A. De op de plankaart voor groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
1. nutsvoorzieningen;
2. bermen;
3. overige beplantingen;
4. paden;
5. speelvoorzieningen;
6. waterlopen en waterpartijen.
B. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
2. Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende bepaling:
a. de hoogte van de overige bouwwerken is maximaal 5 m.
C. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.
Meest doelmatige gebruik
D. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid C wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
E. Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
F. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.