4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een bouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf";
-
een bouwbedrijf en/of stoffenproductiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf/stoffen-productie";
-
een klussenbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - klussenbedrijf";
-
een veeverzorgingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veeverzorgingsbedrijf";
-
een verhuis- en transportbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf – verhuis- en transportbedrijf",
en tevens voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende ‘Staat van Bedrijven’, onder categorie 1;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “groen” ten minste 75% van de oppervlakte is gericht op de realisatie en behoud van opgaande beplanting;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet begrepen.
Het parkeren ten behoeve van de bestemming dient op eigen erf plaats te vinden.
4.2 Bouwregels
-
Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is dan 4 m;
3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is dan 8 m;
4. met uitzondering van de bestaande bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” mogen er geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
5. de inhoud van bestaande bedrijfswoningen (inclusief ruimtelijk ondergeschikte gebouwen) bedraagt ten hoogste 650 m³, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is.
-
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,5 m;
3. de bouwhoogte van walbeschoeiingen mag niet meer bedragen dan 0,5 m boven het ter plaatse geldende streefpeil en uitsluitend bij bouwpercelen aan het water.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de ‘Staat van Bedrijven’ onder categorie 1.