De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bedrijven in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 van de als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
b kantoren;
c opslag en uitstalling ten behoeve van de onder a genoemde bedrijven;
d ondergeschikte productiegebonden detailhandel met bijbehorende showroom;
met daaraan ondergeschikt:
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorzieningen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h wegen, straten en paden;
i nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j tuinen, erven en terreinen.
Op of in de tot ‘Gemengd’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a gebouwen ten behoeve van de in 7.1 genoemde voorzieningen;
b andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a een gebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b de goothoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ in het bouwvlak aangegeven goothoogte;
c de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte;
d het bouwperceel mag voor niet meer worden bebouwd dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’;
e
de afstand van gebouwen tot de
zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van de in 7.2.1 onder b genoemde andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen die uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
b
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c
de bouwhoogte van licht- en
vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan
d
de bouwhoogte van overige andere
bouwwerken mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a een goede woonsituatie;
b de verkeersveiligheid;
c de sociale veiligheid;
d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e de inpasbaarheid in het straat- en bebouwingsbeeld.
a tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
1
productiegebonden detailhandel,
tenzij de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale
vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing met een maximum van
b bij de inrichting van het bedrijfsperceel dient op eigen terrein te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het vestigen van bedrijven die niet voorkomen op de als bijlage bij deze planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het bedrijf qua aard en omvang gelijk gesteld kan worden met bedrijven als bedoeld in milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemmingen ‘Detailhandel – Grootschalig’, ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ en/of ‘Groen’ mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a uit een distributieplanologisch onderzoek is gebleken dat de vestiging van detailhandel op deze locatie aanvaardbaar is;
b buitenopslag is niet toegestaan;
c
de afstand van gebouwen tot de
zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
d er mag geen sprake zijn van bezwaren vanuit milieuhygiënisch oogpunt;
e op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
f er is geen sprake zijn van een nadelige invloed op de waterhuishouding;
g voor het overige dient te worden aangesloten bij het bepaalde in artikel 6 (‘Detailhandel - Grootschalig’) artikel 19 (‘Verkeer – Verblijfsgebied’) en/of artikel 8 (‘Groen’) van dit bestemmingsplan.