A. De gronden op de kaart aangewezen voor Ontspanning en Vermaak zijn bestemd voor:
1. bordeelprostitutie;
met de daarbij behorende:
2. groenvoorzieningen;
3. nutsvoorzieningen;
4. parkeervoorzieningen;
5. tuinen, erven en terreinen;
6. water;
7. gebouwen;
8. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
9. bruggen dammen en duikers;
10. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen |
één tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plan-kaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
2. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
3. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Wijzigingsbevoegdheid
Vervolgfunctie Wonen
G. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd de bestemming te wijzigingen ten behoeve van de bestemming wonen, met inachtneming van het volgende:
1. bij planwijziging dient het gehele bouwvlak te worden betrokken;
2. na planwijziging is het bepaalde in artikel 21 Wonen van toepassing.
Vrijstelling
H. Op de voorbereiding van een vrijstellingsbesluit op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
I. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid G is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.