Artikel 4 Verkeer en Verblijfsgebied (V-VB)
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene ontheffingsregels
Artikel 9 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het IMRO/GML-bestand: "NL.IMRO.Troelstraplein-UPB1"
de planverbeelding van het uitwerkingsplan “Meppel - 40 woningen Troelstraplein”.
een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een op de planverbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
een bassin en kelder voor het doorvoeren en bufferen van rioolwater, alsmede overige zich in het rioolwater bevindende stoffen.
de grens van een bestemmingsvlak
een op de planverbeelding aangeven vlak met eenzelfde bestemming
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
de grens van een bouwvlak
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
de grens van een bouwperceel
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
de bouwlaag op de begane grond.
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
de geluidbelasting vanwege het wegverkeer, een spoorweg, en/of een industrieterrein;
a. geluidbelasting vanwege het wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
b. geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in het Besluit Geluidhinder Spoorwegen.
c. geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
een gebouw dat in architectonisch opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.
Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit Geluidhinder Spoorwegen
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast
elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en
dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren).
2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
2.3 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de som van de oppervlakten van alle op een bouwperceel staande gebouwen en/of van zich op een bouwperceel bevindende gedeelten van gebouwen
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 Gebruiksoppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies, die de ruimte(n) omgeven
De voor ‘Verkeer en Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. verzamelwegen;
2. woonstraten en pleinen;
3. voet- en rijwielpaden;
4. parkeervoorzieningen;
5. sloten, bermen en beplanting;
6. groenvoorzieningen;
7. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
8. tuinen en erven;
9. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
10. complexen van garageboxen, indien de gronden op de planverbeelding zijn voorzien van de aanduiding “garageboxen toegestaan”;
11. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
Voor het bouwen van gebouw gelden de volgende bepalingen:
a. als gebouw mogen uitsluitend complexen van garageboxen worden gebouwd;
b. het aantal aaneengebouwde garageboxen per complex zal ten minste 3 bedragen;
c. de oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste 20 m² bedragen;
d. de hoogte van een complex van garageboxen zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in de Beschrijving in Hoofdlijnen, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a en toestaan dat bergbezinkbassins worden gebouwd, mits:
a. een bergbezinkbassin voor het merendeel beneden peil wordt gebouwd;
b. de hoogte van de zich boven het peil bevindende delen van een bergbezinkbassin ten hoogste 1,00 m zal bedragen.
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
a. een aan-huis-verbonden beroep;
b. maatschappelijke en sociaal-medische voorzieningen, indien de gronden op de planverbeelding zijn voorzien van de aanduiding “maatschappelijke functies toegestaan”;
c. winkels, dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, voor zover het de eerste bouwlaag betreft, indien de gronden op de planverbeelding zijn voorzien van de aanduiding “gemengde functies toegestaan”;
d. een horecabedrijf, voor zover het de eerste bouwlaag betreft, indien de gronden op de planverbeelding zijn voorzien van de aanduiding “horeca toegestaan”;
2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen;
met daaraan ondergeschikt:
3. wegen, straten en paden;
4. groenvoorzieningen;
5. parkeervoorzieningen;
6. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
7. tuinen, erven en terreinen;
8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte .
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping gelden de volgende bepalingen:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen worden gebouwd binnen het bouwvlak c.q. het gebied dat is voorzien van de aanduiding “bijgebouwen”;
b. het bebouwingspercentage van het gebied dat is voorzien van de aanduiding “bijgebouwen” zal per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen;
c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
e. de dakhelling van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in de Beschrijving in Hoofdlijnen, ontheffing verlenen van:
1. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
2. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak c.q. buiten het als zodanig aangeduide bijgebouwengebied worden gebouwd, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% bedraagt;
3. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a en onder b en toestaan dat het bebouwingspercentage van 50% wordt overschreden, in het geval dat:
a. of de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van (een) gehandicapte(n);
b. of het bijgebouwengebied kleiner is dan 12 m²;
c. of het een hoeksituatie betreft.
1. Het is verboden de gronden en bouwwerk te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
2. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 3.4, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van detailhandel tenzij de gronden op de planverbeelding zijn voorzien van de aanduiding “gemengde functies toegestaan”;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep, tenzij de gronden op de planverbeelding zijn voorzien van de aanduiding “gemengde functies toegestaan” c.q. “horeca toegestaan”;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven, tenzij de gronden op de planverbeelding zijn voorzien van de aanduiding “horeca toegestaan”;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerk ten behoeve van meer dan 1 horecabedrijf per bouwvlak voorzover de gronden op de planverbeelding zijn voorzien van de aanduiding “horeca toegestaan”;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerk ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
3. Burgemeester en Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 3.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.5 Ontheffing van de gerbuiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in de Beschrijving in Hoofdlijnen, ontheffing verlenen van:
1. het bepaalde in lid 3.4 sub 2 onder b juncto lid 3.4 sub 1 en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in bijlage 2, mits de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in de Beschrijving in Hoofdlijnen, het plan wijzigen in die zin dat de gronden tevens worden bestemd voor 'maatschappelijke voorzieningen'
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
6.1 Uitsluiten aanvullende bepaling Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedebouwkundige aard blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
7.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerk te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 8.1 wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerk ten behoeve van prostitutiebedrijf
b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddel
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in de Beschrijving in Hoofdlijnen, ontheffing verlenen van:
a. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 75 m³ zal bedragen;
b. de hoogte van de gebouwtjes ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
c. deze vergroting niet meer dan 20 m² per plaatselijke verhoging bedraagt;3
d. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
e. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
f. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
g. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend
Bij het verlenen van een ontheffing dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
1. de aanvraag om ontheffing met bijbehorende stukken ligt gedurende vier weken voor een ieder ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor eenieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag in te dienen bij burgemeester en wethouders;
4. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen de aanvraag zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 10.1 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 met maximaal 10%.
c. Artikel 10.1 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2 lid 1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2 lid 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Artikel 10.2 lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan met de plannaam “Meppel – 40 woningen Troelstraplein” met het identificatienummer:
“r_NL.IMRO.0119.Troelstraplein-UPB1”.