HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan Buitengebied-West herziening Winsum , Weakens 10 van de gemeente Littenseradiel;
-
het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0140.PHBtngbWeakens10-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
aan-huis-gebonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woning met behoud van de woonfunctie en daaraan ondergeschikt is, kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten op juridisch, medisch, paramedisch, verzorgend, therapeutisch, administratief, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
agrarisch bedrijf:
een veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf niet zijnde:
- een boomkwekerij;
- een glastuinbouwbedrijf;
- een niet-grondgebonden bedrijf;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand:
die situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met éénzelfde bestemming;
-
boomkwekerij:
een bedrijf dat is gericht op het voorbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
cultuurhistorische waarden:
waarden die van belang zijn voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfactiviteit;
-
dienstverlening:
werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
glastuinbouwbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het voornamelijk telen van gewassen door in hoofdzaak gebruik te maken van kassen;
-
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het houden van vee en/of teelt van landbouwproducten, waarbij onder houden van vee uitsluitend is begrepen het houden van rundvee, schapen, geiten en paarden; de bijbehorende cultuurgrond dient noodzakelijk te zijn voor beweiding of voedselproductie van de op het bedrijf aanwezige dieren;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat zowel functioneel als qua maatvoering bepalend is voor de materiële inhoud van de bestemming;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kampeerseizoen:
het kampeerseizoen begint op 15 maart en loopt door tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar;
-
kleinschalig kampeerterrein:
een kampeerterrein met ten hoogste 15 mobiele en/of demontabele kampeermiddelen gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
-
landschappelijke waarden:
aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
-
mobiel en/of demontabel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
niet-grondgebonden bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het telen van dieren, dan wel het winnen van producten door middel van het telen van dieren, in hoofdzaak, dan wel geheel onafhankelijk van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend en binnen gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 500 m², hieronder worden verstaan: pluimvee-, pelsdieren- en varkenshouderijen, kalvermesterijen en andere naar hun aard hiermee gelijk te stellen bedrijfstypen;
-
onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
-
peil:
1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- 20 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
3. indien in of op het water wordt gebouwd:
- het ter plaatse geldende streefpeil;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
streefpeil:
het niveau van het oppervlaktewater ten opzichte van N.A.P. dat door de waterbeheerder wordt nagestreefd en is vastgelegd in een door Provinciale Staten vastgelegd peilbesluit;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
watergang:
een geul bestemd voor de opvang en aan- en afvoer van water;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste één bedrijf is toegestaan;
-
agrarische cultuurgrond ten behoeve van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde, tot uitdrukking komend in de bebouwings- en verkavelingskarakteristiek;
-
het behoud de versterking en/of het herstel van de landschappelijke waarde, tot uitdrukking komend in het begroeiingspatroon in de vorm van boomsingels en andere hoogopgaande erfbeplanting,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en –partijen;
-
gebouwen;
-
andere-bouwwerken;
-
tuinen;
-
erven.
3.2 Bouwregels
-
Ten aanzien van bouwwerken geldt dat uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd.
-
Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
3. de dakhelling bedraagt ten minste 20o;
4. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 2 per agrarisch bouwperceel.
-
Ten aanzien van andere-bouwwerken geldt dat:
1. de bouwhoogte van voer- en (kunst-)mestsilo’s bedraagt ten hoogste 10 m;
2. de bouwhoogte van ruwvoersilo’s bedraagt ten hoogste 25 m;
3. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,5 m;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van bouwwerken, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
- de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied zoals die is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels;
- de cultuurhistorische en landschappelijke waarde(n) van het gebied.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 3 voor wat betreft de minimale dakhelling van bedrijfsgebouwen en toestaan dat deze over een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 wordt verlaagd tot 0o.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als sta- of ligplaats voor onderkomens;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, met uitzondering van de opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische doeleinden;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van:
-
het bepaalde in lid 3.1, en toestaan dat een bedrijfswoning wordt bewoond door ten hoogste 2 gezinnen of een naar de aard daarmee gelijks te stellen samenlevingsvorm;
-
het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.5 onder b. en toestaan dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
1. een goede landschappelijke inpassing moet zijn aangetoond door middel van het opstellen van een landschapsplan;
2. er uitsluitend mobiele en/of demontabele kampeermiddelen zijn toegestaan op een kleinschalig kampeerterrein;
3. een kampeermiddel niet langer dan een aaneengesloten periode van 3 maanden geplaatst mag zijn op een kleinschalig kampeerterrein;
-
het bepaalde in lid 3.1, en lid 3.5 sub e, voor het medegebruik van de gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een ambachtelijk bedrijf, alsmede ten behoeve van een gebruik als bureau, kantoor of praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen en/of expositieruimte, met dien verstande dat:
1. de hiervoor aan te wenden gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste 150 m2 bedraagt;
2. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
3. geen strijdigheid ontstaat met de agrarische functie en de waarden en functies van aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende andere-werken en/of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatie werkzaamheden zijnde, uit te voeren:
- het kappen of rooien van singelbeplanting (bomen en struiken) en andere hoogopgaande erfbeplanting.
-
Het bepaalde in sub a, is niet van toepassing indien het andere-werken en/of werkzaamheden betreft, die in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan.
-
De andere-werken en of werkzaamheden als genoemd in sub a, zijn slechts toelaatbaar indien door die andere-werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de ruimtelijke en functionele karakteristiek, danwel de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals weergegeven in lid 3.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van deze waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast danwel ter voorkoming van gevaar.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van:
1. de bestemmingen ‘Wonen’, ‘Agrarisch’ en/of ‘Natuurgebied met agrarisch gebruik’;
2. sociale, culturele, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en educatieve functies waaronder begrepen expositieruimte, al dan niet in samenhang met een gebruik als kamphuis;
3. bedrijven in categorie 1 en 2 als genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Staat van Bedrijven’, met dien verstande dat het een kleinschalige bedrijfsvorm betreft en tevens ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 ‘Staat van Bedrijven’ onder categorie 1 en 2 waaronder onder meer: agrarisch verwante bedrijven zoals loon- en veehandelsbedrijven, vis- en wormkwekerijen, alsmede voor bijenhouders, dierenpensions/hondenkennels, met dien verstande dat het een kleinschalige bedrijfsvorm betreft;
4. verblijfsrecreatie, in de vorm van een pension en/of vakantieappartementen, met dien verstande dat het een kleinschalige bedrijfsvorm betreft;
5. tuincentra, maneges, dierenartspraktijken, dierenklinieken of dierenpensions;
-
Bij het toepassing geven aan het bepaalde in sub a, nemen Burgemeester en Wethouders de navolgende toetsingscriteria in acht:
- Algemene toetsingscriteria:
1. de agrarische bedrijvigheid moet geheel beëindigd zijn;
2. de aard van de nieuwe functie moet toepassing van de overige voorwaarden, ook op de lange termijn, mogelijk maken.
- Toetsingscriteria met betrekking tot bebouwing:
1. de nieuwe functie moet worden gerealiseerd binnen de bestaande bedrijfsbebouwing, waarbij uitbreiding van de bedrijfsbebouwing niet is toegestaan;
2. overtollige gebouwen moeten worden gesloopt;
3. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient, indien van toepassing in afwijking van het bepaalde onder 2, te worden gehandhaafd;
4. er mogen geen extra woningen worden gebouwd, waarbij ten aanzien van zakelijke dienstverlening, een ambachtelijk bedrijf danwel een kunstnijverheidsbedrijf bovendien geldt dat een oppervlakte van ten hoogste 500 m2 mag worden aangewend ten dienste van de betreffende functie;
- Toetsingscriteria met betrekking tot gebruik:
1. de nieuwe functie mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
2. de nieuwe functie mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van natuur, landschap, de landbouwkundige functie, de recreatieve functie en de milieukwaliteit. Hierbij dienen mede betrokken te worden de kwaliteiten die zijn beschreven in de doeleindenomschrijving van de aangrenzende bestemming(-en);
3. de nieuwe functie dient ruimtelijk en functioneel passend te zijn in de karakteristiek van de omgeving.
- Toetsingscriteria met betrekking tot landschap en visuele aspecten:
1. de nieuwe functie mag geen buitenopslag met een totale oppervlakte van meer dan 10 m2 met zich meebrengen;
2. de visuele uitstraling van het voormalige agrarische complex dient aan te sluiten bij de landelijke omgeving;
3. de nieuwe functie dient op een zorgvuldige wijze landschappelijk te worden ingepast.
- Toetsingscriteria met betrekking tot verkeer:
1. de bestaande verkeersinfrastructuur dient afdoende te zijn voor de nieuwe functie;
2. de nieuwe functie dient te voorzien in eigen parkeergelegenheid.
-
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken wordt:
1. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de bedrijfseconomische noodzaak en de milieutechnische toelaatbaarheid en de landschappelijke inpasbaarheid;
2. de mate waarin de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de aanliggende gronden en/of nabij gelegen agrarische bedrijven, alsmede de waarden en functies van gronden welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad;
3. de mate waarin de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied zoals die is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels, dan wel de cultuurhistorische en landschappelijke waarde(n) van het gebied, worden geschaad.
-
Indien de uitvoerbaarheid en/of de landschappelijke inpasbaarheid niet zijn aangetoond en/of de waarden, functies en/of belangen als genoemd in sub b onevenredig worden geschaad vinden de in sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden geen toepassing;
-
Met betrekking tot de in sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden geldt dat de maatvoering, zoals die is aangegeven in lid 3.2, van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp-wijzigingsplan niet mag worden vergroot.
-
Met betrekking tot de in sub a, onder 1 genoemde wijzigingsbevoegdheid voor wat betreft de bestemming ‘Wonen’ geldt dat extra woningen zijn toegestaan:
1. ten behoeve van het behoud van de boerderij voor verval, indien sprake is van een stolpboerderij, een kop-hals-rompboerderij of een ander historisch waardevol boederijtype, in welk geval:
a. geen extra woningen zijn toegestaan, indien de gezamenlijke inhoud van de voormalige boerderij (woning en boerderijgedeelte) minder bedraagt dan 1.200 m3;
b. niet meer dan 1 extra woning is toegestaan, indien de gezamenlijke inhoud van de voormalige boerderij woning en boerderijgedeelte) meer bedraagt dan 1.200 m3 en minder dan 2.500 m3;
c. niet meer dan 2 extra woningen zijn toegestaan, indien de gezamenlijke inhoud van de voormalige boerderij (woning boerderijgedeelte) meer bedraagt dan 2.500 m3, met dien verstande dat:
1. de uiterlijke verschijningsvorm van de voormalige boerderij dient te worden gehandhaafd en/of hersteld;
2. de hoerveelheid glas per dakvlak in de nieuwe situatie niet meer mag bedragen dan 10% van dat dakvlak;
3. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik wordt gemaakt indien bij de gemeente voldoende woningcontingent beschikbaar is;
2. ten behoeve van herstel van boerderijlandschap, in welk geval:
a. geen extra woningen zijn toegestaan, indien de gezamenlijke inhoud van de voormalige boerderij (woning en boerderijgedeelte) minder bedraagt dan 850 m3;
b. niet meer dan 1 extra woning is toegestaan, indien de gezamenlijke inhoud van de voormalige boerderij (woning en boerderijgedeelte) meer bedraagt dat 850 m3 en minder dan 2.000 m3;
c. niet meer dan 2 extra woningen zijn toegestaan, indien de gezamenlijke inhoud van de voormalige boerderij (woning en boerderijgedeelte) meer bedraagt dan 2.000 m3,met dien verstande dat:
1. de uiterlijke verschijningsvorm van de voormalige boerderij dient te worden gehandhaafd en/of hersteld;
2. de hoeveelheid glas per dakvlak in de nieuwe situatie niet meer mag bedragen dan 10% van dat dakvlak;
3. ten minste 400 m2 voormalige agrarische bebouwing (loopstal, moderne wagenberging etc.) wordt gesloopt en afgevoerd en/of ten minste 700 m2 agrarische verharding (sleufsilo’s, mestplaten, kuiplaten etc.) wordt verwijderd; met dien verstande dat cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet wordt gesloopt;
4. de landschappelijke waarden van het erf worden hersteld en/of ontwikkeld conform een ingediend erfinrichtingsplan, waarbij gedacht kan worden aan het herstel van de boerderijgracht en/of het herstel of de aanleg van een boerderijboomgaard;
3. van de wijzigingsbevoegdheid in sub a, onder 1 voor wat betreft de bestemming ‘Wonen’ kan uitsluitend gebruik worden gemaakt indien het aantal woningen in overeenstemming is met een woonplan dat schriftelijke instemming heeft van het college van Gedeputeerde Staten.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
1. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
3. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen en voor een antenne-installatie ten behoeve van de mobiele telecommunicatie, wanneer deze wordt geplaatst op een bedrijfsgebouw, kantoorgebouw, detailhandelgebouw of sommige gebouwen voor maatschappelijke doeleinden, mits de installatie de bouwhoogte van het gebouw met niet meer dan 5 m overschrijdt;
5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, kiosken, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 15 m bedraagt.
-
De in sub a, genoemde afwijkingen worden uitsluitend verleend in incidentele gevallen waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied zoals die is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels;
- de cultuurhistorische en landschappelijke waarde(n) van het gebied.
Artikel 6 Algemene procedureregels
6.1 Procedureregels nadere eisen
a. Een ontwerpbesluit tot nadere eisen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken ter secretarie ter inzage.
b. Het college van Burgemeester en Wethouders maakt de terinzagelegging te voren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze bekend.
c. De bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen voor belanghebbenden.
d. Gedurende de in sub 6.1.1. genoemde termijn kan een belanghebbende bij het College van Burgemeester en Wethouders mondeling en schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
6.2 Procedureregels afwijkingsregels
Op de voorbereiding van een ontwerpbesluit tot afwijking bij omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
6.3 Procedureregels wijzigingsregels
Op de voorbereiding van een ontwerpbesluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
-
-
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
-
-
-
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
-
-
-
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
-
-
-
-
Het bepaalde in sub 1 is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
-
-
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied-West herziening Winsum, Weakens'
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 februari 2011