Planregels
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE
REGELS
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand: "NL.IMRO.0119.Staphorsterweg2-WPB1".
1.2 planverbeelding
de planverbeelding van het wijzigingsplan
’Staphorsterweg 2 De Schiphorst’.
1.3 aanbouw
een gebouw dat:
a.
als afzonderlijke ruimte is gebouwd
aan een hoofdgebouw;
b.
en met dat hoofdgebouw in directe
verbinding staat;
c.
in archititectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend
beroep dat:
a.
in of bij een woning wordt
uitgeoefend, waarbij :
de gebruiksoppervlakte van het beroep inclusief opslag-en
administratieruimten maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte
van woning beslaat;
b.
en een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
zoals arts, tandarts, advocaat,
accountant, notaris, kunstenaar of
musicus of beroepen van
vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.
1.5 agrarisch aanverwant
bedrijf
een bedrijf, nader onder te verdelen in één of meer
van de navolgende activiteiten:
·
agrarisch hulpbedrijf;
·
agrarisch handels- en exportbedrijf;
·
overige agrarisch aanverwante bedrijven.
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het
voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het
houden van dieren; nader te onderscheiden in:
a.
bollenteelt:
in hoofdzaak
de teelt van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van
vergelijkbare
laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten,met
uitzondering
van sierteelt, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten
als
eenjarige wisselteelt;
b.
grondgebonden veehouderij:
het houden
van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate
afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel:
onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij en
geitenfokkerij;
c.
paardenfokkerij:
het houden
van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel
in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt
niet verstaan paardenstalling en manege;
d.
akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van
gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt
en bosbouw;
e.
intensieve veehouderij:
het houden
van fok-, leg- of pelsdieren en vleesvee in gebouwen
(nagenoeg)
zonder weidegang, waarbij de veehouderij niet afhankelijk is
van de
agrarische grond als productiemiddel;
f.
glastuinbouw:
de teelt van
tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp
van kassen;
g.
fruitteelt:
de teelt van fruit in boomgaarden;
h.
sierteelt:
de teelt van
siergewassen, zoals onder andere eenboomkwekerij, al dan
niet met
behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel
in
boomkwekerijgewassen en vaste planten;
i.
bosbouw:
de teelt van
bomen op agrarische gronden ten behoeve van de
houtproductie;
j.
intensieve kwekerij:
de teelt van
vissen of de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij
wijze van
intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.7 agrarisch bedrijf bij wijze
van deeltijd
een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een
halve arbeidskracht.
1.8 agrarisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders
aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van
landbouw en
tuinbouw.
1.9 agrarisch handels- en
exportbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel
in en de export van producten uit de bollenteelt en dat daartoe beschikt
over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de be- en verwerking
of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven,
koelhuizen en dergelijke, een en ander voor zover de be- en verwerking van
agrarische producten valt binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten.
1.10 agrarisch hulpbedrijf
een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van
agrarische bedrijven en gericht is op het opslaan van goederen en het
leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven (agrarische
handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).
1.11 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is
op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van
landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van
werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of
-apparatuur.
1.12 agrarische activiteiten bij wijze van hobby
(hobbyboer)
agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van
liefhebberij.
1.13 archeologisch deskundige
een deskundige
met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet
aan door
burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek
verricht door of namens een dienst of instelling die over een
opgravingvergunning beschikt.
1.15 archeologische waarde
de aan een
gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende
overblijfselen uit oude tijden
1.16 atelierverzamelgebouw
een ruimte die dient voor de
uitoefening van een beroep (dan wel voor het verlenen van diensten) op
administratief, maatschappelijk, juridisch, therapeutisch of kunstzinnig
gebied en hiermee gelijk te stellen terreinen.
1.17 bebouwing*
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde.
1.18 bed & breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en
ontbijt, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend,
waarbij de ruimte die gebruikt wordt door bed & breakfast niet gebruikt
wordt voor zelfstandige bewoning en een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.19 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
bedrijvigheid.
1.20 bestaand gebruik
bouwwerken, die op het tijdstip
van de inwerkingtreding van dit plan zijn of
worden gebouwd met inachtneming
van het bepaalde bij of krachtens de
Woningwet.
1.21 bestaande bouwwerken
bouwwerken,
die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of
worden
gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de
Woningwet.
1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en
oppervlaktematen
afstands-,
hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van
inwerkingtreding
van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen
komen met
inachtneming van het bepaalde bij of volgens de Woningwet.
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 Bevi-inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in
artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.25 bijgebouw
een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:
a.
als afzonderlijke rimte of gebouw is
gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
b.
niet in directe verbinding staat met
het hoofdgebouw;
c.
in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.26 bio-energie-installatie
een installatie waarbij uit een
biologische grondstof energie wordt
gewonnen in de vorm van warmte
of elektriciteit, zoals bijvoorbeeld
biomassavergistingsinstallaties,
mestvergistingsinstallaties, bio-olie-
installaties of
bio-ethanol-installaties.
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
1.28 bouwgrens
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt
van een bouwvlak.
1.29 bouwperceel*
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwvlak*
een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen het
bouwen van gebouwen en bouwwerken is toegestaan; bouwvlakken ten behoeve
van agrarische bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding
"bij elkaar behorend", worden geacht één bouwvlak voor één
bedrijf te vormen.
1.31 bouwwerk*
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond
is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.33 chalet
een gebouw, waaronder ook wordt verstaan een aan het
oorspronkelijke doel onttrokken voertuig of ander onderkomen, dat dient als
recreatief woonverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders
hebben.
1.34 Cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in
verband met ouderdom en gaafheid.
1.35 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van
goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van
een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 dienstwoning
een woning in of bij een andere bestemming bedoeld
voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de
bestemming noodzakelijk is.
1.38 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als
scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen,
hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.
1.39 erker
een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:
a. een hoekige of ronde vorm
heeft;
b. bouwkundig
bestaat uit een "lichte" constructie;
c. en een overwegend
transparante uitstraling heeft
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 geluidsbelasting
de
etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde
plaats,
zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. Het Besluit geluidhinder
spoorwegen,
veroorzaakt door:
a. industrie;
b. wegen;
c. spoorwegen.
1.42 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, waarbij volgens
de Wet geluidhinder rondom het terrein een
geluidszone moet worden
vastgesteld.
1.43 hoofdgebouw
een gebouw dat in architectonisch opzicht als het belangrijkste
bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.44 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van:
a.
dranken en/of etenswaren voor gebruik
ter plaatse;
b.
logies.
1.45 hotel-restaurant
een horecabedrijf, waar tegen vergoeding naast logies
maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt.
1.46 kampeermiddel
een onderkomen dat helemaal of deels:
a.
is bestemd voor recreatief
nachtverblijf;
b.
is opgericht voor recreatief
nachtverblijf;
c.
kan worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf;
zoals tenten, tentwagens, kampeerauto’s of caravans
of een onderkomen of
(voormalig) voertuig van vergelijkbare aard.
1.47 kantoor
het bedrijfsmatig
uitoefenen van administratieve werkzaamheden.
1.48 kleinschalig kamperen
een kampeerterrein voor ten hoogste vijftien
kampeermiddelen.
1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige
wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht
op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt,
waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.50 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als
wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm
van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten,
informatieborden en banken.
1.51 kleinschalige natuurontwikkeling
de aanleg van rietlanden, moerasjes en plas-draszones,
en de realisatie van natuurvriendelijke oevers.
1.52 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende
waarde wat betreft het waarneembare deel
van het aardoppervlak, welke
waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid
en identiteit van de onderlinge
samenhang en beïnvloeding van niet-levende
en levende natuur en het
menselijk grondgebruik.
1.53 maatschappelijke voorzieningen
het uitoefenen van activiteiten gericht op:
a.
sociale dienstverlening;
b.
maatschappelijke dienstverlening;
c.
educatieve dienstverlening;
d. openbare dienstverlening;
en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van alle
hierboven genoemde voorzieningen; zoals gezondheidszorg, zorg en welzijn,
jeugd- en kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare
dienstverlening, verenigingsleven of activiteiten of voorzieningen van
vergelijkbare aard.
1.54 manege
een bedrijf dat gericht is op
het lesgeven in paardrijden aan derden en
daarvoor paarden en/of pony's
houdt, zulks in combinatie met een of meer
van de navolgende activiteiten
of voorzieningen: het in pension houden van
paarden en pony's,
horeca-activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), logies-
en/of verenigingsaccommodatie en
het houden van wedstrijden of andere
evenementen.
1.55 natuur- en landschapsdeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders
aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van
natuur en landschap.
1.56 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde die in verband met
de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat
gebied.
1.57 neventak/nevenfunctie
onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de
gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel
uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande
dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in
geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig
volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.
1.58 nutsvoorzieningen
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor
het openbare nut zoals de winning en levering van gas, water en
elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en
verwerking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en
vergelijkbare omvang.
1.59 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al
dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel
en/of activiteiten van administratieve aard.
1.60 overkapping
een bouwwerk dat een dak heeft, maar geen wanden.
1.61 paardenhouderij
een bedrijf dat gericht is op zowel paardenfokkerij
als paardenstalling.
1.62 paardenstalling
het houden van paarden en pony’s ten behoeve van
verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om
hun paarden en pony’s in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling
worden geen maneges verstaan.
1.63 peil
a.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan
de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de
hoofdtoegang;
b.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet
direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende
afgewerkte maaiveld;
c.
indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde
waterpeil;
d.
indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld
aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van
burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.64 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als
hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden
gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt.
1.65 permanente
teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken en voorzieningen, waaronder ook kassen, die
ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en
ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het gehele jaar
aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt,
fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.
1.66 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.
1.67 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen
woonkeet of chalet, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde,
dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te
stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende
een gedeelte van het jaar voor recreatieve doeleinden te worden gebruikt.
1.68 r??el agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten
minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk
perspectief op volwaardigheid.
1.69 restaurant
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het
verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als
nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.70 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische
aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie
met elkaar.
1.71 Staat van
Bedrijfsactiviteiten
de Staat van
Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze voorschriften
onderdeel van de voorschriften
uitmaakt.
1.72 Staat van
Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij
deze voorschriften onderdeel van de voorschriften uitmaakt.
1.73 stacaravan
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op
een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.74 (woonwagen)standplaats
een kavel voor het plaatsen van woonwagens of
kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzieningen aanwezig zijn die op het
leidingnet van de openbare nutsbedrijven of andere instellingen kunnen
worden aangesloten.
1.75 stedelijk uitloopgebied
overgangsgebied tussen stedelijk en landelijk gebied
met een groene inrichting en bestemd voor extensieve vormen van recreatie
zoals wandelen en fietsen, waar tevens kleinschalige dagrecreatieve
voorzieningen zijn toegestaan.
1.76 tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken en voorzieningen die ten behoeve van het
verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het
matigen van weersinvloeden gedurende maximaal 4 maanden per jaar worden
geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt,
fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.
1.77 toeristische standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is
voor het plaatsen van een kampeermiddel, met uitzondering van een
stacaravan of een chalet, gedurende een beperkte periode.
1.78 uitbouw
een gebouw dat:
a.
als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw;
b.
in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.79 verkoop streekeigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van
agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een
agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen
bedrijf of in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op
het eigen bedrijf of in de regio zijn verwerkt of bewerkt.
1.80 volwaardig agrarisch
bedrijf
een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten
minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische
bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.
1.81 voorgevel
een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen
op basis van onderstaande criteria in volgorde van belangrijkheid:
a.
de gevel die de voorzijde van het gebouw is;
b.
de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de
voorzijde van het gebouw wordt
aangemerkt;
c.
de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is
gelegen;
d.
de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is
gelegen;
e.
de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen.
1.82 voorgevelrooilijn
de lijn die, evenwijdig aan de openbare weg, in het
verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg
gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m²
niet meegerekend.
1.83 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor geluidsbelasting, zoals deze
rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het
bijbehorende Besluit geluidhinder.
1.84 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande:
a. wegen
of paden;
b. bruggen,
dammen, duikers en tunnels die in deze wegen op paden liggen;
c. bermen,
bermsloten en wegkanten;
d. parkeerterreinen.
1.85 woning
een complex van ruimten
uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.86 woonschip -boot
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of
hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.87 zorgboerderij
de opvang van volwassenen of
gehandicapten, zonder nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische neventak,
hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken
in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een
wezenlijk onderdeel is van resocialisatie en therapie.
1.88 zienswijzen
reactie van iemand die belang heeft bij een voorstel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
de hellingshoek tussen het dakvlak en het horizontale
vlak.
2.2 (verticale) diepte van een
gebouw
De diepte van een gebouw, vanaf
het peil omlaag tot aan de bovenzijde van de
laagst gelegen vloer.
2.3 gebruiksoppervlakte van een
ruimte of een groep ruimten
de oppervlakte gemeten op
vloerniveau, tussen de opgaande
scheidingsconstructies, die de
ruimte(n) omgeven.
2.4 de goothoogte van een
bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant
van:
d.
a.
de goot;
b.
de druiplijn;
c. het
boeibord;
d. een
bouwdeel van vergelijkbare aard;
ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet
meegerekend.
2.5 de bouwhoogte van een
bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw
of van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwdelen zoals
schoorstenen, antennes of bouwdelen van vergelijkbare aard.
2.6 de hoogte van een
windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
boven peil tussen:
d.
a.
de buitenkant van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
b.
de buitenkant van de daken en dakkapellen.
2.8 De lengte, breedte en
diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken
door) de buitenkant van de gevels en/of het hart
van de scheidsmuren.
2.9 de oppervlakte van een
bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren) neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaatse van het
bouwwerk.
HOOFDSTUK 2
BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch met
waarden-Landschappelijke waarden
Bestemmingsomschrijving
A. De op de
planverbeelding voor Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1.
het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een
paardenfokkerij en een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie
met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
2.
behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:
a.
landschapswaarden in de vorm van het grillig kavelpatroon, verspreid
liggende bebouwing, houtwallen en -singels, verspreid liggende bospercelen,
steilranden, essen en rivierduintjes en daarmee samenhangende natuurwaarden
in de vorm van flora en fauna die binnen deze landschapswaarden hun habitat
hebben;
b.
cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en
archeologisch waardevolle gebieden;
3.
een zorgboerderij, indien een op de plankaart aangegeven
bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding zorgboerderij in
combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten;
4.
grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);
5.
akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
6.
intensieve kwekerij;
alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:
7.
bosbouw, uitsluitend ter plaatse van bestaande bospercelen;
alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
8.
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
9.
veearts/hoefsmederij;
10. ambachtelijke
be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en
vlechtwerk, klompenmakerij);
11. kinderboerderij,
waarvoor maximaal 1.500 m²
bebouwing mag worden gebruikt;
12. paardenstalling
(inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension, waarvoor maximaal
1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;
13. kano-,
boot- en fietsenverhuur;
14. bed
& breakfast in hoofdgebouw;
en ook voor:
15. agrarisch
natuur- en landschapsbeheer;
16. kleinschalige
natuurontwikkeling;
17. kleinschalige
dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
18.
(ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer,
waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen,
gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige
bouwwerken;
met dien verstande dat:
intensieve
kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande
bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.
Bouwregels
B. Op deze
gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
1.
gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen
en bijgebouwen;
2.
bouwwerken.
C. Voor het bouwen geldt het volgende:
1.
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van
terreinafscheidingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2.
voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
2.a.
gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding
worden gebouwd;
3.
overigens geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak
|
max. oppervlak
|
max. goothoogte
|
max. bouwhoogte
|
dakhelling
|
dienstwoningen (inclusief
aan- en uitbouwen en bijgebouwen)
|
één, tenzij anders op de
plankaart is aangegeven
|
250 m²
|
4,5 m
|
12 m
|
20º-70º *
|
overige gebouwen (niet
zijnde kassen) en overkappingen
|
|
|
4,5 m
|
12 m
|
20º-70º *
|
(voeder-, kunstmest-)
silo's
|
|
|
|
12 m
|
|
installaties voor
bijvoorbeeld mestverwerking
|
|
|
|
8 m
|
|
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
|
|
|
|
1 m
2 m
|
|
overige bouwwerken
|
|
|
|
3 m
|
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan
een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-,
uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Afwijken van de bouwregels
Grotere goothoogte
D.1. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in lid C sub 3
aangegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met dien
verstande dat:
1.
vrijstelling uitsluitend wordt toegepast indien een grotere
goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
2.
de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.
Afstanden
zijerfscheidingen
D.2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met
inachtneming van het volgende:
1.
indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding
wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing
geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie
op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het
naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a.
daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig
worden geschaad;
b. de goot- of boeiboordhoogte van
(delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
Overschrijding agrarische
bouwvlakken
E. Bij
omgevingsvergunning kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven
worden afgeweken van de op de planverbeelding aangegeven begrenzing van een
bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
1.
van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de
overschrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering
noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding
van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van
dierwelzijn noodzakelijk is;
2.
in afwijking van het gestelde in sub 1 geldt dat ten behoeve van
intensieve veehouderijbedrijven geen overschrijding van het bouwvlak is
toegestaan, tenzij de overschrijding noodzakelijk is uit oogpunt van
dierenwelzijn;
3.
de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten
hoogste 500 m²
worden overschreden;
4.
van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien
aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de
bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
5.
de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende
(agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
6.
een verzoek om toepassing van deze afwijking wordt ter toetsing
voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde
in sub 1 van dit voorschrift is voldaan;
7. een verzoek om toepassing van
deze afwijking wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische
deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 4 van dit
voorschrift wordt voldaan.
Specifieke gebruiksregel
F. Het is
verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken,
strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1.
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2.
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3.
het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4.
het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
5.
het gebruik van een recreatieve verblijf ten behoeve van permanente
bewoning;
6.
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan
10.000 kg
consumentenvuurwerk;
7.
het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke
inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van
bewoning.
Afwijken van de gebruiksregels
Nevenfuncties
G. In tabel
1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de
bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden na
toepassing van een afwijking passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van
de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid H.
Tabel 1
Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming
Agrarisch
met waarden-Landschappelijke waarden
|
toelaatbaar
|
Gebruik onbebouwde
gronden
|
bebouwing
|
aan landbouw verwante
functies/bedrijvigheid
|
|
|
|
agrarische handels- en
exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)
|
A
|
-
|
500
|
opslag en stalling van
agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen
bedrijfsvoering)
|
A
|
-
|
500
|
verwerken van mest en
andere agrarische producten (bio-energie-installatie)
|
A
|
-
|
1.500
|
niet-agrarische
bedrijfsactiviteiten
|
|
|
|
hoveniersbedrijf in de
categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
|
A
|
-
|
200
|
opslag/stalling van
niet-agrarische goederen in de categorie 1 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten
|
A
|
-
|
500
|
overige bedrijven in de
categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
|
A
|
-
|
200
|
recreatieve
functies/agrotoerisme
|
|
|
|
kleinschalige horecagelegenheid
(theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste
categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten
|
A
|
500
|
200
|
kampeerboerderij (natuur-
en milieukampen, groepsaccommodatie)
|
A
|
-
|
200
|
overige dienstverlening
|
|
|
|
sociale functie
bijvoorbeeld resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij
(zonder nachtverblijf)
|
A
|
-
|
200
|
natuur- en milieueducatie,
bezoekboerderijen, rondleidingen
|
A
|
-
|
100
|
tentoonstellingsruimte, museum,
galerie, atelier
|
A
|
500
|
200
|
A Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via
afwijking).
- Niet van toepassing.
H. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid A voor het
toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar
zijn onder voorwaarden (aanduiding A), met inachtneming van het volgende:
1.
van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien
aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in
onevenredige mate worden geschaad;
2.
de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van
omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
3.
er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de
publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie
van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen
terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
4.
een verzoek om toepassing van deze afwijking wordt ter toetsing
voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan
het gestelde onder 1 en 2 van dit voorschrift wordt voldaan;
5.
in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de
nevenfunctie mag worden bebouwd en mag worden gebruikt;
6.
een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de
bouwvlakken;
7.
de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot
woningen van derden dient ten minste 50 m
te bedragen;
8.
voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen
bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden
uitgebreid;
9.
buitenopslag is in geen geval toegestaan;
10. het
oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of
neonreclame is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en
lichtbakken.
Afwijken ten behoeve van
nevenfuncties
I. Bij omgevingsvergunning
kan worden afgeweken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in
tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de
omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1
toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals
opgenomen in lid H.
Afwijken
ten behoeve van vervolgfuncties
J. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de categorieën vervolgfuncties
zoals genoemd in tabel 3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar
aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de
ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de
voorwaarden zoals opgenomen in lid Q.
Nieuwbouw bij
vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen
K. Bij
omgevingsvergunning kan ten behoeve van nieuwbouw worden afgeweken van het
bepaalde in lid Q, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die
noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische
waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1.
van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de
bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen
geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2.
de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50%
bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een
maximum van 250 m²;
3.
de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende
bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te
zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden
uitgevoerd.
Staat van
Bedrijfsactiviteiten
L. Bij
omgevingsvergunning kan van de categorieën ingevolge de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, worden
afgeweken, teneinde:
bedrijven toe te laten die niet in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar
aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de
categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.
Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
M. Het is
verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in tabel 2
aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.
Tabel 2
Omgevingsvergunningvereisten
werken of werkzaamheden
|
ter plaatse van AL
|
ontginnen, ophogen,
afgraven, bodemverhogen, egaliseren
|
O
|
graven, vergroten of
herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater
|
O
|
verwijderen opgaande
beplanting, vellen/rooien houtopstanden
|
O
|
aanleg van verharde wandel-
en fietspaden en overige verhardingen
> 50 m² (niet zijnde kavelpaden)
|
O
|
aanbrengen van boven- of
ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee
verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur
|
O
|
het uitvoeren van
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren
|
O
|
O Vereiste van aanlegvergunning.
Uitzonderingen
N. Een vergunning als bedoeld in lid M is niet vereist
voor:
1.
werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud
en beheer;
2.
werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op
het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
3.
werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen
bouwvlakken, met dien verstande dat een omgevingsvergunning wel vereist is
voor zover de bouwvlakken samenvallen met de bestemming Leidingen
(artikel 5) en de bestemming Waarde-Archeologie (artikel 6);
4.
werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van
bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of afwijking.
Toelaatbaarheid
O. Een omgevingsvergunning als in lid M en tabel 2
bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken
waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
1.
het belang dat met de ingreep is gediend;
2.
de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals deze in
lid A sub 2 tot uitdrukking zijn gebracht;
3.
het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met
het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
Wijzigingsbevoegdheid
Vervolgfuncties
P. In
tabel 3 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de
bestemming Agrarisch
met waarden-Landschappelijke waarden na toepas sing van een wijzigingsbevoegdheid
zoals opgenomen in lid Q passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de
daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid Q.
Tabel 3
Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch
met waarden-Landschappelijke waarden
aard van de
vervolgfunctie
|
ter plaatse van agrarische bouwvlakken
|
wonen/hobbyboeren
|
W
|
aan landbouw verwante
functies/bedrijvigheid
|
|
|
|
mechanisatiebedrijf
behorende tot de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
|
W
|
veehandelsbedrijven,
africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel
|
W
|
Veearts/hoefsmederij
|
W
|
ambachtelijke be- en
verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en
vlechtwerk, klompenmakerij)
|
W
|
niet-agrarische
bedrijfsactiviteiten
|
|
hoveniersbedrijf in
categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
|
W
|
opslag/stalling van
niet-agrarische goederen in categorie 1 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing
|
W
|
Overige bedrijven in
categorieën 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
|
W
|
recreatieve functies
|
|
Kinderboerderij
|
W
|
paardenstalling/paardenpension
|
W
|
kano-, roeiboot- of
fietsenverhuur
|
W
|
horecagelegenheid
|
W
|
kampeerboerderij,
recreatief nachtverblijf
|
W
|
overige dienstverlening
|
|
sociale functie
(resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)
|
W
|
tentoonstellingsruimte;
museum
|
W
|
W Toelaatbaar na planwijziging.
Q. Voor de
in tabel 3 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders
bevoegd planwijziging ex artikel 3.6 Wro toe te passen, met inachtneming
van het volgende:
1.
het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is
aantoonbaar niet mogelijk;
2.
volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in
redelijkheid niet worden verlangd;
3.
vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen
geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden
(dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en
ontwikkelingsmogelijkheden);
4.
bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in
de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
5.
er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de
publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie
van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
6.
voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van
agrarisch verwante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch
deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt
is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de
mogelijkheden uit artikel 3. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak
niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch
deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch
verwante vervolgfunctie mogelijk is;
7.
indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op
agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
a.
in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald,
dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid;
b.
in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke
aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een
voormalig agrarisch bouwvlak;
8.
ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 3
bedoelde functies, ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan
wel na planwijziging, geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de
gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 3 bedoelde
gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In
aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid K;
9. er
mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders
gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen,
zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet
worden
uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan
gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten
behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de
wijziging betrokken;
10. voor de in tabel 3 bedoelde
functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;
11. een binnenrijbaan is in geen
geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;
12. de afstand van mestopslag,
paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
13.
het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor
reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor
lichtmasten en lichtbakken.
Vergroten agrarische
bouwvlak
R.
Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 Wro,
bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart
aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van
het volgende:
1.
van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
a.
indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond
van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
b.
het bouwvlak voor grondgebonden bedrijven mag tot ten hoogste
1,5 ha worden vergroot;
c.
indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de
bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische
waarden;
d.
indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een
doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit
wordt bepaald dat deze vergroting alleen gebruikt mag worden voor de
betreffende nevenfunctie;
2.
van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt
indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de
bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
3.
de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende
(agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
4.
een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter
toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het
gestelde onder 1 van dit voorschrift wordt voldaan;
5.
een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter
toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag
of aan het gestelde onder 2 van dit voorschrift wordt voldaan.
Nieuwe agrarische
bouwvlakken
S.
Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 Wro,
bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van nieuwe
bouwvlakken ten noorden van de A28, met inachtneming van het volgende:
1.
planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een
volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6
onder a, b, c, d en g;
2.
van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
a.
in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur-
en landschapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en
milieuhygiënische knelsituaties;
b.
wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een
bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch met
waarden-Landschappelijke waarden;
c.
indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals
genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden
geschaad;
d.
de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende
(agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
3.
per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;
4.
een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de
agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub
1 en in sub 2 onder a en b van dit voorschrift;
5.
een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de
landschaps- en cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is
aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;
6.
er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in
artikel 8;
7.
op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van
overeenkomstige toepassing;
8.
de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.
Ecologische
verbindingszone
T. Burgemeester
en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 Wro, bevoegd ten behoeve
van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch
met waarden-Landschappelijke waarden te wijzigen in de bestemming Natuur,
met inachtneming van het volgende:
a.
een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de
betrokken gronden voor dit doel zijn verworven en als ecologische
verbindingszone kunnen worden ingericht;
een besluit
tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf
de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht.
Artikel 4 Wonen
Bestemmingsomschrijving
A. De op de planverbeelding voor Wonen aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
1.
het wonen in combinatie met aan-huis-verbonden
beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie
1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor de volgende
niet-agrarische nevenfuncties in bestaande bebouwing
2.
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
3.
veearts/hoefsmederij;
4.
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten
(kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
5.
kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag
worden gebruikt;
6.
paardenstalling (inclusief exploitatie
paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m² bebouwing
mag worden gebruikt;
7.
kano-, boot- en fietsenverhuur;
8.
bed & breakfast;
met de daarbij behorende:
9.
nutsvoorzieningen;
10.
parkeervoorzieningen;
11.
tuinen, erven en terreinen;
12.
water
13.
gebouwen;
14.
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
overige
bouwwerken.
Bouwregels
B. Op deze
gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a.
woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
b.
bouwwerken.
C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
14.
1.
voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
1.a.gebouwen
mogen uitsluitend buiten een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden
gebouwd;
14.
2.
overigens geldt het volgende:
|
max. aantal
woningen per bouwvlak
|
max.
opp.
|
max.
goothoogte
|
max.
bouwhoogte
|
dakhelling
|
woningen (inclusief
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)
|
Één, tenzij anders op de
plankaart is aangegeven
|
250 m²
|
4,5 m
|
12 m
|
20º-70º *
|
overige gebouwen
|
|
zoals aanwezig ten tijde
van tervisielegging van het plan
|
4,5
|
12
|
20º-70º *
|
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
|
|
|
|
1 m
2 m
|
|
overige bouwwerken
|
|
|
|
5 m
|
|
* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan
een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-,
uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.
Afwijken van de bouwregels
Afstanden
zijerfscheidingen
C.1. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid C sub
1a teneinde de afstand van 3 m
te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1.
indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding
wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing
geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie
op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het
naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a.
daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden
geschaad;
b.
de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden
teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
Specifieke gebruiksregels
D. Het is
verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken,
strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1.
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2.
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3.
het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4.
het gebruik van de gronden voor detailhandel, met uitzondering van
het bepaalde in lid A onder 2;
5.
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan
10.000 kg consumentenvuurwerk;
6.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Afwijken van de gebruiksregels
Nevenfuncties
E. In tabel 1
is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de
bestemming Wonen na toepassing van een afwijking passend/toelaatbaar
zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen
in lid F.
Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de
bestemming Wonen
|
toelaatbaar
|
gebruik onbebouwde
gronden
|
bestaande
bebouwing
|
niet-agrarische
bedrijfsactiviteiten
|
|
|
|
hoveniersbedrijf in
categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
|
A
|
-
|
200
|
opslag/stalling van
niet-agrarische goederen in categorie 1 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten
|
A
|
-
|
500
|
Overige bedrijven in
categorieën 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
|
A
|
-
|
200
|
recreatieve
functies/agrotoerisme
|
|
|
|
kleinschalige
horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij)
in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten
|
A
|
500
|
200
|
kampeerboerderij (natuur-
en milieukampen, groepsaccommodatie)
|
A
|
-
|
200
|
overige dienstverlening
|
|
|
|
sociale functie
bijvoorbeeld resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij
(zonder nachtverblijf)
|
A
|
-
|
200
|
natuur- en milieueducatie,
bezoekboerderijen, rondleidingen
|
A
|
-
|
100
|
tentoonstellingsruimte,
museum, galerie, atelier
|
A
|
500
|
200
|
A Alleen toelaatbaar onder
voorwaarden (via afwijking).
- Niet van toepassing.
F. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid A voor het
toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar
zijn onder voorwaarden (aanduiding A), met inachtneming van het volgende:
1.
de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van
omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
2.
er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de
publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie
van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen
terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
3.
in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de
nevenfunctie en mag worden gebruikt;
4.
de in tabel 1 genoemde functies zijn alleen toegestaan bij wijze van
neventak binnen bestaande bebouwing; er mogen geen nieuwe gebouwen worden
gebouwd;
5.
per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve
van nevenfuncties niet meer dan 4.000 m² bedragen;
6.
een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de
bouwvlakken;
7.
de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot
woningen van derden dient ten minste 50 m
te bedragen;
8.
voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen
bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
9.
buitenopslag is in geen geval toegestaan;
10.
het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor
reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor
lichtmasten en lichtbakken.
Afwijken ten behoeve van nevenfuncties
G. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de categorieën nevenfuncties
zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar
aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot
de ingevolge tabel 1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de
voorwaarden zoals opgenomen in lid E.
Nieuwbouw bij nevenfunctie
in ruil voor afbraak voormalige agrarische bedrijfsbebouwing
H. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van nieuwbouw van het
bepaalde in lid F onder 4, in
ruil voor afbraak van aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die
noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische
waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
1.
van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de
bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen
geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
2.
de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50%
bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een
maximum van 250 m²;
de herbouw
dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak,
waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn
verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
Wijzigingsbevoegdheid Agrarische vervolgfunctie
H1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - met
toepassing van artikel 3.6 Wro -
planwijziging toe te passen ten einde de vestiging van een grondgebonden
veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij en een akker- en
vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden
beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk te maken, met
dien verstande dat:
1.
wijziging uitsluitend plaats mag vinden ten behoeve van een
volwaardig agrarisch bedrijf;
2.
bij planwijziging de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische
en natuurwaarden niet mogen worden geschaad;
3.
een verzoek om wijziging wordt ter toetsing aan de agrarisch
deskundige voorgelegd omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 kan
worden voldaan;
4.
een verzoek om wijziging wordt ter toetsing aan de landschaps- en
cultuurhistorisch deskundige voorgelegd omtrent de vraag of aan het
gestelde in sub 2 kan worden voldaan;
5.
het bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
6.
afhankelijk van de locatie van het te wijzigen bouwvlak wordt
artikel 3 van deze voorschriften van toepassing verklaard.
Artikel 5 Waarde -
Archeologie
Bestemmingsomschrijving
A. De
gronden op de kaart aangewezen voor Waarde-Archeologie
zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische
waarden.
Bouwregels
B. Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende
voorschriften:
1.
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid A genoemde
bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met
een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
2.
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)
mag - met inachtneming van de
voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
a.
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd
waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel
van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
a.
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden
voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op
het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een
archeologische deskundige;
3.
het bepaalde in dit lid onder 2.a en 2.b is niet van
toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de
volgende activiteiten of bouwwerken:
a.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing,
waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt
uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b.
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
c.
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
Aanlegregels
C. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de
gronden met de bestemming Waarde-Archeologie zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
1.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte
dan 30 cm,
waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
ontginnen en aanleggen van drainage;
2.
het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
3.
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en
andere wateren;
4.
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd;
5.
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of
telecommunicatiekabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur.
D. Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid C is niet van
toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
1.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid B
in acht is genomen;
2.
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
3.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van
het plan;
4.
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
E. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden,
zoals in lid C bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager
van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan
aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig
zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
1.
de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd
waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel
van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2.
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de
activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen
door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van
de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Adviesprocedure
F. Alvorens
omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het
bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de provinciale archeoloog.
Wijzigingsbevoegdheden
G.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen
door voor een of meer bestemmingsvlakken de medebestemming
Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen,
indien:
1.
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen
archeologische waarden aanwezig zijn;
2.
het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer
noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming
en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Wijzigingsprocedure
Wijziging
H. Op de
voorbereiding van het besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid
G is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene
wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 6 Waterstaat -
Waterhuishoudkundige en of waterstaatkundige functie
Bestemmingsomschrijving
A. De
gronden op de kaart aangewezen voor Waterstaat-waterhuishoudkundige
en/of waterstaatkundige functie zijn mede bestemd voor waterberging en
bescherming tegen wateroverlast ter plaatse van natuurlijke laagten.
Bouwregels
B. Op deze
gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waterstaat-waterhuishoudkundige
en/of waterstaatkundige functie uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen
zijnde worden gebouwd.
C. Ten
behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met
inachtneming van de voor de bestemming geldende (bouw)voorschriften,
uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
Afwijken van de bouwregels
D. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid C,
met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels indien:
1. het waterbergend vermogen niet wordt aangetast dan wel
wordt gecompenseerd;
2. alvorens
de omgevingsvergunning wordt verleend, burgemeester en wethouders advies
aanvragen bij de waterbeheerder.
Aanlegregels
E. Het is
verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat-waterhuishoudkundige
en/of waterstaatkundige functie zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
1.
het aanleggen van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m²;
2.
het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
3.
het aanleggen, vergraven, verruimen, of dempen van sloten, vijvers
en andere wateren;
4.
het aanleggen van drainage.
F. Het verbod, zoals in lid E bedoeld, is niet van
toepassing, indien de werken en
werkzaamheden:
1.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden
van het plan;
2.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 7 Anti
dubbeltelbepaling
A. Gronden
die in aanmerking zijn of moeten worden genomen bij een te verlenen
bouwvergunning, mogen, behoudens intrekking van die bouwvergunning, niet
nog eens bij een nieuwe aanvraag voor het verkrijgen van een bouwvergunning
in aanmerking worden genomen.
Artikel 8 Afstand tussen
woningen en agrarische bouwvlakken
A. Bij
(ver)bouw van woningen (inclusief aanbouwen) die niet tot het eigen agrarische
bedrijf behoren, mag de afstand tot aanwezige gebouwen op binnen een straal
van 400 m
gelegen agrarische bouwvlakken niet minder bedragen dan de afstand, zoals
aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
Afwijken ten behoeve van een
kortere afstand
B. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid A,
mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot beperkingen voor de
betreffende agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande
bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
Rooilijn
C. De op het
tijdstip van inwerkintreding van het plan bestaande voorgevelrooilijn mag
in geval van herbouw of nieuwbouw van gebouwen en bouwwerken niet worden
overschreden.
Artikel 9 Bestaande
afstanden en andere maten
A. De op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-,
inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het
plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden
aangehouden.
B. De op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-,
inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het
plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
C. In geval
van herbouw is het bepaalde in de leden A en B uitsluitend van toepassing,
indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 10 Algemene
afwijkingsregels
A. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het
bepaalde in:
1.
de in de regels en op de planverbeelding gegeven:
·
maten;
·
afmetingen;
·
percentages;
en toestaan
dat:
een
overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;
2.
de bestemmingsregels:
en toestaan
dat:
geringe
aanpassingen worden gedaan in:
·
het beloop of profiel van wegen;
·
de aansluiting van wegen onderling;
wanneer: dit
nodig is vanuit:
-de
verkeersveiligheid;
-de
verkeersintensiteit;
3.
de bestemmingsregels:
en toestaan
dat worden gebouwd:
- openbare nutsgebouwtjes;
·
wachthuisjes voor het openbaar vervoer;
·
telefooncellen;
·
gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;
·
toiletgebouwtjes;
·
(jongeren)ontmoetingsplekken;
·
gebouwtjes van vergelijkbare aard;
wanneer: de inhoud per gebouwtje
maximaal 75 m³
is;
en:de bouwhoogte van de
gebouwtjes maximaal 3,5 m is;
4.
de bestemmingsregels:
en toestaan dat:
bergbezinkbassins worden gebouwd
onder de volgende voorwaarden:
a. het bergbezinkbassin wordt
beneden peil gebouwd, behalve waar het ondergeschikte bouwdelen betreft;
b.
ondergeschikte bouwdelen mogen maximaal 1 m
boven peil uitsteken;
zoals
ontluchtingspijpen;
of bouwdelen
van vergelijkbare aard;
5.
de bestemmingsregels voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen
zijn;
en toestaan
dat:
a. de hoogte
van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
wanneer: het
niet gaat om een overkapping;
b. de hoogte
van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of
sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;
6.
de maximale (bouw)hoogte van gebouwen:
en toestaan dat:
de (bouw)hoogte van gebouwen
voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot;
zoals luchtkokers, liftkokers en
lichtkappen;
of bouwdelen van vergelijkbare
aard;
wanneer: de vergroting maximaal 20 m² is per plaatselijke
verhoging;
en:de maximale hoogte van de
plaatselijke verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte
van het betreffende gebouw is;
7.
het bouwvlak:
en toestaan
dat:
de grenzen van het bouwvlak naar
de buitenkant worden overschreden door:
a. plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en
schoorstenen;
b. gevel- en
kroonlijsten en overstekende daken;
c. erkers en
ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte;
wanneer: de
grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
en: de erker
niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevelrooilijn;
d. luifels,
balkons en galerijen;
a. wanneer: de grens
van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
Artikel 11 Werking
wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan
wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van tervisielegging
van dit plan.
Artikel 10 Algemene
afwijkingsregels
A. Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
1.
de in de regels en op de planverbeelding gegeven:
·
maten;
·
afmetingen;
·
percentages;
en toestaan
dat:
een
overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;
2.
de bestemmingsregels:
en toestaan
dat:
geringe
aanpassingen worden gedaan in:
·
het beloop of profiel van wegen;
·
de aansluiting van wegen onderling;
wanneer: dit
nodig is vanuit:
-de
verkeersveiligheid;
-de
verkeersintensiteit;
3.
de bestemmingsregels:
en toestaan
dat worden gebouwd:
- openbare nutsgebouwtjes;
·
wachthuisjes voor het openbaar vervoer;
·
telefooncellen;
·
gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;
·
toiletgebouwtjes;
·
(jongeren)ontmoetingsplekken;
·
gebouwtjes van vergelijkbare aard;
wanneer: de inhoud per gebouwtje
maximaal 75 m³
is;
en:de bouwhoogte van de
gebouwtjes maximaal 3,5 m is;
4.
de bestemmingsregels:
en toestaan dat:
bergbezinkbassins worden gebouwd
onder de volgende voorwaarden:
a. het bergbezinkbassin wordt
beneden peil gebouwd, behalve waar het ondergeschikte bouwdelen betreft;
b.
ondergeschikte bouwdelen mogen maximaal 1 m
boven peil uitsteken;
zoals
ontluchtingspijpen;
of bouwdelen
van vergelijkbare aard;
5.
de bestemmingsregels voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen
zijn;
en toestaan
dat:
a. de hoogte
van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
wanneer: het
niet gaat om een overkapping;
b. de hoogte
van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of
sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;
6.
de maximale (bouw)hoogte van gebouwen:
en toestaan dat:
de (bouw)hoogte van gebouwen
voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot;
zoals luchtkokers, liftkokers en
lichtkappen;
of bouwdelen van vergelijkbare
aard;
wanneer: de vergroting maximaal 20 m² is per plaatselijke
verhoging;
en:de maximale hoogte van de plaatselijke
verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het
betreffende gebouw is;
7.
het bouwvlak:
en toestaan
dat:
de grenzen van het bouwvlak naar
de buitenkant worden overschreden door:
a. plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en
schoorstenen;
b. gevel- en
kroonlijsten en overstekende daken;
c. erkers en
ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte;
wanneer: de
grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
en: de erker
niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevelrooilijn;
d. luifels,
balkons en galerijen;
a. wanneer: de grens
van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
Artikel 11 Werking
wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan
wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van tervisielegging
van dit plan.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN
SLOTREGELS
Artikel 12 Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
A. Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan
aan-wezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning
voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking
naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten
gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
B. Bij omgevingsvergunning kan
eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met
maximaal 10%.
C. Het eerste lid is niet van
toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
A. Het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
B. Het is verboden het met het
wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen
of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij
door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
C. Indien het gebruik, bedoeld
in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
D. Het
eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en
wethouders van de gemeente Meppel op …………………………2011
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het
wijzigingsplan “Staphorsterweg 2 De Schiphorst” met de naam:
“NL.IMRO.0119.Staphorsterweg2-WPA5”.