Inhoud van de voorschriften 1
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden
Artikel 5 Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden
Artikel 6 Agrarisch-Stoeterij
Artikel 7 Agrarisch-Tuincentrum
Artikel 8 Bedrijf
Artikel 9 Detailhandel
Artikel 9A Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Natuur
Artikel 13 Ontspanning en Vermaak
Artikel 14 Recreatie-Dagrecreatie
Artikel 15 Recreatie-Verblijfsrecreatie
Artikel 16 Sport
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Verkeer-Railverkeer
Artikel 19 Water
Artikel 20 Water-Waterstaat
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Leidingen (dubbelbestemming)
Artikel 23 Waarde-Archeologie (dubbelbestemming)
Artikel 24 Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)
Artikel 25 Water-Waterkering
Hoofdstuk III Algemene bepalingen
Artikel 26 Antidubbeltelbepalingen
Artikel 27 Afstanden tot zijerfscheidingen
Artikel 28 Nieuwe woningen binnen 48 dB-contour wegverkeerslawaai en/of 55 dB-contour spoorweglawaai
Artikel 29 Beperkingen vanwege zones industrielawaai
Artikel 30 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken 91
Artikel 31 Bestaande afstanden en andere maten
Artikel 32 Aanvullende werking bouwverordening
Artikel 33 Algemene vrijstellingsbepalingen
Artikel 34 Vrijstellingsbepaling extra woning/vergroten inpandige woning 94
Artikel 35 Werking wettelijke regelingen
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 36 Overgangsbepalingen
Artikel 37 Slotbepaling
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen |
3 |
1a. goedkeuring onthouden
op de plankaart is door middel van de aanduidingen 'goedkeuring onthouden-1 t/m 3' aangegeven aan welke onderdelen goedkeuring is onthouden. De voorschriften in de artikelen 5, 6 en 8 gelden slechts gedeeltelijk voor het gebied dat is aangeduid met 'goedkeuring onthouden-4'. In de artikelen 5, 6 en 8 zijn de bepalingen welke niet gelden binnen het gebied 'goedkeuring onthouden-4' geel gearceerd.
het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Meppel.
de kaart van het bestemmingsplan Buitengebied, die bestaat uit de kaarten 1 t/m 4.
Een gebouw dat:
a. als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
b. en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;
c. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een dienstverlenend beroep, dat:
a. in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:
de gebruiksoppervlakte van het beroep inclusief opslag- en administratieruimten maxi maal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning beslaat;
b. en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
zoals arts, tandarts, advocaat, accountant, notaris, kunstenaar of musicus
of beroepen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.
5. agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf, nader onder te verdelen in één of meer van de navolgende bedrijfsactiviteiten:
- agrarisch hulpbedrijf;
- agrarisch handels- of exportbedrijf;
- overige agrarisch aanverwante bedrijven.
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:
a. bollenteelt:
in hoofdzaak de teelt van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, met uitzondering van sierteelt, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;
b. grondgebonden veehouderij:
het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel: onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij en geitenfokkerij;
c. paardenfokkerij:
het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
d. akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
e. intensieve veehouderij:
het houden van fok-, leg- of pelsdieren en vleesvee in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de veehouderij niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
f. glastuinbouw:
de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
g. fruitteelt:
de teelt van fruit in boomgaarden;
h. sierteelt:
de teelt van siergewassen, zoals onder andere een boomkwekerij, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
i. bosbouw:
de teelt van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de houtproductie;
j. intensieve kwekerij:
de teelt van vissen of de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
7. agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd
een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht.
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.
9. agrarisch handels- en exportbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit de bollenteelt en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke, een en ander voor zover de be- en verwerking van agrarische producten valt binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het opslaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of ‑apparatuur.
12. agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboeren)
agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
16. atelierverzamelgebouw
een ruimte die dient voor de uitoefening van een beroep (dan wel voor het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, therapeutisch of kunstzinnig gebied en hiermee gelijk te stellen terreinen.
gebouwen en/of bouwwerken, die geen gebouw zijn.
18. bed & breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner:
a. in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:
- de gebruiksoppervlakte maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning beslaat, met een maximum van 50 m²;
- de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstandige bewoning;
b. en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
22. bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of volgens de Woningwet.
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
24. Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
25. bijgebouw
een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:
a. als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
b. en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
c. en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
26. bio-eneregie-installatie
een installatie waarbij uit een biologische grondstof energie wordt gewonnen in de vorm van warmte of elektriciteit, zoals bijvoorbeeld biomassavergistingsinstallaties, mestvergistingsinstallaties, bio-olie-installaties of bio-ethanol-installaties.
een bouwwerk:
a. plaatsen;
b. geheel of gedeeltelijk oprichten;
c. vernieuwen;
d. veranderen;
e. vergroten;
of een standplaats:
a. geheel of gedeeltelijk oprichten;
b. vernieuwen;
c. veranderen.
28. bouwgrens
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
29. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop volgens dit plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
30. bouwvlak
een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen het bouwen van gebouwen en bouwwerken is toegestaan; bouwvlakken ten behoeve van agrarische bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding "bij elkaar behorend", worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die op de plaats van bestemming:
a. direct of indirect met de grond is verbonden;
b. indirect steun vindt in of op de grond.
32. bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
een gebouw, waaronder ook wordt verstaan een aan het oorspronkelijke doel onttrokken voertuig of ander onderkomen, dat dient als recreatief woonverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
36. detailhandel
goederen bedrijfsmatig uitstallen en:
a. verkopen;
b. verhuren;
c. leveren;
aan personen die:
a. ze kopen voor verbruik;
b. ze kopen voor gebruik anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
37. dienstwoning
een woning in of bij een andere bestemming bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.
38. erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen zoals muren, schuttingen en hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.
een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:
a. een hoekige of ronde vorm heeft;
b. bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie;
c. en een overwegend transparante uitstraling heeft.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte aan 1 of meer zijden met wanden omsloten ruimte vormt.
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. Het Besluit geluidhinder spoorwegen, veroorzaakt door:
a. industrie;
b. wegen;
c. spoorwegen.
42. geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, waarbij volgens de Wet geluidhinder rondom het terrein een geluidszone moet worden vastgesteld.
43. hoofdgebouw
een gebouw dat in architectonisch opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
het bedrijfsmatig verstrekken van:
a. dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;
b. logies.
45. hotel-restaurant
een horecabedrijf, waar tegen vergoeding naast logies maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt.
een onderkomen dat helemaal of deels:
a. is bestemd voor recreatief nachtverblijf;
b. is opgericht voor recreatief nachtverblijf;
c. kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
zoals tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of een onderkomen of (voormalig) voertuig van vergelijkbare aard.
het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden.
een kampeerterrein voor ten hoogste vijftien kampeermiddelen.
49. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
50. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
51. kleinschalige natuurontwikkeling
de aanleg van rietlanden, moerasjes en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers.
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik.
53. maatschappelijke voorzieningen
het uitoefenen van activiteiten gericht op:
a. sociale dienstverlening;
b. maatschappelijke dienstverlening;
c. educatieve dienstverlening;
d. openbare dienstverlening;
en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van alle hierboven genoemde voorzieningen; zoals gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven of activiteiten of voorzieningen van vergelijkbare aard.
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
55. natuur- en landschapsdeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.
onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbare nut zoals de winning en levering van gas, water en elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en verwerking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
een bouwwerk dat een dak heeft, maar geen wanden.
61. paardenhouderij
een bedrijf dat gericht is op zowel paardenfokkerij als paardenstalling.
het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan.
a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
- de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. wanneer in of op het water wordt gebouwd:
- het waterpeil ter plaatse.
64. permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt.
65. permanente teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken en voorzieningen, waaronder ook kassen, die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het gehele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.
het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet of chalet, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatieve doeleinden te worden gebruikt.
een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid.
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
71. Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze voorschriften onderdeel van de voorschriften uitmaakt.
72. Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze voorschriften onderdeel van de voorschriften uitmaakt.
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of andere instellingen kunnen worden aangesloten.
75. stedelijk uitloopgebied
overgangsgebied tussen stedelijk en landelijk gebied met een groene inrichting en bestemd voor extensieve vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen, waar tevens kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan.
76. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken en voorzieningen die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal 4 maanden per jaar worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.
77. toeristische standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, met uitzondering van een stacaravan of een chalet, gedurende een beperkte periode.
een gebouw dat:
a. als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
b. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
79. verkoop streekeigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf of in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in de regio zijn verwerkt of bewerkt.
80. volwaardig agrarisch bedrijf
een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.
een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen op basis van onderstaande criteria in volgorde van belangrijkheid:
a. de gevel die de voorzijde van het gebouw is;
b. de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de voorzijde van het gebouw wordt aangemerkt;
c. de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is gelegen;
d. de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is gelegen;
e. de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen.
de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend.
83. voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het bijbehorende Besluit geluidhinder.
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande:
a. wegen of paden;
b. bruggen, dammen, duikers, tunnels die in deze wegen of paden liggen;
c. bermen, bermsloten en wegkanten;
d. parkeerterreinen.
85. woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
de opvang van volwassenen of gehandicapten, zonder nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie en therapie.
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
1. dakhelling
de hellingshoek tussen het dakvlak en het horizontale vlak.
2. (verticale) diepte van een gebouw
De diepte van een gebouw, vanaf het peil omlaag tot aan de bovenzijde van de laagst gelegen vloer.
3. gebruiksoppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten
de oppervlakte gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies, die de ruimte(n) omgeven.
4. de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van:
a. de goot;
b. de druiplijn;
c. het boeibord;
d. een bouwdeel van vergelijkbare aard;
ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.
5. de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwdelen zoals schoorstenen, antennes of bouwdelen van vergelijkbare aard.
6. hoogte van een windmolen
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.
7. de inhoud van een bouwwerk
boven peil tussen:
a. de buitenkant van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
b. de buitenkant van de daken en dakkapellen.
8. de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
9. de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren) neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen |
13 |
A. De op de plankaart voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij, een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, een sierteeltbedrijf en een intensieve kwekerij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:
a. landschapswaarden in de vorm van landschappelijke openheid;
b. cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waardevolle gebieden;
alsmede voor:
3. een intensieve veehouderij, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel is voorzien van de aanduiding intensieve veehouderij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:
4. grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);
5. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
6. sierteelt;
7. intensieve kwekerij;
alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
8. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
9. veearts/hoefsmederij;
10. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
11. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;
12. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;
13. kano-, boot- en fietsenverhuur;
14. bed & breakfast in hoofdgebouw;
en ook voor:
15. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
16. kleinschalige natuurontwikkeling;
17. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
18. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:
met de daarbij behorende:
19. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken;
met dien verstande dat:
20. intensieve kwekerij uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning - tenzij het de gronden met de aanduiding "zonder woning" betreft - met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2. kassen en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
3. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
3A. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
4. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. oppervlak |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen (niet zijnde kassen) en overkappingen |
|
|
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
(voeder-, (kunst)mest-)silo's |
|
|
|
12 m |
|
installaties voor bijvoorbeeld mestverwerking |
|
|
|
8 m |
|
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
2 m |
|
kassen en permanente teeltondersteunende voorzieningen |
|
1.000 m² |
|
|
|
overige bouwwerken, |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
D. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aangegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
1. vrijstelling uitsluitend wordt toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.
Serrestallen
D.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bouw van serrestallen, met diens verstande dat:
1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;
2. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
3. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.
Afstanden zijerfscheidingen
D.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 3a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
E. Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bevoegd vrijstelling te verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de overschrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
2. de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m² worden overschreden;
3. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
4. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
5. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift wordt voldaan;
6. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 3 van dit voorschrift wordt voldaan.
F. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
5. het gebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;
6. het gebruik van bouwwerken als binnenrijbaan;
7. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
8. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
9. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
G. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid F wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
H. In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch na toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid I.
Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch
|
|
maximaal aantal m² |
|
|
toelaatbaar |
gebruik onbebouwde gronden |
bebouwing
|
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
|
|
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen) |
V |
- |
500 |
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering) |
V |
- |
500 |
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
500 |
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel, africhtingbedrijf voor paarden |
V |
1.200 |
200 |
verwerken van mest en andere agrarische producten (bio-energie-installatie) |
V |
- |
1.500 |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
|
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
200 |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
500 |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
200 |
recreatieve functies/agrotoerisme |
|
|
|
kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
V |
500 |
200 |
kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie) |
V |
- |
200 |
kleinschalig kamperen (boerderijcamping) |
V |
2.500 |
100 |
boerengolf/pitch & put |
V |
50.000 |
50 |
poldersport (met uitzondering van motorcross) |
V |
20.000 |
50 |
overige dienstverlening |
|
|
|
sociale functie bijv. resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf) |
V |
- |
200 |
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen |
V |
- |
100 |
tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier |
V |
500 |
200 |
dierenpension; hondenfokkerij |
V |
- |
200 |
V Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).
- Niet van toepassing.
I. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn onder voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
2. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
3. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
4. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift wordt voldaan;
5. in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag worden bebouwd en mag worden gebruikt;
6. per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfuncties niet meer dan 4.000 m² bedragen;
7. in afwijking van het bepaalde in sub 6 mag het oppervlak dat in gebruik is voor de nevenfunctie boerengolf/pitch&put en voor de nevenfunctie poldersport respectievelijk maximaal 50.000 m² en 20.000 m² bedragen;
8. per bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfuncties niet meer dan 800 m² aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd, met uitzondering van mestvergistingsinstallaties;
9. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
10. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
11. het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
a. het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per bedrijf bedragen;
b. de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 oktober worden geplaatst;
c. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
d. ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
e. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m;
12. voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
13. buitenopslag is in geen geval toegestaan;
14. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
J. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid I.
K. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid S.
L. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid S, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
M. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, vrijstelling te verlenen, teneinde:
1. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 en tabel 3 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.
N. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbeplanting) aan te leggen of uit te voeren.
O. Een vergunning als bedoeld in lid N is niet vereist voor:
1. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
2. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
3. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlakken samenvallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 22) en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (artikel 23);
4. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.
P. Een aanlegvergunning als in lid N bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
1. het belang dat met de ingreep is gediend;
2. de belangen van landschap en cultuurhistorie zoals in lid A sub 2 tot uitdrukking zijn gebracht;
3. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
Q. Overtreding van het bepaalde in de leden F en N wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
R. In tabel 2 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid S passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid S.
Tabel 2 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch
aard van de vervolgfunctie |
ter plaatse van agrarische bouwvlakken |
wonen/hobbyboeren |
W |
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing |
W |
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel |
W |
veearts/hoefsmederij |
W |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) |
W |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing |
W |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
recreatieve functies |
|
kinderboerderij |
W |
paardenstalling/paardenpension |
W |
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur |
W |
horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
W |
kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf |
W |
overige dienstverlening |
|
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij) |
W |
tentoonstellingsruimte; museum |
W |
dierenpension; hondenfokkerij |
W |
W Toelaatbaar na planwijziging.
S. Voor de in tabel 2 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:
1. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
2. volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
3. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
4. bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
6. voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch verwante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;
7. indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend;
b. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
8. ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 2 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 2 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid L;
9. er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;
10. voor de in tabel 2 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;
11. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
12. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
13. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
T. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
a. indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
b. indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
c. indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergroting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;
2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
3. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
4. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift wordt voldaan;
5. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.
U. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken binnen de agrarische bestemming, met inachtneming van het volgende:
1. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g;
2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
a. in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en landschapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiënische knelsituaties;
b. wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch;
c. indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
d. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
3. per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;
4. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 en in sub 2 van dit voorschrift;
5. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de landschaps- en cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;
6. er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;
7. op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;
8. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.
V. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken voor de bouw van een collectieve bio-energie-installatie, met inachtneming van het volgende:
1. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
2. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak mag maximaal 1 ha bedragen;
3. op het bouwvlak mag geen dienstwoning worden gebouwd;
4. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
5. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift;
6. nieuwe bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van goed ontsloten gebieden;
7. de bio-energie installatie moet aantoonbaar onderdeel uitmaken van één of meerdere bestaande volwaardige agrarische bedrijven;
8. de bio-energie installatie dient landschappelijk te worden ingepast.
W. Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:
a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;
b. een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft.
X. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in de leden D, D1, D2, E, G, I, J, K, L en M is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
Y. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in de leden S, T, U, V en W is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
A. De op de kaart voor Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij, een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, een sierteeltbedrijf, een intensieve kwekerij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat kassen met een maximaal oppervlak van 500 m² uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding kassen toegestaan, en dat kassen met een maximaal oppervlak van 1.550 m² uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding kassen toegestaan met een afwijkende bouwoppervlakte;
2. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:
a. cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waardevolle gebieden;
b. natuurwaarden in de vorm van vogelsoorten die op grond van de externe werking van het Natura 2000-gebied De Wieden beschermd zijn;
alsmede voor:
3. een intensieve veehouderij, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding intensieve veehouderij;
4. een manege, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding manege;
alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:
5. grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);
6. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
7. sierteelt;
8. intensieve kwekerij;
alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
9. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
10. veearts/hoefsmederij;
11. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
12. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;
13. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;
14. kano-, boot- en fietsenverhuur;
15. bed & breakfast in hoofdgebouw;
en ook voor:
16. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
17. kleinschalige natuurontwikkeling;
18. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
19. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken;
met dien verstande dat:
20. intensieve kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
3. uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding ¢ is een windmolen toegestaan met een maximale ashoogte van 53 m;
3.a. gebouwen mogen binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
4. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. oppervlak |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen (niet zijnde kassen) en overkappingen |
|
|
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
(voeder-, (kunst)mest)silo's |
|
|
|
12 m |
|
installaties voor bijvoorbeeld mestvergisting |
|
|
|
8 m |
|
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
D. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aangegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:
1. vrijstelling wordt uitsluitend toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
Serrestallen
D.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bouw van serrestallen, met diens verstande dat:
1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;
2. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
3. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.
Afstanden zijerfscheidingen
D.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 3a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
E. Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bevoegd vrijstelling te verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de overschrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
2. de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m² worden overschreden;
3. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
4. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
5. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift is voldaan;
6. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 3 van dit voorschrift wordt voldaan.
F. Het is verboden:
1. de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
c. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
d. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
e. hergebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;
f. het gebruik van bouwwerken als binnenrijbaan;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
2. vervallen.
G. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid F wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
H. In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden na toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid I.
Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden
|
|
maximaal aantal m² |
|
|
toelaatbaar |
gebruik onbebouwde gronden |
bebouwing
|
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
|
|
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen) |
V |
- |
500 |
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering) |
V |
- |
500 |
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
500 |
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel, africhtingbedrijf voor paarden |
V |
1.200 |
200 |
verwerken van mest en andere agrarische producten (bio-energie-installatie) |
V |
- |
1.500 |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
|
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
200 |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
500 |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
200 |
recreatieve functies/agrotoerisme |
|
|
|
kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
V |
500 |
200 |
kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie) |
V |
- |
200 |
kleinschalig kamperen (boerderijcamping) |
V |
2.500 |
100 |
boerengolf/pitch & put |
V |
50.000 |
50 |
poldersport (met uitzondering van motorcross) |
V |
20.000 |
50 |
overige dienstverlening |
|
|
|
sociale functie bijv. resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf) |
V |
- |
200 |
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen |
V |
- |
100 |
tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier |
V |
500 |
200 |
dierenpension; hondenfokkerij |
V |
- |
200 |
V Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).
- Niet van toepassing.
I. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn onder voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
2. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
3. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
4. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van dit lid wordt voldaan;
5. in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag worden bebouwd en mag worden gebruikt;
6. per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfuncties niet meer dan 4.000 m² bedragen;
7. in afwijking van het bepaalde in sub 6 mag het oppervlak dat in gebruik is voor de nevenfunctie boerengolf/pitch&put en voor de nevenfunctie poldersport respectievelijk maximaal 50.000 m² en 20.000 m² bedragen;
8. per bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfuncties niet meer dan 800 m² aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd, met uitzondering van mestvergistingsinstallaties;
9. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
10. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
11. het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
a. het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per bedrijf bedragen;
b. de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 oktober worden geplaatst;
c. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
d. ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
e. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m;
g. op agrarische bouwvlakken gelegen in de lintbebouwing van Nijeveen (Dorpsstraat), Nijeveense Bovenboer, Kolderveen, en Kolderveense Bovenboer, mag het kleinschalig kampeerterrein uitsluitend achter het hoofdgebouw worden gevestigd;
12. voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
13. buitenopslag is in geen geval toegestaan;
14. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
J. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid I.
K. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 3, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid S.
L. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid S, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
M. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, vrijstelling te verlenen, teneinde:
1. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 en tabel 3 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.
N. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in tabel 2 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.
Tabel 2 Aanlegvergunningvereisten
werken of werkzaamheden |
toelaatbaarheid |
vervallen |
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren |
|
A |
graven, vergroten, herprofileren of dempen van sloten of ander oppervlaktewater |
|
l |
aanbrengen opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbeplanting) |
A |
A |
omzetten van grasland in bouwland |
|
l |
aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen |
A |
A |
aanleg van kavelpaden |
|
A |
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur |
|
A |
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren |
|
A |
l Niet toelaatbaar.
Zonder meer toelaatbaar.
A Vereiste van aanlegvergunning.
O. Een vergunning als bedoeld in lid N is niet vereist voor:
1. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
2. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
3. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlakken samenvallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 22) en de dubbelbestemming Waarde-Archeologie (artikel 23);
4. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.
P. Een aanlegvergunning als in lid N en tabel 2 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
1. het belang dat met de ingreep is gediend;
2. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals deze in lid A sub 2 tot uitdrukking zijn gebracht;
3. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
Q. Overtreding van het bepaalde in de leden F en N wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Wijzigingsbevoegdheid
R. In tabel 3 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in lid S passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid S.
Tabel 3 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden
aard van de vervolgfunctie |
ter plaatse van agrarische bouwvlakken |
wonen/hobbyboeren |
W |
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing |
W |
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel |
W |
veearts/hoefsmederij |
W |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) |
W |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing |
W |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
recreatieve functies |
|
kinderboerderij |
W |
paardenstalling/paardenpension |
W |
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur |
W |
horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
W |
kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf |
W |
overige dienstverlening |
|
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij) |
W |
tentoonstellingsruimte; museum |
W |
dierenpension; hondenfokkerij |
W |
W Toelaatbaar na planwijziging.
S. Voor de in tabel 3 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:
1. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
2. volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
3. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
4. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
6. voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch verwante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;
7. indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend;
b. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
8. ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 3 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 3 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid L;
9. er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;
10. voor de in tabel 3 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;
11. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
12. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
13. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
T. Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
a. indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
b. indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
c. indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergroting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;
2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
3. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
4. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift wordt voldaan;
5. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.
U. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken binnen de agrarische bestemming, met inachtneming van het volgende:
1. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g;
2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
a. in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en landschapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiënische knelsituaties;
b. wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden;
c. indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
d. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
3. per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;
4. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 en in sub 2 onder a, b en d van dit voorschrift;
5. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;
6. er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;
7. op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;
8. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.
V. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken voor de bouw van een collectieve bio-energie-installatie, met inachtneming van het volgende:
1. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
2. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak mag maximaal 1 ha bedragen;
3. op het bouwvlak mag geen dienstwoning worden gebouwd;
4. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
5. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift;
6. nieuwe bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van goed ontsloten gebieden;
7. de bio-energie installatie moet aantoonbaar onderdeel uitmaken van één of meerdere bestaande volwaardige agrarische bedrijven;
8. de bio-energie installatie dient landschappelijk te worden ingepast.
W. Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:
a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;
b. een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht.
Aanlegvergunningenstelsel foerageergebied purperreiger
W1. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen door het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel ter plaatse van het foerageergebied van de purperreiger (zie themakaart 1), waarin het omzetten van grasland in maïsland als aanlegvergunningplichtige werken of werkzaamheden worden opgenomen, met inachtneming van het volgende:
a. planwijziging wordt uitsluitend toegepast als uit door de gemeente uit te voeren monitoringonderzoek blijkt dat aanvullende beschermende maatregelen voor de purperreiger noodzakelijk zijn.
X. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in de leden D, D1, D2, E, G, I, J, K, L en M is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
Y. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in de leden S, T, U, V en W is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
A. De op de plankaart voor Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij en een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
2. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:
a. landschapswaarden in de vorm van het grillig kavelpatroon, verspreid liggende bebouwing, houtwallen en -singels, verspreid liggende bospercelen, steilranden, essen en rivierduintjes en daarmee samenhangende natuurwaarden in de vorm van flora en fauna die binnen deze landschapswaarden hun habitat hebben;
b. cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waardevolle gebieden;
3. een zorgboerderij, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding zorgboerderij in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
4. grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);
5. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
6. intensieve kwekerij;
alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:
7. bosbouw, uitsluitend ter plaatse van bestaande bospercelen;
alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
8. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
9. veearts/hoefsmederij;
10. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
11. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;
12. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension, waarvoor maximaal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;
13. kano-, boot- en fietsenverhuur;
14. bed & breakfast in hoofdgebouw;
en ook voor:
15. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
16. kleinschalige natuurontwikkeling;
17. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
18. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken;
met dien verstande dat:
19. intensieve kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. oppervlak |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen (niet zijnde kassen) en overkappingen |
|
|
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
(voeder-, kunstmest-) silo's |
|
|
|
12 m |
|
installaties voor bijvoorbeeld mestverwerking |
|
|
|
8 m |
|
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
D. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 3 aangegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
1. vrijstelling uitsluitend wordt toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.
Serrestallen[1])
D.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 3 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bouw van serrestallen, met diens verstande dat:
1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;
2. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
3. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.
Afstanden zijerfscheidingen
D.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
E. Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bevoegd vrijstelling te verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de overschrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
2. in afwijking van het gestelde in sub 1 geldt dat ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven geen overschrijding van het bouwvlak is toegestaan, tenzij de overschrijding noodzakelijk is uit oogpunt van dierenwelzijn;
3. de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m² worden overschreden;
4. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
5. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
6. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift is voldaan;
7. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 4 van dit voorschrift wordt voldaan.
F. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
5. het gebruik van een recreatieve verblijf ten behoeve van permanente bewoning;
6. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
8. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
G. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid F wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
H. In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden na toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid I.
Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden
|
|
maximaal aantal m² |
|
|
toelaatbaar |
gebruik onbebouwde gronden |
bebouwing |
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
|
|
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen) |
V |
- |
500 |
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering) |
V |
- |
500 |
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten[2]) |
V |
- |
500 |
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel, africhtingbedrijf voor paarden |
V |
1.200 |
200 |
verwerken van mest en andere agrarische producten (bio-energie-installatie) |
V |
- |
1.500 |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
|
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
200 |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
500 |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
200 |
recreatieve functies/agrotoerisme |
|
|
|
kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
V |
500 |
200 |
kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie) |
V |
- |
200 |
kleinschalig kamperen (boerderijcamping) |
V |
2.500 |
1001) |
boerengolf/pitch & put |
V |
50.000 |
501) |
poldersport (met uitzondering van motorcross) |
V |
20.000 |
501) |
overige dienstverlening |
|
|
|
sociale functie bijvoorbeeld resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf) |
V |
- |
200 |
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen |
V |
- |
100 |
tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier |
V |
500 |
200 |
dierenpension; hondenfokkerij |
V |
- |
2001) |
V Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).
- Niet van toepassing.
I. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn onder voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
2. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
3. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
4. een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 en 2 van dit voorschrift wordt voldaan;
5. in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag worden bebouwd1) en mag worden gebruikt;
6. per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfuncties niet meer dan 4.000 m² bedragen1);
7. in afwijking van het bepaalde in sub 6 mag het oppervlak dat in gebruik is voor de nevenfunctie boerengolf/pitch&put en voor de nevenfunctie poldersport respectievelijk maximaal 50.000 m² en 20.000 m² bedragen;
8. per bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfuncties niet meer dan 800 m² aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd, met uitzondering van mestvergistingsinstallaties[3]);
9. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
10. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
11. het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
a. het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per bedrijf bedragen;
b. de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 oktober worden geplaatst;
c. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
d. ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
e. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m1);
12. voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
13. buitenopslag is in geen geval toegestaan;
14. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
J. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid I.
K. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid S.
L. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid S, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
M. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, vrijstelling te verlenen, teneinde:
1. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 en tabel 3 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten[4]);
2. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.
N. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in tabel 2 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.
Tabel 2 Aanlegvergunningvereisten
werken of werkzaamheden |
ter plaatse van AL |
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren |
A |
graven, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater |
A |
verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden |
A |
aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen |
A |
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur |
A |
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren |
A |
A Vereiste van aanlegvergunning.
O. Een vergunning als bedoeld in lid N is niet vereist voor:
1. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
2. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
3. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlakken samenvallen met de bestemming Leidingen (artikel 22) en de bestemming Waarde-Archeologie (artikel 23);
4. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.
P. Een aanlegvergunning als in lid N en tabel 2 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
1. het belang dat met de ingreep is gediend;
2. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals deze in lid A sub 2 tot uitdrukking zijn gebracht;
3. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
Q. Overtreding van het bepaalde in de leden F en N wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
R. In tabel 3 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid S passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid S.
Tabel 3 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden
aard van de vervolgfunctie |
ter plaatse van agrarische bouwvlakken |
wonen/hobbyboeren |
W |
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten[5]) |
W |
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing |
W |
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel |
W |
veearts/hoefsmederij |
W |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) |
W |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing |
W |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
recreatieve functies |
|
kinderboerderij |
W |
paardenstalling/paardenpension |
W |
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur |
W |
horecagelegenheid |
W |
kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf |
W |
overige dienstverlening |
|
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij) |
W |
tentoonstellingsruimte; museum |
W |
dierenpension; hondenfokkerij1) |
W |
W Toelaatbaar na planwijziging.
S. Voor de in tabel 3 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:
1. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
2. volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
3. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
4. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
6. voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch verwante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;
7. indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend[6]);
b. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
8. ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 3 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven1). Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 3 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid L;
9. er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;
10. voor de in tabel 3 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;
11. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
12. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
13. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
T. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
a. indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
b. het bouwvlak voor grondgebonden bedrijven mag tot ten hoogste 1,5 ha worden vergroot;
c. indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
d. indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergroting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;
2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
3. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
4. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 van dit voorschrift wordt voldaan;
5. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 2 van dit voorschrift wordt voldaan.
U. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van nieuwe bouwvlakken ten noorden van de A28, met inachtneming van het volgende:
1. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g;
2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
a. in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en landschapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiënische knelsituaties;
b. wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden;
c. indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
d. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
3. per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;
4. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 en in sub 2 onder a en b van dit voorschrift;
5. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de landschaps- en cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;
6. er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;
7. op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;
8. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.
V. Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:
a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;
b. een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht.
W. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in de leden D, D1, D2, E, G, I, J, K, L en M is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
X. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in de leden S, T, U en V is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
A. De op de plankaart voor Agrarisch-Stoeterij aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. het fokken, opfokken en trainen/africhten van paarden in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
2. het aanbieden van logies tot een oppervlak van 300 m²;
3. kantoorruimte tot een oppervlak van 500 m²;
met de daarbij behorende:
4. groenvoorzieningen;
5. nutsvoorzieningen;
6. parkeervoorzieningen;
7. tuinen, erven en terreinen;
8. water;
9. gebouwen;
10. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
11. bruggen dammen en duikers;
12. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen, en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
3. op gronden die niet in het bouwvlak zijn gelegen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
3.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
4. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) |
twee |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
lichtmasten |
|
|
|
6 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 3a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
7. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties
F. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.
Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen
G. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
H. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1, vrijstelling te verlenen, teneinde:
1. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 genoemd.
Strafbepaling
I. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2º van de Wet op de economische delicten.
Wijzigingsbevoegdheid
J. In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch gebied - Stoeterij na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid K passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid K.
Tabel 1 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch - Stoeterij
aard van de vervolgfunctie |
ter plaatse van agrarische bouwvlakken |
wonen/hobbyboeren |
W |
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten[7]) |
W |
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing |
W |
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel |
W |
veearts/hoefsmederij |
W |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) |
W |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing |
W |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
recreatieve functies |
|
kinderboerderij |
W |
paardenstalling/paardenpension |
W |
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur |
W |
horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
W |
kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf |
W |
overige dienstverlening |
|
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij) |
W |
tentoonstellingsruimte; museum |
W |
dierenpension; hondenfokkerij1) |
W |
W Toelaatbaar na planwijziging.
K. Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:
1. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
2. volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
3. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
4. bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
6. voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch verwante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;
7. indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend;
b. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
8. ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven[8]). Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;
9. er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;
10. voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;
11. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
12. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
13. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
Vrijstelling
L. Op de voorbereiding van een vrijstellingsbesluit op grond van lid C1, E, F, G en H is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
M. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
A. De op de kaart voor Agrarisch-Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. de teelt en de verkoop van siergewassen en tuinbenodigdheden in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
2. groenvoorzieningen;
3. kades, oevers en schouwpaden;
4. nutsvoorzieningen;
5. parkeervoorzieningen;
6. tuinen, erven en terreinen;
7. verhardingen;
8. water;
9. gebouwen;
10. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
11. bruggen, dammen en duikers;
12. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen, waaronder begrepen kassen, en daarbij behorende dienstwoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
7. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.
G. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
H. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1, vrijstelling te verlenen, teneinde:
1. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 genoemd.
I. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Wijzigingsbevoegdheid
J. In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch gebied-Tuincentrum na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid K passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid K.
Tabel 1 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch-Tuincentrum
aard van de vervolgfunctie |
ter plaatse van agrarische bouwvlakken |
wonen/hobbyboeren |
W |
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing |
W |
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel |
W |
veearts/hoefsmederij |
W |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) |
W |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing |
W |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
recreatieve functies |
|
kinderboerderij |
W |
paardenstalling/paardenpension |
W |
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur |
W |
horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
W |
kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf |
W |
overige dienstverlening |
|
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij) |
W |
tentoonstellingsruimte; museum |
W |
dierenpension; hondenfokkerij |
W |
W Toelaatbaar na planwijziging.
K. Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:
1. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
2. volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
3. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
4. bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
6. voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch verwante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;
7. indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
c. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend;
d. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
8. ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;
9. er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;
10. voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;
11. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
12. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
13. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
Vrijstelling
L. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1, E, F, G en H is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
M. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
A. De op de plankaart voor Bedrijf aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bestemd voor bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen alsmede voor:
1. een aannemingsbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding aannemingsbedrijf;
2. een handelsbedrijf in chocola behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding ter plaatse van de aanduiding handelsbedrijf;
3. een transportbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding transportbedrijf;
4. een benzineservicestation met een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding verkooppunt voor motorbrandstoffen, waarbij een lpg-vulpunt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding vulpunt;
5. antiek bewerking en restauratie behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding antiekbewerking en restauratie;
6. een agrarisch loonbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding agrarisch loonbedrijf;
7. een veehandelsbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding veehandelsbedrijf;
8. opslag ten behoeve van het beheer van de waterstaatswerken en wegen, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding opslag;
9. vervallen;
10. een aardgaswinlocatie bestemd voor de exploitatie van bodemschatten indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding aardgaswinlocatie;
10.a een schoonheidsinstituut, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden en het uitoefenen van fysiotherapie indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding schoonheidsinstituut, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden;
met de daarbij behorende:
11. groenvoorzieningen;
12. kades, oevers en schouwpaden;
13. nutsvoorzieningen;
14. parkeervoorzieningen;
15. tuinen, erven en terreinen;
16. overige verhardingen;
17. water;
18. dienstwoningen
19. gebouwen;
20. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
21. bruggen, dammen en duikers;
22. overige bouwwerken;
met dien verstande dat:
23. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
24. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, behoudens het bepaalde onder 4;
25. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
26. per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m².
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en - tenzij het gronden met de aanduiding zonder woning betreft - de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. op de gronden met de aanduiding zonder woning is de bouw van een woning niet toegestaan;
3. op gronden zonder bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
4. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
4.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge bouwd;
5. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
|
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
|
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 4a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen, behoudens het bepaalde onder lid A4;
4. het gebruik het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
6. van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
7. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.
G. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
H. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in lid A, vrijstelling te verlenen, teneinde:
1. Bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge lid A algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
2. Bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid A genoemd.
Grotere goothoogte bedrijfsgebouwen
H1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 5 aangegeven maximale goothoogte voor bedrijfsgebouwen voor aannemingsbedrijven, handelsbedrijven, transportbedrijven, agrarische loonbedrijven en een veehandelsbedrijf, met dien verstande dat:
1. de vrijstelling uitsluitend mag worden toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
I. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Wijzigingsbevoegdheid
J. In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Bedrijf na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid K passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid K.
Tabel 1 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Bedrijf
aard van de vervolgfunctie |
ter plaatse van bouwvlakken |
wonen/hobbyboeren |
W |
Grondgebonden agrarische bedrijven (zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a,b,c,d en g) |
W |
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid |
|
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten[9]) |
W |
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing |
W |
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel |
W |
veearts/hoefsmederij |
W |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) |
W |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
W |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing |
W |
recreatieve functies |
|
horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
W |
overige dienstverlening |
|
Tentoonstellingsruimte; museum |
W |
dierenpension; hondenfokkerij1) |
W |
W Toelaatbaar na planwijziging.
K. Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:
1. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
2. bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
3. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
4. indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend1);
5. ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven1). Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;
6. er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele bouwvlak bij de wijziging betrokken;
7. voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;
8. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
9. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
10. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
Vrijstelling
L. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van de leden C1, E, F, G en H is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
M. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
A. De op de plankaart voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. detailhandel;
met de daarbij behorende:
2. groenvoorzieningen;
3. nutsvoorzieningen;
4. parkeervoorzieningen;
5. tuinen, erven en terreinen;
6. water;
7. gebouwen;
8. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
9. bruggen, dammen en duikers;
10. overige bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
11. horeca: uitsluitend horecabedrijven uit de categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m binnen de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º ** |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º ** |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
5. het gebruik het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
7. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De op de plankaart voor groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
1. nutsvoorzieningen;
2. bermen;
3. overige beplantingen;
4. paden;
5. speelvoorzieningen;
6. waterlopen en waterpartijen.
B. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
2. Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende bepaling:
a. de hoogte van de overige bouwwerken is maximaal 5 m.
C. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.
Meest doelmatige gebruik
D. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid C wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
E. Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
F. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De op de plankaart voor Horeca aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Horeca-activiteiten - bestemd voor horeca behorende tot ten hoogste categorie 1b, alsmede voor:
7. een café-restaurant behorende tot ten hoogste categorie 2, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding café-restaurant;
met de daarbij behorende:
8. dienstwoning;
9. groenvoorzieningen;
10. nutsvoorzieningen;
11. parkeervoorzieningen;
12. tuinen, erven en terreinen;
13. water;
14. gebouwen;
15. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
16. bruggen, dammen en duikers;
17. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aanbouwen en bijgebouwen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
5. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nachthoreca;
8. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De op de plankaart voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. een atelierverzamelgebouw, waarin tevens mag worden gewoond, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding atelierverzamelgebouw;
2. een school, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding school;
3. een kerk, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding kerk;
4. een ooievaarstation, alsmede voorzieningen ten behoeve van natuur- en milieueducatie, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding ooievaarstation;
5. een zorgboerderij met nachtverblijf, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding zorgboerderij in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
met de daarbij behorende:
6. groenvoorzieningen;
7. kades, oevers en schouwpaden;
8. nutsvoorzieningen;
9. parkeervoorzieningen;
10. tuinen, erven en terreinen;
11. verhardingen;
12. water;
13. gebouwen;
14. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
15. bruggen, dammen en duikers;
16. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
1. ten dienste van de bestemming Maatschappelijk, aanduiding "atelierverzamelgebouw": gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning(en) met aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken;
met dien verstande dat binnen de bestemming Maatschappelijk, aanduiding "atelierverzamelgebouw", per atelier dan wel praktijkruimte, maximaal 1 dienstwoning is toegestaan;
2. ten dienste van de overige bestemmingen: gebouwen en bouwwerken.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) ter plaatse van de aanduiding ooievaarstation |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) ter plaatse van de aanduiding atelierverzamelgebouw |
één per bedrijf |
250 m² |
|
|
20º-70º * |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
7. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Natuur zijn bestemd voor landschapselementen en voor het behoud en herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden, met daaraan ondergeschikt extensief recreatief medegebruik en extensief agrarisch gebruik voor zover dit voor het beheer van de bestemming noodzakelijk is.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.
C. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.
Meest doelmatige gebruik
D. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van heet bepaalde in lid C wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
E. Het is verboden of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in tabel 1 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.
Tabel 1 Aanlegvergunningvereisten
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren |
A |
graven, vergoten, of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater |
A |
aanbrengen opgaande beplanting (met uitzondering van erfbeplanting) |
A |
verwijderen van opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden |
A |
aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen > 50 m² (niet zijnde kavelpaden) |
A |
aanleg van kavelpaden |
A |
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur. |
A |
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeven van ontginnen of draineren. |
A |
A Vereiste van aanlegvergunning.
F. Een vergunning als bedoeld in lid E is niet vereist voor:
1. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
2. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
3. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlakken samenvallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 2s) en de dubbelbestemming Waarde-Archeologie (artikel 23);
4. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van de bestemming Natuur en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.
G. Een aanlegvergunning als in lid E en tabel 1 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
1. het belang dat met de ingreep is gediend;
2. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
H. Overtreding van het bepaalde in de leden C en E wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
I. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid G is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Ontspanning en Vermaak zijn bestemd voor:
1. bordeelprostitutie;
met de daarbij behorende:
2. groenvoorzieningen;
3. nutsvoorzieningen;
4. parkeervoorzieningen;
5. tuinen, erven en terreinen;
6. water;
7. gebouwen;
8. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
9. bruggen dammen en duikers;
10. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen |
één tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plan-kaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
2. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
3. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Wijzigingsbevoegdheid
Vervolgfunctie Wonen
G. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd de bestemming te wijzigingen ten behoeve van de bestemming wonen, met inachtneming van het volgende:
1. bij planwijziging dient het gehele bouwvlak te worden betrokken;
2. na planwijziging is het bepaalde in artikel 21 Wonen van toepassing.
Vrijstelling
H. Op de voorbereiding van een vrijstellingsbesluit op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
I. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid G is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
A. De op de plankaart voor Recreatie-Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. stedelijk uitloopgebied, indien op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding stedelijk uitloopgebied;
alsmede voor 1 horecagelegenheid in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en een daarbij behorende dienstwoning;
met de daarbij behorende:
2. groenvoorzieningen;
3. nutsvoorzieningen;
4. parkeervoorzieningen;
5. tuinen, erven en terreinen;
6. water;
7. gebouwen;
8. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
9. bruggen, tunnels, dammen en duikers;
10. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
1. ten dienste van de bestemming Recreatie-Dagrecreatie, aanduiding stedelijk uitloopgebied: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat ter plaatse van het bouwvlak gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebouwd.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
gebouwen ten behoeve van de horecagelegenheid en de daarbij behorende dienstwoning |
één, tenzij anders op de plankaart aangegeven |
zie plankaart |
6,5 m |
8 m |
20º-70º* |
erf- of terreinafscheidingen: |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De op de plankaart voor Recreatie-Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. een kampeer- en caravanterrein met maximaal 60 toeristische of seizoensplaatsen;
met de daarbij behorende:
2. groenvoorzieningen;
3. kades, oevers en schouwpaden;
4. nutsvoorzieningen;
5. parkeervoorzieningen;
6. tuinen, erven en terreinen;
7. verhardingen;
8. water;
9. gebouwen;
10. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
11. bruggen, dammen en duikers;
12. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
3. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
4. het gebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;
5. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
Bestemmingsomschrijving
A. De op de plankaart voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. sport;
2. met de daarbij behorende:
3. groenvoorzieningen;
4. nutsvoorzieningen;
5. parkeervoorzieningen;
6. tuinen, erven en terreinen;
7. verhardingen;
8. water;
9. gebouwen;
10. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
11. overige bouwwerken.
Bouwvoorschriften
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
2. bouwwerken.
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m binnen de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
gebouwen en overkappingen |
|
zie plan-kaart |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
3 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
Gebruiksvoorschriften
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
2. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen.
Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
Strafbepaling
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Vrijstellingsprocedure
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeer zijn bestemd voor:
1. wegen, straten, wandel- en fietspaden;
2. een brugwachtershuisje indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding brugwachtershuisje;
3. opslag ten behoeve van beheer en onderhoud, indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel is voorzien van de aanduiding opslag;
4. een parkeerterrein indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding parkeerterrein;
5. een antennemast ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding antennemast;
6. een carpoolplaats indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding carpoolplaats;
7. cultuurhistorische waarden in de vorm van historische zandpaden en -wegen, indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding cultuurhistorische waarden;
met de daarbij behorende:
8. nutsvoorzieningen;
9. groenvoorzieningen;
10. bruggen, tunnels, dammen en duikers;
11. overige bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
12. tuinen.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen;
2. bouwwerken
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. oppervlak |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
gebouwen en overkappingen |
zie plankaart |
4,5 m |
12 m |
bouwwerken |
|
|
12 m |
ter plaatse van de aanduiding antennemast |
|
|
40 m |
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Het is verboden of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in tabel 1 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden.
Tabel 1 Aanlegvergunningvereisten
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren |
A |
Verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien |
A |
aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen > 50 m² (niet zijnde kavelpaden) |
A |
aanleg van kavelpaden |
A |
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur |
A |
verwijderen of veranderen van beeldbepalende verhardingen en daarmee gelijk te stellen historische elementen |
A |
A Vereiste van aanlegvergunning.
G. Een vergunning als bedoeld in lid C is niet vereist voor:
1. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
2. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
3. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlakken samenvallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 22) en de dubbelbestemming Waarde-Archeologie (artikel 23);
4. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van de bestemming Natuur en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.
H. Een aanlegvergunning als in lid F en tabel 1 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
1. het belang dat met de ingreep is gediend;
2. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
I. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
J. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeer-Railverkeer zijn bestemd voor:
1. spoorwegen, viaducten en spoorwegovergangen;
2. de daarbij behorende bermen, spoorwegovergangen, bermsloten, taluds en geluidswerende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
3. groenvoorzieningen;
4. kades, oevers en schouwpaden;
5. nutsvoorzieningen;
6. verhardingen;
7. water;
8. gebouwen en overkappingen;
9. bruggen, tunnels, dammen en duikers;
10. overige bouwwerken.
B. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 5 m;
2. de bouwhoogte van overkappingen is maximaal 3,3 m;
3. gebouwen mogen uitsluitend binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd.
C. Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
1. de hoogte van de bouwwerken is maximaal 15 m wanneer de bouwwerken zijn bedoeld voor:
- geleiding van het verkeer;
- beveiliging van het verkeer;
- regeling van het verkeer;
2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 m;
3. de hoogte van overige bouwwerken, is maximaal 5 m.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid B sub 3 teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De op de plankaart voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. water;
2. een gemaal, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding gemaal;
met de daarbij behorende:
3. dagrecreatie;
4. kades, oevers en schouwpaden;
5. nutsvoorzieningen;
6. bruggen, dammen en duikers;
7. overige bouwwerken.
B. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
2. Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende bepaling:
b. de hoogte van de overige bouwwerken is maximaal 5 m.
C. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
5. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
6. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.
Meest doelmatige gebruik
D. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid C wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
E. Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
F. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Water-Waterstaat zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van waterstaatswerken zoals sluizen, stuwen, vistrappen en sluis- of brugwachtershuisjes, alsmede voor opslag ten behoeve van het beheer van de waterstaatswerken en wegen.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen;
2. bouwwerken
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
2. op gronden zonder bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
3. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak |
max. opp. |
max. |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
dakhelling |
gebouwen en overkappingen |
|
zie plankaart |
|
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
|
3 m |
|
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De op de plankaart voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. het wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties in bestaande bebouwing
2. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
3. veearts/hoefsmederij;
4. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
5. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;
6. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;
7. kano-, boot- en fietsenverhuur;
8. bed & breakfast;
met de daarbij behorende:
9. nutsvoorzieningen;
10. parkeervoorzieningen;
11. tuinen, erven en terreinen;
12. water
13. gebouwen;
14. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
15. overige bouwwerken.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
b. bouwwerken.
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
1.a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
2. overigens geldt het volgende:
|
max. aantal |
max. |
max. |
max. |
dakhelling |
woningen (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) |
één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven |
250 m² |
4,5 m |
12 m |
20º-70º * |
overige gebouwen |
|
zoals aanwezig ten tijde van tervisielegging van het plan |
4,5 |
12 |
20º-70º * |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen |
|
|
|
1 m 2 m |
|
overige bouwwerken |
|
|
|
5 m |
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 1a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van de gronden voor detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid A onder 2;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
Nevenfuncties
F. In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de bestemming Wonen na toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid G.
Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Wonen
|
|
maximaal aantal m² |
|
|
toelaatbaar |
gebruik onbebouwde gronden |
bestaande bebouwing
|
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten |
|
|
|
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2[10]) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
200 |
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
500 |
overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
V |
- |
200 |
recreatieve functies/agrotoerisme |
|
|
|
kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
V |
500 |
200 |
kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie) |
V |
- |
200 |
kleinschalig kamperen (boerderijcamping) [11]) |
V |
2.500 |
100 |
overige dienstverlening |
|
|
|
sociale functie bijvoorbeeld resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf) |
V |
- |
200 |
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen |
V |
- |
100 |
tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier |
V |
500 |
200 |
V Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).
- Niet van toepassing.
G. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn onder voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:
1. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
2. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
3. in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag worden bebouwd en mag worden gebruikt1);
4. de in tabel 1 genoemde functies zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak binnen bestaande bebouwing; er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;
5. per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfuncties niet meer dan 4.000 m² bedragen;
6. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
7. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
8. het plaatsen van kampeermiddelen op bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
a. het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per woning bedragen;
b. de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 oktober worden geplaatst;
c. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
d. ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
e. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m1);
9. voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
10. buitenopslag is in geen geval toegestaan;
11. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
Algemene vrijstellingsbevoegdheid nevenfuncties
H. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid F.
I. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid F onder 4, in ruil voor afbraak van aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1. van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
Wijzigingsbevoegdheid Agrarische vervolgfunctie
I1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - met toepassing van artikel 11 WRO - planwijziging toe te passen ten einde de vestiging van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij en een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk te maken, met dien verstande dat:
1. wijziging uitsluitend plaats mag vinden ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
2. bij planwijziging de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet mogen worden geschaad;
3. een verzoek om wijziging wordt ter toetsing aan de agrarisch deskundige voorgelegd omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 kan worden voldaan;
4. een verzoek om wijziging wordt ter toetsing aan de landschaps- en cultuurhistorisch deskundige voorgelegd omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 kan worden voldaan;
5. het bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
6. afhankelijk van de locatie van het te wijzigen bouwvlak wordt artikel 3, 4 of 5 van deze voorschriften van toepassing verklaard.
Strafbepaling
J. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Vrijstellings- en wijzigingsprocedure
K. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van de leden C1, E, G, H en I is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
Wijziging
L. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid I1 is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Leidingen zijn mede bestemd voor:
1. binnen een afstand van 15 m van de medebestemming "bovengrondse hoogspanningsleiding": een bovengrondse hoogspanningsleiding, 110 kV;
2. binnen een afstand van 5 m van de medebestemming "waterleiding": een watertransportleiding;
3. binnen een afstand van 4 m van de medebestemming "aardgasleiding I": een gastransportleiding, met een diameter van 4" en een druk van 40 bar;
4. binnen een afstand van 4 m van de medebestemming "aardgasleiding II": een gastransportleiding, met een diameter van 6" en een druk van 40 bar;
5. binnen een afstand van 4 m van de medebestemming "aardgasleiding III": een gastransportleiding, met een diameter van 8" en een druk van 40 bar;
6. binnen een afstand van 5 m van de medebestemming "(nat)gasleiding I": een (nat)gasleiding I met een diameter van 4" en een druk van 95 bar;
7. binnen een afstand van 5 m van de medebestemming "(nat)gasleiding II": een (nat)gasleiding II met een diameter van 8" en een druk van 85 bar;
8. binnen een afstand van 5 m van de medebestemming "(nat)gasleiding III": een (nat)gasleiding III met een diameter van 8" en een druk van 95 bar.
B. Op deze gronden mogen ten dienste van de in lid A bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer dan 25 m mag bedragen.
C. Ten dienste van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
D. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. Vrijstelling wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.
E. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
5. diepploegen;
6. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
F. Het verbod als bedoeld in lid E is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
G. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid E zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
H. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).
I. Overtreding van het bepaalde in lid E wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
J. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Waarde-Archeologie zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Bouwvoorschriften
B. Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende voorschriften:
1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid A genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
3. het bepaalde in dit lid onder 2.a en 2.b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
Aanlegvergunning
C. Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
2. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
5. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatiekabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
D. Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid C is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid B in acht is genomen;
2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
E. Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid C bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
1. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Adviesprocedure
F. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de provinciale archeoloog.
G. Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid C is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Wijzigingsbevoegdheden
H. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de medebestemming Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Wijzigingsprocedure
Wijziging
I. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid H is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Bestemmingsomschrijving
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie zijn mede bestemd voor waterberging en bescherming tegen wateroverlast ter plaatse van natuurlijke laagten.
Bouwvoorschriften
B. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Natuurlijke laagten uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
C. Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
Vrijstellingsbevoegdheid
D. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)voorschriften indien:
1. het waterbergend vermogen niet wordt aangetast dan wel wordt gecompenseerd;
2. alvorens vrijstelling wordt verleend, burgemeester en wethouders advies aanvragen bij de waterbeheerder.
Aanlegvoorschriften
E. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuurlijke laagten zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanleggen van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m²;
2. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
3. het aanleggen, vergraven, verruimen, of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
4. het aanleggen van drainage.
F. Het verbod, zoals in lid E bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaam heden:
1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning.
Strafbepaling
G. Overtreding van het bepaalde in lid E wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2a van de Wet op de economische delicten.
H. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. De gronden op de kaart aangewezen voor Water-Waterkering zijn mede bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
B. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Water-Waterkering uitsluitend bouwwerken worden gebouwd.
C. Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
D. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
E. Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling ten behoeve van de samenvallende bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
F. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in lid D is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
Hoofdstuk III Algemene bepalingen |
89 |
A. Gronden die in aanmerking zijn of moeten worden genomen bij een te verlenen bouwvergunning, mogen, behoudens intrekking van die bouwvergunning, niet nog eens bij een nieuwe aanvraag voor het verkrijgen van een bouwvergunning in aanmerking worden genomen.
B. Met betrekking tot dienstwoningen voor agrarische bedrijven, zoals in de artikelen 3, 4 en 5 bedoeld, geldt overigens het volgende:
1. indien ten behoeve van een bedrijf reeds een of meerdere woningen aanwezig zijn, wordt het bouwplan voor een nieuwe dienstwoning aangemerkt als bouwplan voor een tweede respectievelijk volgende dienstwoning;
2. tenzij het de vervanging van een woning betreft, worden met een bij het bedrijf reeds aanwezige woning gelijkgesteld:
a. de woning die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan reeds op het bouwvlak van het betrokken bedrijf aanwezig is, óók als deze woning inmiddels niet meer functioneert als dienstwoning bij/van het betrokken agrarisch bedrijf;
b. de woning, die na de tervisielegging van het ontwerpplan als dienstwoning op het bouwvlak van het betrokken bedrijf is of wordt gebouwd, óók als deze woning inmiddels niet meer functioneert als dienstwoning bij/van het betrokken agrarisch bedrijf.
Vervallen.
A. In geval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of vrijstelling of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de woning (inclusief aanbouwen) – ter beperking van geluidshinder – niet worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven 48 dB-contour wegverkeerslawaai en 55 dB-contour spoorweglawaai.
B. Nieuwe woningen ingevolge planwijziging of vrijstelling mogen in afwijking van het bepaalde in lid A binnen de 48 dB-contour wegverkeerslawaai en de 55 dB-contour spoorweglawaai worden gebouwd, indien:
1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen en spoorwegen niet wordt overschreden.
C. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A teneinde herbouw van woningen toe te staan binnen de 48 dB-contour wegverkeerslawaai en de 55 dB-contour spoorweglawaai, indien:
1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen en spoorwegen niet wordt overschreden.
D. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
De bouw van nieuwe woningen (waaronder begrepen de splitsing van panden in meerdere woningen) is niet toegestaan binnen de zones industrielawaai.
A. Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aanbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot aanwezige gebouwen op binnen een straal van 400 m gelegen agrarische bouwvlakken niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
B. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
C. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid B is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
D. De op het tijdstip van inwerkintreding van het plan bestaande voorgevelrooilijn mag in geval van herbouw of nieuwbouw van gebouwen en bouwwerken niet worden overschreden.
C. In geval van herbouw is het bepaalde in de leden A en B uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
3. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
4. erf- en terreinafscheidingen.
A. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
1. de in de voorschriften en op de plankaart gegeven:
- maten;
- afmetingen;
- percentages;
en toestaan dat:
een overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;
2. de bestemmingsbepalingen:
en toestaan dat:
geringe aanpassingen worden gedaan in:
- het beloop of profiel van wegen;
- de aansluiting van wegen onderling;
wanneer: dit nodig is vanuit:
- de verkeersveiligheid;
- de verkeersintensiteit;
3. de bestemmingsbepalingen:
en toestaan dat worden gebouwd:
- openbare nutsgebouwtjes;
- wachthuisjes voor het openbaar vervoer;
- telefooncellen;
- gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;
- toiletgebouwtjes;
- (jongeren)ontmoetingsplekken;
- gebouwtjes van vergelijkbare aard;
wanneer: de inhoud per gebouwtje maximaal 75 m³ is;
en: de bouwhoogte van de gebouwtjes maximaal 3,5 m is;
4. de bestemmingsbepalingen:
en toestaan dat:
bergbezinkbassins worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
a. het bergbezinkbassin wordt beneden peil gebouwd, behalve waar het ondergeschikte bouwdelen betreft;
b. ondergeschikte bouwdelen mogen maximaal 1 m boven peil uitsteken;
zoals ontluchtingspijpen;
of bouwdelen van vergelijkbare aard;
5. de bestemmingsbepalingen voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn;
en toestaan dat:
a. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
wanneer: het niet gaat om een overkapping;
b. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;
6. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen:
en toestaan dat:
de (bouw)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot;
zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
of bouwdelen van vergelijkbare aard;
wanneer: de vergroting maximaal 20 m² is per plaatselijke verhoging;
en: de maximale hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw is;
7. het bouwvlak:
en toestaan dat:
de grenzen van het bouwvlak naar de buitenkant worden overschreden door:
a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
c. erkers en ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte;
wanneer: de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
en: de erker niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevelrooilijn;
d. luifels, balkons en galerijen;
wanneer: de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
B. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid A is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
A. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het onderbrengen van één extra woning in een bestaande woning, met inachtneming van het volgende:
a. de bestaande woning dient groter te zijn dan 250 m²;
b. er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;
c. de extra woning dient te worden gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw.
B. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de maximale oppervlakte van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.
C. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van de leden A en B is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van tervisielegging van dit plan.
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen |
95 |
A. Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het gestelde bij of krachtens het gestelde in de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar nadat het tenietgegaan.
B. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid A, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van in lid A toegelaten bouwwerken met ten hoogste 10%.
C. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar aard en omvang niet wordt vergroot.
D. Lid A is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
E. Lid C is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
F. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid B is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:
Voorschriften deel uitmakende van het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Meppel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 september 2009.
De voorzitter, De griffier,
…………….. …………..
[1]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[2]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[3]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[4]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[5]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[6]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[7]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[8]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[9]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[10]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".
[11]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".