Bestemmingsomschrijving |
||||
A. |
de op de plankaart voor wonen - woonpark aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|||
|
1. |
wonen; |
||
|
met de daarbij behorende: |
|||
|
2. |
verblijfsvoorzieningen; |
||
|
3. |
nutsvoorzieningen; |
||
|
4. |
groen- en speelvoorzieningen; |
||
|
5. |
water; |
||
|
6. |
tuinen, erven en terreinen; |
||
|
7. |
gebouwen; |
||
|
8. |
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. |
||
|
||||
Bouwvoorschriften |
||||
B. |
1. |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen. |
||
|
|
a. |
de hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd; |
|
|
|
b. |
de maximaal toegestane goothoogte bedraagt |
|
|
|
c. |
de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt |
|
|
|
d. |
de dakhelling bedraagt maximaal 45°. |
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende bepalingen: |
||
|
|
a. |
de maximale oppervlakte aan- of uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen bedraagt |
|
|
|
b. |
de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt |
|
|
|
c. |
de minimale afstand van de aan-
of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de bestemmingsgrens bedraagt |
|
|
|
|
||
|
3. |
De maximale oppervlakte van de onder lid B, sub 1 en 2 genoemde gebouwen mag niet meer bedragen dan 25% van het bouwperceel. |
||
|
|
|
||
|
4. |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
||
|
|
a. |
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hieronder
niet begrepen erfafscheidingen, mag ten hoogste |
|
|
|
b. |
in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van
lichtmasten ten hoogste |
|
|
||||
Gebruiksvoorschriften |
||||
C. |
1. |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. |
||
|
2. |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: |
||
|
|
a. |
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven; |
|
|
|
b. |
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen; |
|
|
|
c. |
het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen; |
|
|
|
d. |
het gebruik van gronden voor detailhandel; |
|
|
|
e. |
het gebruik van gronden voor horeca; |
|
|
|
f. |
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van: - een aan-huis-verbonden beroep; - kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in bijlage 1; |
|
|
|
|
wanneer: |
de gebruiksoppervlakte van het beroep of bedrijf inclusief opslag- en administratieruimten meer dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning beslaat; |
|
|
g. |
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning. |
|
|
Vrijstelling van de
gebruiksvoorschriften |
|||||||
D. |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van: |
||||||
|
1. |
lid C en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van: |
|||||
|
|
- |
een aan-huis-verbonden beroep; |
||||
|
|
- |
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in bijlage 1; |
||||
|
|
|
wanneer: |
de gebruiksoppervlakte van het beroep of bedrijf inclusief opslag- en administratieruimten maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning beslaat; |
|||
|
|
|
en: |
de milieucategorie van het beroep of bedrijf maximaal 2 is; |
|||
|
|
|
en: |
het parkeren voor bewoners, klanten en personeel op eigen terrein wordt opgelost; |
|||
|
|
|
en: |
in de uitstraling van het gebouw naar het openbaar gebied de woonfunctie de hoofdfunctie houdt; |
|||
|
2. |
lid C wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen. |
|||||
|
|||||||
Strafbepaling |
|||||||
E. |
Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten. |
||||||
|
|||||||
Vrijstellingsprocedure |
|||||||
F. |
Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende procedure van toepassing: |
||||||
|
1. |
Een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 4 weken ter inzage. |
|||||
|
2. |
Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend: |
|||||
|
|
a. |
in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid; |
||||
|
|
b. |
en verder op de gebruikelijke wijze. |
||||
|
3. |
In de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden ingediend. |
|||||
|
4. |
Tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling. |
|||||