A. De gronden op de kaart aangewezen voor Water-Waterstaat zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van waterstaatswerken zoals sluizen, stuwen, vistrappen en sluis- of brugwachtershuisjes, alsmede voor opslag ten behoeve van het beheer van de waterstaatswerken en wegen.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen;
2. bouwwerken
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. op gronden zonder bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
|
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
|
3 m |
|
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.