HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het Bestemmingsplan Wiuwert, Froonackerdyk 8 van de gemeente Littenseradiel;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0140.BPWiuwertFrodyk8-OH01 met de bijbehorende regels en bijlage;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfactiviteit;
-
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
peil:
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
20 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd:
-
het ter plaatse geldende streefpeil;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
ruimtelijk ondergeschikt gebouw:
een gebouw of onderdeel van een gebouw dat ruimtelijk gezien ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
ruimtelijk ondergeschikt:
zowel architectonisch als qua afmeting ondergeschikt;
-
streefpeil:
het niveau van het oppervlaktewater ten opzichte van N.A.P. dat door de waterbeheerder wordt nagestreefd en is vastgelegd in een door Provinciale Staten vastgelegd peilbesluit;
-
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrens;
-
watergang:
een geul bestemd voor de opvang en aan- en afvoer van water;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwvlakken met niet meer dan 1 m worden overschreden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
opgaand groen, met dien verstande dat de bestemming op de gronden ter plaatse van de aanduiding “groen” is gericht op realisatie en behoud van opgaande beplanting ter afscherming van de bedrijfserven, overeenkomstig de landschappelijke inpassing als opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet begrepen.
3.2 Bouwregels
-
Ten aanzien van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
er mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8,5 m.
-
Ten aanzien van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een bedrijfswoning mag uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” worden gebouwd;
-
er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m;
-
de dakhelling bedraagt ten minste 45°.
-
Ten aanzien van ruimtelijk ondergeschikte gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per bedrijfswoning ten hoogste 100 m², met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100% van de oppervlakte van de bedrijfswoning;
-
dit er niet toe leidt dat het bouwperceel voor meer dan 50 % wordt bebouwd met dien verstande dat hierbij niet de oppervlakte van het hoofdgebouw wordt meegerekend;
-
-
de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
-
de ruimtelijk ondergeschikte gebouwen worden op ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
-
de afstand van een ruimtelijk ondergeschikt gebouw tot enige feitelijke grens van een watergang, bedraagt ten minste 5 m.
-
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 3 tot een hoogte van ten hoogste 7 m, mits dit noodzakelijk is om de dakhelling van het ruimtelijk ondergeschikt gebouw overeen te laten komen met de dakhelling van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 4 en toestaan dat een ruimtelijk ondergeschikt gebouw in of achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits er een herkenbaar onderscheid blijft bestaan tussen het hoofdgebouw en het ruimtelijk ondergeschikte gebouw en deze ruimtelijk ondergeschikte gebouwen het straatbeeld niet domineren.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt be-grepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 3.1 omschreven gebruik zonder dat de gronden ter plaatse van de aanduiding “groen” is ingericht met opgaande beplanting ter afscherming van een bedrijfserf, overeenkomstig de landschappelijke inpassing als opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 3.1 omschreven gebruik zonder dat de gronden ter plaatse van de aanduiding “groen” zijn behouden in de vorm van opgaande beplanting ter afscherming van een bedrijfserf, overeenkomstig de landschappelijke inpassing als opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en kan worden toegestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage ‘Staat van Bedrijven’ onder de categorieën 1 tot en met 3.2.
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.4, sub a ten behoeve de uitoefening van productiegebonden detailhandel.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen of rooien van singelbeplanting (bomen en struiken) en andere hoogopgaande beplanting.
-
De in sub a. bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt slechts verleend indien:
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied zoals die is opgenomen in hoofdstuk 2 van de toelichting; of
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en landschappelijke waarde(n) van het gebied; of
-
ter voorkoming van gevaar.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
watergangen en oeverstroken;
-
bruggen, voor zover bestaand.
4.2 Bouwregels
-
Ten aanzien van gebouwen geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.
-
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1 m, in afwijking van het gestelde in artikel 2 vanaf 0,52 - N.A.P. (boezempeil);
-
de bouwhoogte van walbeschoeiingen mag niet meer bedragen dan 1 m boven het ter plaatse gestelde streefpeil.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen en voor een antenne-installatie ten behoeve van de mobiele telecommunicatie, wanneer deze wordt geplaatst op een bedrijfsgebouw, kantoorgebouw, detailhandelgebouw of sommige gebouwen voor maatschappelijke doeleinden, mits de installatie de bouwhoogte van het gebouw met niet meer dan 5 m overschrijdt;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, kiosken, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m2;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 15 m bedraagt.
-
-
De onder a genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend in incidentele gevallen waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsver-gunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Wiuwert, Froonackerdyk 8”.
Behorend bij het vaststellingsbesluit van de raad van de gemeente Littenseradiel van 20 februari 2012.