangers
maximaal 8 meter bedraagt; -
de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen bouwwerk zijnde maximaal 3 meter
bedraagt.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 17 Tuin
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
-
tuinen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groenvoorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1 meter bedragen indien vóór de voorgevel van
een hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
b. de bouwhoogte in de overige gevallen 2 meter mag bedragen.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
fiets- en voetpaden;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
voorzieningen ter wering van het verkeerslawaai
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties, alsmede abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten en dergelijke;
-
bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water.
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde (zoals bruggen en tunnels), verhardingen en overige bijbehorende voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen;
a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
b. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van reclamemasten, speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
oever- en onderhoudsstroken;
-
recreatief medegebruik;
met de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en andere waterbouwkundige werken.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water.
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de hoofdgebouwen, uitsluitend grondgebonden woningen, worden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;
-
het aantal woningen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal binnen een bouwvlak, met dien verstande dat daar waar in een bouwvlak een "maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden" is opgenomen, ten hoogste dat aantal woningen mag worden gebouwd;
-
de afstand aan weerszijden van vrijstaande hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
de afstand van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de niet gemeenschappelijke zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
bij geschakelde woningen bedraagt de afstand aan één zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
voor de goothoogte en/of bouwhoogte gelden de ter plaatse aanwezige aanduidingen op de verbeelding;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd, mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.
20.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal
3.30 meter, waarbij de goothoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer
bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw; -
de nokhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5 meter, waarbij de
goothoogte maximaal 3.30 meter bedraagt; -
voor vrijstaande en geschakelde woningen geldt dat aan één zijde van de woning een strook van
minimaal 3 meter tot een zijdelingse perceelsgrens vrij blijft van vergunningplichtige bouwwerken; -
voor bestaande vrijstaande en geschakelde woningen, waarbij in afwijking van artikel 20.2.2 onder
c. binnen 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens gebouwen zijn gebouwd, geldt dat bijbehorende
bouwwerken in diezelfde lijn achter het gebouw mogen worden gebouwd; -
bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van
het hoofdgebouw gebouwd, dan wel minstens de afstand van de bestaande bijbehorende
bouwwerken tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder
bedraagt; -
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt
maximaal:-
75 m2;
-
100 m2 voor percelen groter dan 500 m2;
-
125 m2 voor percelen groter dan 1000 m2.
-
Met dien verstande dat:
-
-
tenminste 50% van het bouwperceel dat buiten het bouwvlak is gelegen onbebouwd en onoverdekt blijft;
-
de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 20.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, niet wordt gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd mits gebouwd met vergunning of in
overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan. -
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a.de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1 meter indien vóór voorgevel van het
hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;b.de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter;
20.3 Nadere eisen
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast; onder onevenredig wordt in ieder geval verstaan dat er in de (verwachte) situatie, gedurende het uitoefenen van het beroep aan huis met méér dan één auto/voertuig een (vrijwel) permanente aanspraak wordt gemaakt op de openbare parkeerruimte in de omgeving;
-
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
-
ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,5 m².
-
20.4 Ontheffing van de bouwregels
20.4.1 Afwijken met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2.2:
-
onder a. en toestaan dat een kap op aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt geplaatst, mits de aangebouwde bijbehorende bouwwerken ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
-
de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 6.60 m bedraagt, waarbij de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk minimaal 2 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
-
de goothoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 3.30 m bedraagt, waarbij deze goothoogte niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw, overbodig zie 20.2.2 onder a;
-
-
onder e. voor de vermindering van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw tot 1 meter;
-
onder e. en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken die voor de voorgevel van het hoofdgebouw én in het bouwvlak zijn gelegen, voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden uitgebreid, mits binnen het bouwvlak wordt gebouwd.
-
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, wanneer:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
20.4.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2.3:
-
onder b. tot verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 3 meter.
-
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
20.5 Specifieke gebruiksregels
-
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning.
-
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.5 a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 21 Wonen - Garageboxen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
-
het stallen van voertuigen;
-
bergingen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen,
aan- en afvoeren van water;
met de daarbijbehorende gebouwen en verhardingen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter.
21.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van ruimten ten behoeve van bewoning en beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
21.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 22 Wonen - Gestapeld wonen
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-Gestapeld wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
dienstverlening op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water.
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de hoofdgebouwen, uitsluitend gestapelde woningen, binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
-
de afstand aan weerszijden van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
-
voor de bouwhoogte de ter plaatse aanwezige aanduidingen op de verbeelding gelden.
22.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 75 m²;
-
de goot- en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1 meter indien vóór de voorgevel van het
hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;b. de bouwhoogte in de overige gevallen bedraagt maximaal 2 meter.
22.3 Nadere eisen
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van een aan huis
verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:-
ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast;
-
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
-
ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,5 m2.
-
22.4 Specifieke gebruiksregels
-
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning.
-
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
-
-
Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' gelden de volgende voorwaarden:
-
de dienstverlenende activiteit mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van de dienstverlenende activiteit mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.4 a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 23 Wonen - Stadsrand
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Stadsrand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de bestaande woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen het bestaande hoofdgebouw;
-
maximaal één paardenbak;
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water.
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Hoofdgebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de hoofdgebouwen hebben een inhoud van maximaal 750 m3;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
-
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd.
23.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de goothoogte bedraagt maximaal 3.30 meter, waarbij de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
-
de nokhoogte bedraagt maximaal 6.60 meter, waarbij de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk minimaal 2 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
-
bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel minstens de afstand van de bestaande bijbehorende bouwwerken tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
-
de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2;
-
de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt maximaal 25 meter.
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1 meter indien vóór de voorgevel van het
hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;b. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter;
c. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2.
23.3 Nadere eisen
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast;
-
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
-
ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,5 m2.
-
23.4 Ontheffing van de bouwregels
23.4.1 Afwijken met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2.2:
-
onder c. voor de vermindering van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel tot 1 meter;
-
onder d. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 150 m2 bedraagt;
-
onder d. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m2 bedraagt, met dien verstande dat:
-
uitbreiding van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitsluitend is toegestaan in geval van sloop van bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zover de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken groter is dan 100 m2;
-
de uitbreiding van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 50% van de oppervlakte van de gesloopte vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 150 m2.
-
-
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en gebruikers van omliggende gronden;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
23.4.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2.3:
-
onder b tot verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 3 meter.
-
-
De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
23.5 Specifieke gebruiksregels
-
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning.
-
Het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
-
er wordt geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er ontstaan geen verkeersonveilige situaties.
-
23.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.5 a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 24 Wonen - Woonwagenstandplaats
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
tuinen en erven;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
afvoeren van water.
en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere bijbehorende voorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
het hoofdgebouw, uitsluitend een woonwagen, wordt binnen het bouwvlak geplaatst;
-
er wordt maximaal 1 woonwagen per bouwvlak geplaatst;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
24.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Binnen deze bestemming mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
per woonwagen kunnen bergingen en sanitaire ruimten worden gebouwd met een maximum van 25 m2;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
-
de vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn achter (het verlengde van) de voorgevel van de woonwagen gelegen.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1 meter indien vóór de voorgevel van het
hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;b. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen 2 meter.
24.3 Nadere eisen
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
-
ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast;
-
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
-
ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,5 m2.
-
24.4 Specifieke gebruiksregels
-
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming; Onder verboden gebuik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning.
-
Gebruik van ruimten binnen de woning en in de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie blijft behouden;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25 % van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
-
het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
-
er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
-
de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
-
de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerkenwordt niet onevenredig aangetast;
-
er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
-
er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
-
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.4 a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 25 Leiding - Gas
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van (ondergrondse) gasleidingen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
25.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
25.2.2 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan
25.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringe, kabels, leidingen en drainage) ander dan normaal spit- en ploegwerk;
-
diepploegen;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
25.6.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 25.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 25.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de gastransportleiding.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 25.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
-
het beheer en onderhoud van de verbinding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.26.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
26.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 40 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 26.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar geldende bestemming(en), mits advies is verkregen van de leidingbeheerder en lokale brandweer.
26.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
26.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bebossing;
-
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2.5 meter;
-
het opslaan van materialen of stoffen die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
-
het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
26.6.2 Uitzondering op het verbod
Het in artikel 26.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 26.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de hoogspanningsverbinding.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 26.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 27 Leiding - Riool
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van (ondergrondse) hoofdrioleringen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
27.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.
27.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
27.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
-
het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het leggen van drainageleidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
27.6.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 27.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 27.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de hoofdriolering.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 27.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 28 Leiding - Water
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
28.2.1 Gebouwen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan.
28.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
28.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
-
het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het leggen van drainageleidingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
28.6.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 28.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 28.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de watertransportleiding.
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 28.6.1, wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 29 Waarde - Archeologische verwachting
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen er geen gebouwen worden gebouwd.
29.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen mogen er geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
29.3 Afwijken van de bouwregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
Een omgevingsvergunning, zoals in lid a bedoeld, is niet vereist, indien:
-
Op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
-
Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2500 m² of minder diep steekt dan 50cm.
-
-
Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verbod
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
grondwerkzaamheden dieper dan 50cm of met een oppervlakte groter dan 2500m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het aanleggen van straten, parkeerplaatsen en overige infrastructuur alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
-
-
-
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
29.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod, zoals in 29.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:
-
het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
-
de werken en werkzaamheden:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
-
Artikel 30 Waarde - Waardevolle bomen
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Waardevolle bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van waardevolle bomen.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen er geen gebouwen worden gebouwd.
30.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen mogen er geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd,
30.3 Afwijken van de bouwregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien wordt aangetoond dat door het bouwen van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen niet worden aangetast;
-
Burgemeester en wethouders kunnen tevens bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 30.2 indien geoordeeld is dat de boom of bomen niet meer als waardevol is/zijn aan te merken. Aan het verlenen van de vergunning kan de kap van de boom of bomen met daaraan gekoppeld een herplantplicht worden verbonden;
-
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom;
-
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering van bouwwerken;
-
de afmetingen van bouwwerken;
-
de aard van de verhardingen;
-
de fundering van bouwwerken;
-
de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;
-
het onderhoud van de bomen na de bouwfase.
-
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Verbod
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:het aanbrengen van boven- en communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het leggen van drainagebuizen;
-
het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m2;
-
het verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem en/of gronden;
-
het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze van indrijven van voorwerpen in de grond.
-
-
De werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden of de direct of indirect hieruit voortvloeiende gevolgen, geen onevenredige aantasting van de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen plaatsvindt, danwel dat er ter plaatse of elders voldoende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld herplant, om de genoemde aantasting(en) te compenseren.
-
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom.
30.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 30.4.1 gestelde verbod is niet van toepassing op:
-
normale (onderhouds- en beheers)werkzaamheden, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
-
werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het bestemmingsplan onherroepelijk van kracht is, in uitvoering zijn, mits het verrichten van deze handelingen niet de door of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.
30.4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een aanlegvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering van bouwwerken;
-
de afmetingen van bouwwerken;
-
de aard van de verhardingen;
-
de fundering van bouwwerken;
-
de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase.
-
het onderhoud van de bomen na de bouwfase.
-