Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

De reden voor het opstellen van dit Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer is dat de gemeente een nieuwe verdeling van de geluidsruimte van het bedrijventerrein (gezoneerde industrieterrein) Bargermeer vast wil leggen. De vaststelling van het geluidverdeelplan is nodig om de huidige situatie te actualiseren en om ruimte te blijven bieden aan de reeds aanwezige en toekomstige bedrijven op het bestaande bedrijventerrein. Het geluidverdeelplan wordt door middel van dit bestemmingsplan als beleidsregel opgenomen “Geluidverdeelplan” aan de bestaande beheersverordening van Bargermeer.

In dit bestemmingsplan wordt alleen de verdeling en het beheer van de aanwezige geluidruimte geregeld. Dit bestemmingsplan zorgt er niet voor dat in het plangebied fysieke werkzaamheden of planologische ontwikkelingen plaats kunnen gaan vinden, dit facetplan zorgt er enkel voor dat de bestaande geluidsruimte binnen het gebied wordt vastgelegd en wordt verdeeld. Dit houdt in dat over het beheersgebied van de huidige beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein (vastgesteld op 4 juli 2013)" de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - geluidzonebeheer' wordt opgenomen. Het voorliggende 'Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer' vervangt dus enkel voor het aspect geluid gedeeltelijk de beheersverordening “Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein”, vastgesteld 4 juli 2013 (identificatienummer NL.IMRO.0114.2013005-0701).

Koppeling met facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer

Bargermeer is een zoneringsplichtig bedrijventerrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh).Volgens de Wgh dienen alle industrieterreinen waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Rondom deze industrieterreinen dient op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) een geluidzone te worden vastgesteld en vastgelegd door middel van een bestemmingsplanprocedure. Concreet betekent dit dat de gezamenlijke geluidsbelasting van de bedrijven op de terreinen buiten deze geluidszone niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Voor woningen binnen zone zijn daarbij hogere grenswaarden vastgesteld.

De geluidzone maakt geen onderdeel deel uit van het plangebied/beheersgebied, deze ligt namelijk om het bedrijventerrein, en wordt daarom apart geregeld. In het facetbestemmingsplan van voor de geluidzone wordt de 50 dB(A) bestemmingsplancontour (geluidzonegrens) gewijzigd door deze te aan te passen aan de daadwerkelijke situatie en het geluidverdeelplan dat als beleidsregel aan voorliggend facetbestemmingsplan is gekoppeld.

Het is nodig om de geluidzone rond het bedrijventerrein te actualiseren bij vaststelling van het geluidverdeelplan. Ook hebben er sinds de vaststelling van deze zone diverse ontwikkelingen op het bedrijventerrein plaatsgevonden waardoor de zone moet worden geactualiseerd. Voor woningen binnen de zone zijn daarbij hogere grenswaarden vastgesteld. Via het bestemmingsplan “Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer" (dossiernummer NL.IMRO.0114.2021046-, vaststellingsdatum) wordt deze zone gewijzigd en worden voor een aantal woningen de grenswaarden op woningen gewijzigd. Deze grenswaarden moeten in acht genomen worden bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor milieuinrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en bij het vaststellen van maatwerkvoorschriften voor inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) en onder de Omgevingswet. Wgh bewaakt op deze manier de totale vergunde geluidbelasting van de industrieterreinen op de omgeving.

Voor het facetbestemmingsplan is een “Akoestisch onderzoek Wet geluidhinder” uitgevoerd. Hiervan is verslag gedaan in het rapport met kenmerk 6365-BP/NAA/jd/ft/8 d.d. 17 april 2023 en dat is gevoegd als Bijlage 4 Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer. Hierin is het industriegeluidmodel beschreven en is de benodigde geluidruimte voor het industrieterrein aangegeven.

1.2 Ligging beheersgebied en plangebied     

De ligging van het gebied waarop het Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer betrekking heeft, is weergegeven in onderstaande figuur. Dit valt samen met de begrenzing van de beheersverordening Bargermeer.

verplicht

Figuur 1.1: De ligging van het plangebied in de gemeente Emmen

Het facetbestemmingsplangebied betreft het huidige industrie- en bedrijventerrein Bargermeer ten zuiden van de kern van Emmen. Het plangebied wordt begrensd door de Dordsestraat in het noorden, de spoorlijn Emmen-Zwolle, Hondsrugweg, Rondweg, Abel Tasmanstraat en Bargermeerkanaal in het westen, de Dordsestraat en de Phileas Foggstraat in het oosten en de Oosterveenseweg in het zuiden. Een luchtfoto is als Bijlage 3 Luchtfoto toegevoegd. De exacte plangrenzen zijn op de verbeelding bij dit bestemmingsplan weergegeven.

In de noordwesthoek van Bargermeer ligt het ca. 90 ha grote GETEC (voorheen Emmtec Industry and Business Park (EIBP), ook wel het ‘Emmtec terrein’ genoemd). Het terrein, rondom afgesloten door middel van hekwerk, heeft een personeelsingang aan de Dordsestraat (noordzijde) en een ingang voor vrachtverkeer aan de zuidzijde en maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein Bargermeer. Hier bevindt zich zware industrie. Voorheen bevond zich hier één groot bedrijf, Akzo. Het is later gesplitst in vier bedrijven en nu bestaat het uit vele bedrijven. Noordelijk en noordwestelijk van Bargermeer bepaalt dit GETEC-park in hoge mate de geluidbelasting.

verplicht

Figuur 1.2: GETEC/Emmtec Park gezien vanuit het noordoosten

1.3 Doelstelling facetplan     

De voor dit industrieterrein beschikbare geluidruimte is beperkt. Het is daarom noodzakelijk om zorgvuldig om te gaan met het uitgeven van geluidruimte. De gemeente wenst daarom een instrument in handen te hebben om de geluidtoedeling op de verschillende kavels te kunnen sturen. Het voorkomt dat één of meer bedrijven de beschikbare geluidruimte (dan wel meer dan een voor hen evenredig deel) gaan gebruiken. Zo'n instrument geeft zekerheid aan de gemeente dat de overige terreinen voor het beoogde doel beschikbaar blijven en het geeft zekerheid aan gevestigde bedrijven dat er op hun kavel voldoende geluidruimte beschikbaar blijft. Het geluidverdeelplan bestaat uit:

Het GVP Bargermeer reguleert alleen industriegeluid (het geluid afkomstig van gevestigde en nog te vestigen inrichtingen), zoals hoofdstuk V van de Wgh dat definieert en enkele andere activiteiten zoals opslaglocaties voor elektrische energie en zonneparken. Windturbinegeluid valt hier niet onder. Ook regelt het GVP Bargermeer niets ten aanzien van bijvoorbeeld wegverkeersgeluid.

Voorliggend bestemmingsplan is een 'facetplan'. Een facetplan is een plan dat geen zelfstandige werking heeft, maar uitsluitend wijzigingen/toevoegingen aanbrengt in andere geldende bestemmingsplannen of beheersverordeningen. Het geldende planologisch regime wordt door middel van dit Facetbestemmingsplan thematisch herzien voor het aspect industrielawaai. Aan de bestaande beheersverordening wordt een geluidverdeelplan als beleidsregel gevoegd en de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - geluidzonebeheer' wordt opgenomen. De onderliggende bestemmingen in de vigerende beheersverordening worden naast dit facetplan gehandhaafd. Het GVP Bargermeer wordt verankerd door middel van de regels van het bestemmingsplan “Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer” (hierna: het facetbestemmingsplan geluidverdeelplan Bargermeer) en door het opnemen van geluidbudgetten op geluidkavels in dat plan.

Aan de beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein" wordt door middel van dit facetplan een beleidsregel gekoppeld voor de verdeling van het geluid afkomstig van de industrie. Deze verdeling is opgenomen in het rapport “Bijlage 1 Geluidverdeelplan” en Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart, die ook als bijlage van de regels is toegevoegd. Het doel van het geluidverdeelplan is het borgen van een zorgvuldig omgaan met de beschikbare geluidruimte en daarmee het bevorderen van de toekomstbestendigheid van bedrijvigheid op het geluidgezoneerde industrieterrein.

Voorliggend GVP Bargermeer beschrijft de beleidsregels bij de toepassing van de planregels. De beleidsregels geven:

  • uitleg over de wijze waarop volgens de gebruiksregels aan het geluidbudget wordt getoetst en uitleg over de in het GVP Bargermeer gebruikte begrippen en
  • uitleg over de manier waarop de gemeente beoordeelt of en onder welke voorwaarden van die gebruiksregels kan worden afgeweken door met een omgevingsvergunning een grotere geluidruimte dan het geluidbudget toe te staan.

Het GVP Bargermeer geeft dus de beleidsregels met een toelichting daarop en vormt daarmee voor de toekomst het handvat voor de uitvoering van het beleid dat is verankerd via de planregels, met name voor het afwijken van de gebruiksregels van het plan.

Daarnaast gaan deze beleidsregels in op:

  • de procedure volgens welke de geluidtoetsing plaatsvindt en de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de hierbij betrokken partijen en
  • de manier waarop de gemeente de geluidverdeling monitort en evalueert, inclusief de manier waarop met vergund grotere geluidruimten wordt omgegaan.

De beleidsregel kan worden gewijzigd naar aanleiding van gewijzigde inzichten. Daarom verwijzen de genoemde bestemmingsplannen via een dynamische verwijzing naar deze beleidsregel.

Het GVP Bargermeer gaat uit van de geluidruimte die beschikbaar is binnen de geldende Wgh grenswaarden: de buitenste zonegrens en de grenswaarden op woningen in de zone als vastgesteld met het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer (dossiernummer NL.IMRO.0114.2021046-). Het GVP Bargermeer wijzigt die grenswaarden niet. Voor het wettelijk kader dat van toepassing is op de geluidruimte van het industrieterrein wordt verwezen naar dat facetbestemmingsplan met het daarbij behorende Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer.

1.4 Leeswijzer     

Dit facetplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het beheersgebied. Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet en vervolgens in hoofdstuk 4 de onderzoeken uitgewerkt. Hoofdstuk 5 geeft een juridische toelichting op het facetplan en gaat in op de uitvoerbaarheid hiervan.

In hoofdstuk 2 van Bijlage 1 Geluidverdeelplan Bargermeer zijn de beleidsregels opgenomen, deze zijn ook als zodanig verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 van het Geluidverdeelplan is een algemene toelichting gegeven op deze beleidsregels. In hoofdstuk 4 volgt een artikelsgewijze toelichting op deze beleidsregels. In Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart worden de geluidbudgetten per kavel weergegeven.

Daarna volgen de regels die een toevoeging zullen zijn van de bestaande regels van de beheersverordening “Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein” (NL.IMRO.0114.2013005-0701), vastgesteld 4 juli 2013.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie     

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de bestaande situatie gegeven. Voordat wordt ingezoomd op het plangebied is het van belang de bestaande structuur te beschrijven en te analyseren. Daarom wordt eerst een korte beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied uiteengezet.

2.1 Historische gebiedsanalyses en cultuurwaarden     

Ten zuiden en ten oosten van Emmen duikt de Hondsrug op en vindt de overgang plaats naar het veenkoloniale gebied van Drenthe. Op deze plaats ligt het gebied van de beheersverordening 'Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein". Zoals de naam al zegt, was het gebied vroeger een meer, het Bargermeer. Dit Bargermeer was ooit een vrij groot meer en lag ten oosten van de oude weg tussen Noord- en Zuidbarge, tussen de twee zandruggen van de Hondsrug die bij Emmen zuidwaarts uiteen gaan. Op de oostelijke zandrug lag de kolonie Nieuw Dordrecht (Vastenow), het zandige en onvruchtbare Oosterveld dat schraal begroeid met heide was. Op de westelijke zandrug rees de Hondsrug stijl op uit het landschap met hierop de bemestte akkers van Noord- en Zuidbarge. Daartussen bevond zich een natuurlijke laagte. Ten zuiden werd het Bargermeer begrensd door een uitgestrekt veengebied. Ten noorden tenslotte lag de "Angelsche Diek", de weg tussen Emmen en het dorpje Angelslo.

Van noord tot zuid was het meer ongeveer drie kilometer lang en van oost naar west ongeveer 1250 meter breed. Het besloeg een oppervlakte van zo'n 400 hectare. Het zuidelijke gedeelte van het meer bestond in latere tijden vooral uit laag- en hoogveen. Door de veenvorming groeide het meer steeds meer dicht waardoor er hier en daar slechts een veenplasje overbleef. Later, na het op Emmen aansluiten van het Oranjekanaal tussen 1856 en 1858, droogde daardoor het meer uit waardoor op deze plaats eerst een agrarisch gebruik plaatsvond en later op deze plaats het industrieterrein kon worden gevestigd. De geschiktheid voor bewoning van het terrein is afhankelijk van het moment van ontstaan en de exacte contouren van het meer in de loop der tijd.

Aan het einde van de 19e of het begin van de 20e eeuw is op de grens van de es met het voormalige Bargermeer een boomwal aangelegd, vermoedelijk als scheiding tussen een zandpad en bouwland.

2.2 Industriële geschiedenis     

In de jaren twintig van de twintigste eeuw ging het economisch niet goed met de gemeente Emmen. In die jaren was er veel werkloosheid, met name ook vanwege de ineenstorting van de turfafzet, die voor die tijd een belangrijke bron van inkomsten was. De turfwinning leefde op tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar kwam daarna in een geweldige crisis terecht. Het Rijk moest bijspringen om de gemeente Emmen in staat te stellen om een steunregeling, die in 1923 werd omgezet in een werkverschaffingsregeling, te bekostigen. De bemoeienis van de rijksoverheid met Emmen betrof in deze periode voornamelijk de sociale zorg. Initiatieven voor het aantrekken van industriële bedrijven kwamen vooral vanuit de gemeente Emmen zelf. De gemeente Emmen voerde namelijk een actief wervingsbeleid. Dit beleid was succesvol en mede daardoor veranderde de stad Emmen in de twintigste eeuw ingrijpend, in wezen groeide het dorp Emmen uit tot de stad Emmen. Reeds voor de Tweede Wereldoorlog vestigden zich enige industrieën in het gebied van de gemeente Emmen. Allereerst fabrieken, die voor hun grondstoffen afhankelijk waren van het veen. Zoals de turfstrooiselindustrie van de Maatschappij Klazienaveen (sinds 1880), die van Griendtsveen (vanaf 1909) en de Coöperatieve Turfstrooiselfabriek Barger-Oosterveen (vanaf 1929). In Klazienaveen werd in 1921 de koolstoffabriek Purit B.V. gevestigd. In het interbellum vestigde zich een aantal textielfabrieken in de gemeente. Zoals de Bendiens confectiefabriek te Emmen (1938) en de N.V. Textielindustrie Emmen te Klazienaveen (1936).

De alsmaar aanhoudende economische crisis in de wereldeconomie in de jaren dertig zorgde voor grote armoede in Zuidoost-Drenthe. In 1938 was een kwart van de beroepsbevolking van Emmen werkloos. Ook de woonomstandigheden waren in die tijd slecht. Direct na de Tweede Wereldoorlog was de toestand niet veel verbeterd. Er kwam overheidssteun voor Zuidoost Drenthe en veel voormalige veen- en landarbeiders werden tewerkgesteld bij de Dienst Uitvoerende Werken (DUW), in feite een voortzetting was van de werkverschaffing van voor de oorlog. Dit gebeurde vooral ook, omdat de regio door de regering als ontwikkelingsgebied werd aangewezen voor industrialisering. Belangrijk was de komst naar Emmen van de Algemene Kunstzijde Unie (AKU), de eerste grote industrie ter plaatse. Dat hield een belangrijke economische impuls in voor de gemeente Emmen. De AKU kampte na de oorlog met een tekort aan arbeidskrachten voor haar fabriek te Ede, waarna zij besloot naar Emmer-Compascuum uit te wijken. De vestiging van deze fabriek te Emmer-Compascuum was in 1946. Met dit bedrijf deed de AKU de ervaringen op, die haar mede deden besluiten om in 1949 een grote nylongarenfabriek, Enkalon, in de kern Emmen te vestigen. In 1951 kwam de productie in deze fabriek op gang. Hiermee werd een begin gemaakt met een snelle economische groei van de gemeente Emmen. De AKU vestigde zich met het bedrijf Enkalon in het gebied van het bedrijventerrein Bargermeer, dat na 1950 werd ontwikkeld. In die jaren zijn ook de eerste bestemmingsplannen voor dit gebied opgesteld. Danlon (een Deense nylonkousen-fabriek) kwam in 1955 naar Emmen en vestigde zich ook op het bedrijventerrein Bargermeer.

Op 30 januari 1997 is het bestemmingsplan "Emmen Industrie- en bedrijventerrein Bargermeer" vastgesteld. Dit bestemmingsplan was gebaseerd op het "Aktieplan knelpunten bedrijfsvestiging resp. analyse bedrijfsterreinen", en verving de oude bestemmingsplannen voor dit gebied die vanaf de jaren vijftig tot tachtig van de twintigste eeuw voor dit gebied waren vastgesteld. De eerder genoemde AKU (Enkalon) ging later op in het concern AKZO-Nobel. De bedrijven van AKZO-Nobel te Emmen werden verzelfstandigd. In Emmen ontstond het EMMTEC Industry en Businesspark binnen het bedrijventerrein Bargermeer. In het EMMTEC Industry en Businesspark zijn multinationale bedrijven gevestigd, zoals DSM en Teijin Twaron. Dit EMMTEC-terrein maakt een belangrijk onderdeel uit van het bedrijventerrein Bargermeer (Emmtec Industry and Business Park (nu GETEC)). Verder kenmerkt het bedrijventerrein Bargermeer zich door een grote mate aan diversiteit aan bedrijven.

Voor het industrieterrein geldt momenteel de beheersverordening “Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein”, vastgesteld 4 juli 2013.

Vanuit onder meer een effectieve en efficiënte inzet van de ruimtelijke ordeningsinstrumenten heeft de gemeente Emmen voor het industrie- en bedrijventerrein Bargermeer voor het toepassen van het instrument beheersverordening, geregeld in artikel 3.38 en 3.39 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gekozen. Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. In dit bestemmingsplan wordt het begrip "bestaand" in ruime zin gehanteerd en worden de regelingen in de geldende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen/ontheffingen/omgevingsvergunningen als uitgangspunt genomen. In dit bestemmingsplan zijn ook de toenmalige uitgangspunten wat betreft industrielawaai gehanteerd. Deze uitgangspunten worden door middel van voorliggende facetplan geactualiseerd.

Hoofdstuk 3 Beleid en milieu- en omgevingsaspecten     

3.1 Beleid     

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), Omgevingsvisie Drenthe, Provinciale Omgevingsverordening (POV) van de provincie Drenthe. Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het plangebied.

Op gemeentelijk niveau zijn de volgende beleidsnota's van belang:

  • Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef;
  • Structuurvisie Externe Veiligheid;
  • Structuurvisie Werklocaties;

De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het plangebied geen ontwikkelingen aan die voor het facetbestemmingsplan van belang zijn. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Echter, wanneer nieuwe plannen en initiatieven aan de orde zijn en deze passen binnen het gestelde in de gemeentelijke beleidsnota's, kan met een omgevingsvergunning in afwijking van de beheersverordening of het bestemmingsplan, medewerking worden verleend. De beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie en- en bedrijventerrein (NL.IMRO.0114.2013005-0701)" biedt de planologische kaders voor het bedrijventerrein, waarbij is getoetst aan het relevante ruimtelijke beleid van hogere overheden en de gemeente. Ook zijn hier de kaders voor bedrijventerrein beschreven.

Er is geen specifiek ruimtelijk beleid dat kaders stelt voor de geluidsverdeling en de geluidzone. De herverdeling van de geluidsruimte van het bedrijventerrein is onlosmakelijk verbonden met het facetbestemmingsplan voor de actualisatie van de geluidzone rondom het industrieterrein (Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer, dossiernummer NL.IMRO.0114.2021046-, vaststellingsdatum).

De conclusie van de in dit facetplan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende plan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid en het gemeentelijk beleid.

3.2 Milieu- en omgevingsaspecten     

In dit facetplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het beheersgebied met als uitgangspunt dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen worden de milieu- en omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Vormvrije m.e.r.     

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde. In voorliggend bestemmingsplan Facetbestemmingsplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling of plantoets m.e.r. plaats te vinden.

3.2.2 Milieuzonering     

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieuindeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Verwezen wordt naar de "Emmen, Bargermeer industrie en- en bedrijventerrein (NL.IMRO.0114.2013005-0701)", hierna Beheersverordening Bargermeer, die de toegestane bedrijven regelt. Dit bestemmingsplan brengt hier geen wijzigingen in aan en behoudt daarmee zijn rechtskracht. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van de Beheersverordening Bargermeer gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009). Aangezien de bestaande situatie is vastgelegd in de beheersverordening, is en blijft de bestaande milieuhygiënische situatie gehandhaafd en is een verslechtering niet mogelijk. Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het beheersgebied.

3.2.3 Geluid     

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wgh is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Indien op een bedrijventerrein bedrijven gevestigd zijn of zich mogen vestigen zoals bedoeld in onderdeel D van Bijlage I Bor, wordt in het kader van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) gesproken van een “industrieterrein”. Binnen het industrieterrein zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toegestaan.

3.2.3.1 Geluidzone     

Definitie artikel 1 Wgh: een industrieterrein is een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

Hoofdstuk V (Industrielawaai) van de Wgh stelt de grenswaarden voor de geluidbelasting vanwege een gezoneerd industrieterrein. Rond het industrieterrein wordt een geluidzone vastgesteld. Deze wordt in een facet-bestemmingsplan vastgelegd:

  • buiten de zone mag de “geluidbelasting” niet meer bedragen dan 50 dB(A);
  • voor elk van de woningen binnen de zone geldt een specifieke grenswaarde voor de “geluidbelasting”;
  • de grenswaarden gelden voor het geluid van alle inrichtingen op het gezoneerde industrieterrein samen.

De “geluidbelasting” is voor industriegeluid een “etmaalwaarde”. Dat is de hoogste waarde van:

  • het equivalente (dat is het gemiddelde) geluidsniveau LAeq over de dagperiode van 07.00 tot 19.00 uur;
  • het equivalente geluidsniveau LAeq over de avondperiode van 19.00 tot 23.00 uur +5 dB;
  • het equivalente geluidsniveau LAeq over de nachtperiode van 23.00 tot 07.00 uur +10 dB.

Elke aanvraag om een Wabo vergunning (of vergunning Omgevingswet) voor een milieu-inrichting moet worden getoetst aan deze grenswaarden. Wanneer deze grenswaarden niet in acht genomen kunnen worden, moet de vergunning worden geweigerd.

Het gaat dus om de geluidbelasting vanwege alle inrichtingen zoals ze in werking (kunnen) zijn bij een representatieve bedrijfssituatie. Behalve voor woningen gelden de wettelijke grenswaarden ook voor andere geluidsgevoelige gebouwen (zoals scholen) en geluidsgevoelige terreinen in de zone. De Wgh staat toe de zone en de grenswaarden op woningen binnen de zone te wijzigen bij vaststelling van een bestemmingsplan. Hiervoor stelt de Wgh de volgende voorwaarden. Allereerst moet worden onderzocht of een verhoging van de grenswaarden op woningen niet kan worden voorkomen door het treffen van geluidreducerende maatregelen.

Wanneer deze maatregelen redelijkerwijs niet mogelijk zijn of stuiten op wettelijk gedefinieerde bezwaren, kunnen de grenswaarden tot een zeker maximum worden verhoogd. Hiervoor gelden voorwaarden: zo mag de totale geluidbelasting (samen met geluid van weg- en railverkeer en luchtvaart) niet onaanvaardbaar hoog zijn en moet binnen de geluidgevoelige ruimten van de woning de grenswaarde voor het binnengeluidsniveau in acht genomen worden, indien nodig door het treffen van maatregelen aan de gevel.

Buiten de zone mag de geluidbelasting niet meer bedragen dan 50 dB(A). Voor elk van de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (zoals scholen) en geluidsgevoelige terreinen binnen de zone geldt een specifieke grenswaarde. De grenswaarden gelden voor het geluid van alle inrichtingen op het gezoneerde industrieterrein samen. Op basis van de artikelen 55 Wgh en 110a Wgh kan voor de woningen die binnen de zonegrens liggen, hogere waarden worden verleend. De geluidsbelasting op de gevel van deze woningen (door het industrieterrein) mag meer bedragen dan 50 dB(A). Het maximum voor reeds aanwezige of in aanbouw zijnde woningen is 60 dB(A) en voor geplande woningen bedraagt de maximale waarde 55 dB(A).

Duidelijk moet zijn wat de grenzen van het gezoneerde industrieterrein zijn. Rond het industrieterrein is een nieuwe geluidzone vastgesteld. Het industrieterrein zelf is dus géén onderdeel van de geluidszone. De zonering waarborgt dat woningen buiten het industrieterrein niet blootgesteld worden aan meer geluid dan de vastgestelde grenswaarden. Andersom biedt de zonering bescherming aan bedrijven: er mogen niet zomaar woningen binnen de zone worden gebouwd. Het gebied van de zone is in het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer (dossiernummer NL.IMRO.0114.2021046-) zoals vastgesteld op @datum@ vastgelegd. De geluidszone moet opnieuw worden vastgesteld naar aanleiding van de herverdeling van de geluidsruimte door dit facetbestemmingsplan. Het bijbehorende akoestisch onderzoek is toegevoegd als Bijlage 4 Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer.

3.2.3.2 Geluidverdeelplan     

De Wgh bepaalt dat de geluidbelasting van alle bedrijven op het industrieterrein samen wordt getoetst aan de zonegrenswaarde van 50 dB(A) en aan de grenswaarden op woningen in de zone. Volgens de Wgh mag bij een te toetsen initiatief (vergunningaanvraag) alleen het vergunde geluid worden betrokken, toekomstige ontwikkelingen waarvoor nog geen vergunning is verleend, niet. Als een aanvrager meer aanvraagt dan gewenst (waardoor het risico ontstaat dat er voor nog uit te geven kavels te weinig of zelfs géén geluidruimte overblijft), maar het geluid van de aanvraag samen met het al vergunde geluid (dus zonder de reserveringen voor de toekomst) wél voldoet aan de grenswaarden van de Wgh, kan het bevoegd gezag de vergunning om die reden niet weigeren.

Een geluidverdeelplan (hierna: GVP) dat juridisch is vastgelegd in een bestemmingsplan of beheersverordening voorkomt dat een bedrijf onevenredig veel geluidruimte kan opnemen, omdat daarin harde regels worden gesteld over de maximale geluidtoedeling per kavel waaraan vergunningaanvragen moeten worden getoetst. Het bestemmingsplan biedt in tegenstelling tot andere instrumenten wel een weigeringsgrond voor dergelijke aanvragen. Zo wordt bevorderd dat er voldoende geluidruimte beschikbaar blijft voor bedrijven die dat nodig hebben en gronden blijven kunnen worden uitgegeven naar hun bestemming. Ook biedt zo'n geluidverdeling vastgelegd in een bestemmingsplan bestaande bedrijven bescherming, doordat het geluidbudget op hun kavel altijd wordt gehandhaafd.

Het bestemmingsplan of de beheersverordening biedt in tegenstelling tot andere instrumenten een weigeringsgrond voor vergunningen waarmee wel aan de grenswaarden van de Wgh wordt voldaan, maar waarin te veel geluidruimte wordt aangevraagd als wordt gelet op de resterende ruimte voor andere kavels. Ook biedt een GVP vastgelegd in een bestemmingsplan of beheersverordening bestaande bedrijven bescherming, doordat het geluidbudget op hun kavel altijd wordt gehandhaafd. Het belangrijkste doel van het geluidverdeelplan is:

  1. Het borgen van een zorgvuldig omgaan met de beschikbare geluidruimte. En daarmee:
  2. Het bevorderen van de toekomstbestendigheid van bedrijvigheid op het industrieterrein.

Als aanvulling op deze geluidtoedeling zijn in deze beleidsregels o.a. de procedures en taken vastgelegd van de verschillende partijen die betrokken zijn bij de geluidruimte van een kavel, zoals de gemeente, het bevoegd gezag voor de milieuvergunning, de terreinbeheerder, een vertegenwoordiging van het bedrijfsleven e.d.

Een geluidverdeelplan (GVP) bestaat uit twee delen:

  • de beleidsregels voor de geluidtoedeling;
  • een geluidverdeelkaart (GVK) waarop de beschikbare ruimte per kavel is vastgelegd.

Het geluidverdeelplan neemt de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh) in acht.

3.2.4 Werking geluidverdeelplan     

Om te voorkomen dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijven niet onnodig worden beperkt of zelfs belemmerd, moet de geluidsruimte worden beheerd. Het instrumentarium van de Wet geluidhinder en de Wabo (Wet milieubeheer) is hiervoor niet voldoende. Het beheren van de geluidsruimte staat in het teken van een 'goede ruimtelijke ordening'.

De voor dit industrieterrein beschikbare geluidruimte is beperkt. Het is daarom noodzakelijk om zorgvuldig om te gaan met het uitgeven van geluidruimte. Maar de Wgh stelt alleen grenzen aan de totale geluidbelasting vanwege een industrieterrein. In de Wet geluidhinder is niet aangegeven op welke manier de verdeling van geluidsruimte tussen de kavels en bedrijven op het industrieterrein geregeld moet worden. In de Wet geluidhinder is een instrument van het zonebeheerplan (artikel 164 Wgh) beschikbaar gesteld om de verdeling van de geluidsruimte te kunnen bepalen. Op basis van dat artikel kunnen burgemeester en wethouders een zonebeheerplan opstellen om informatie te geven over de beschikbare geluidsruimte. Dit instrument is echter alleen gericht op leveren van informatie over beschikbare geluidsruimte.

Een zonebeheerplan is niet toereikend om de beschikbare geluidsruimte goed te kunnen verdelen en toedelen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van 2 november 2011 (zaaknr. 201008546/1/M1) bepaald, dat een aanvraag milieuvergunning niet getoetst mag worden aan een zonebeheerplan en dus ook niet geweigerd mag worden als die daarmee in strijd is. Een zonebeheerplan heeft daarmee geen juridische werking.

De beoogde regulerende werking van geluidsverdeling over de kavels is juridisch onvoldoende in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verankerd. Voldoende zekerheid voor de zonebeheerder en ook voor de bedrijven kan slechts verkregen worden door de systematiek van het verdelen en beheren van de geluidsruimte op te nemen en te regelen in een bestemmingsplan of een beheersverordening. Dit kan door in een bestemmingsplan of beheersverordening een geluidverdeelplan op te nemen. Dit wordt gedaan door een geluidverdeelplan als beleidsregel te koppelen aan de beheersverordening Bargermeer.

De herverdeling van de geluidsruimte betreffen de gronden gelegen in de geldende beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie en- en bedrijventerrein (NL.IMRO.0114.2013005-0701)" met de bestemming Bedrijventerrein. De toelaatbare geluidsuitstraling van Bargermeer wordt begrensd door het cumulatief effect van de geluidsbelasting van het bestaande gezoneerde industrieterrein.

3.2.4.1 Uitgangspunten     

Bij de opstelling van het geluidverdeelplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De geactualiseerde geluidzone van het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer zoals vastgesteld op @datum@ wordt gerespecteerd. De geluidruimte wordt zodanig verdeeld dat dit niet leidt tot een overschrijding van de zonegrenswaarden (de geluidzone). Er wordt geen nieuwe geluidruimte gecreëerd ten opzichte van wat vóór het geluidverdeelplan beschikbaar was binnen de geluidzone.
  • Bestaande rechten worden gerespecteerd. De geluidruimte wordt zodanig verdeeld dat de vergunde geluidruimte van bestaande bedrijven in de verdeling past. Bedrijven worden niet beperkt in hun bedrijfsvoering door het geluidverdeelplan.
  • De geluidverkaveling is transparant. De totale beschikbare geluidruimte op de kavels wordt voor een ieder inzichtelijk gemaakt, omdat de budgetten onderdeel zijn van de bijlage bij de regels als beleidsregel. Het moet op basis van de regels mogelijk zijn om, al dan niet met behulp van een akoestisch adviseur, te bepalen of de beoogde geluidproductie past binnen de regels van het bestemmingsplan.
  • Eenvoudige en werkbare regels die aansluiten bij de huidige praktijk. De werkwijze sluit zoveel mogelijk aan bij de huidige praktijk. De rekenmethoden sluiten aan bij de gebruikte standaarden en de regels van het geluidverdeelplan moeten niet onnodig complex zijn.
  • De geluidverkaveling is realistisch. Aan de kavels is een realistisch geluidbudget toegedeeld. De kavels waarop bedrijvigheid met een hoge milieucategorie is toegestaan, hebben een groter geluidbudget dan de kavels met een lagere milieucategorie. Zo is ook voor de (ten tijde van het opstellen van dit plan) nog niet uitgegeven kavels, uitgegaan van een realistisch geluidbudget. Tevens is waar mogelijk voor bestaande bedrijven meer dan alleen de vergunde geluidruimte aan de kavel toegedeeld, zodat eventuele uitbreiding in de toekomst mogelijk blijft.
  • Het geluidverdeelplan biedt aanknopingspunten om nu en in de toekomst na de komst van de Omgevingswet het diensverleningsniveau van de gemeente aan bedrijven en omwonenden van het bedrijventerrein te behouden en verder uit te bouwen.
  • Het geluidverdeelplan is flexibel waar dat mogelijk is. Met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid moet het mogelijk blijven om maatwerk te leveren, doch kan dit niet leiden tot een aanpassing van de geluidverkaveling.
  • Na het toedelen van een realistisch geluidbudget aan de kavels, is er nog geluidruimte onverdeeld gebleven. Die geluidruimte wordt de reserve genoemd en kan door middel van de afwijkingsmogelijkheid onder voorwaarden worden verleend.
  • Het geluidverdeelplan is toekomstbestendig. Met oog op de inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet is het belangrijk dat het geluidverdeelplan past binnen de systematiek van deze nieuwe wet. Uit de consultatieversies van de wetteksten blijkt dat de werkwijze van het geluidverdeelplan als beleidsregel overeenkomt met de nieuwe regelgeving.

3.2.4.2 Werking     

Als geluidruimte wordt aangevraagd, wordt deze getoetst aan het budget op de beoordelingspunten van het GVP Bargermeer. Deze punten liggen op de plaatsen waar het totale geluid op grond van de Wgh moet worden bewaakt:

  • maatgevende posities op woningen binnen de zone; en
  • maatgevende posities op de zonegrens.

De doelen van het GVP zijn in het GVP Bargermeer uitgewerkt via rechten (geluidbudgetten), flexibiliteit (reserve) en een optimale geluid-ruimteverdeling. De beschikbare geluidruimte is verdeeld over geluidbudgetten en reserve. De som van alleen de geluidbudgetten is dus kleiner dan de in totaal beschikbare geluidruimte.

De geluidbudgetten vormen een recht. Zolang de gebruikte geluidruimte binnen het geluidbudget past, wordt voldaan aan de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Door de mogelijkheid van toekenning van geluidruimte uit de reserve via een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan is flexibiliteit gecreëerd: daar waar dat nodig is, is zo extra ruimte mogelijk.

Door de geluidbudgetten ruimtelijk zo te verdelen, dat deze de geluidruimte binnen de beschikbare geluidruimte optimaal benutten, wordt de beschikbare geluidruimte zo goed mogelijk benut. Op kavels op grotere afstand van woningen is de beschikbare ruimte per m² groter dan op kortere afstanden.



Geluidbudgetten

De geluidbudgetten vormen een recht: de geluidruimte binnen geluidbudgetten zijn in het plan bij recht beschikbaar. Het geluidbudget is de hoeveelheid geluid die vanaf een geluidkavel mag worden geëmitteerd. Het geluidbudget is onafhankelijk van reflecterende en afschermende bebouwing rondom de geluidkavel.

Bij een toetsing worden de geluidbudgetten gerespecteerd: hoeveel geluidruimte er ook op andere kavels op het industrieterrein wordt toegestaan, dit tast de geluidbudgetten niet aan. Dit is via de planregels geborgd.

Binnen de geluidbudgetten wordt onderscheiden tussen:

  • het standaard geluidbudget, zoals vastgelegd via de planregels en
  • het vergund groter geluidbudget, conform een geldende vergunning.



De geluidkavels en de standaard geluidbudgetten zijn opgenomen op Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart en daarmee geborgd in het plan. Zij kunnen niet met een wijziging van de beleidsregel worden gewijzigd.

Een standaard geluidbudget blijft gedurende de werkingsduur van het geluidverdeelplan altijd beschikbaar. Hiervan kan gebruik worden gemaakt door de eigenaar/grondbeheerder van de geluidkavel en het ter plaatse gevestigde of te vestigen bedrijf. Als deze (een deel van) de geluidkavel koopt of verkoopt, koopt of verkoopt deze daarmee ook automatisch het daarop rustende geluidbudget.

Een vergund groter geluidbudget geldt voor een bestaand bedrijf. Het blijft op de geluidkavel gelden zolang het bedrijf hier gevestigd blijft, ook wanneer dat bedrijf zijn activiteiten verandert.

Bij het in werking treden van het geluidverdeelplan is op een aantal geluidkavels een bedrijf aanwezig met een vergunde geluidruimte die groter is dan het standaard geluidbudget. Op deze geluidkavels geldt een vergund groter geluidbudget conform de vergunning.

Wanneer een bedrijf meer ruimte nodig heeft, kan dit met inachtneming van de beleidsregels worden toegestaan. Er ontstaat dan een vergund groter geluidbudget, of het al aanwezige vergund groter geluidbudget wordt nog groter.

Het vergund groter geluidbudget kan via de procedures van de beleidsregel worden verlaagd, onder andere bij de revisie van de vergunning. Wel kan worden afgesproken dat het vergund groter geluidbudget nog gedurende een bepaalde termijn op de kavel blijft liggen ten behoeve van concrete toekomstige ontwikkelingen.

Wanneer zich op de geluidkavel een ander bedrijf vestigt dat geheel andere activiteiten gaat uitvoeren, vervalt het vergund groter geluidbudget en gaat op de geluidkavel het standaard geluidbudget gelden.



Reserve

In het GVP Bargermeer is een reserve aanwezig. Het gaat om één totale, algemene reserve. De reserve is alle geluidruimte die niet bij recht beschikbaar is. Het is dus de geluidruimte tussen:

  • de wettelijke grenswaarden en
  • de som van de standaard geluidbudgetten en de vergund grotere geluidbudgetten.

De grootte van de reserve verschilt per beoordelingspunt en varieert ook in de tijd.

In het GVP Bargermeer is dus reserveruimte aanwezig. Net als dat in het geluidverdeelmodel op elke kavel het geluidbudget is gelegd, is ook op de meeste kavels een geluidreservebron gelegd.

Een bedrijf kan wél rechten ontlenen aan het geluidbudget, maar niet aan de reservebron.

Toetsing

De zonebeheerder toetst bij een aanvraag voor geluidruimte de aangevraagde (gebruikte) geluidruimte op een geluidkavel aan het geluidbudget: indien dat aanwezig is, aan het vergund groter geluidbudget en anders aan het standaard geluidbudget.

Blijft de aangevraagde geluidproductie binnen geluidbudget, dan wordt voldaan aan de planregels. Mits ook wordt voldaan aan de beste beschikbare technieken, is de gevraagde geluidruimte vanuit ruimtelijk oogpunt zonder meer beschikbaar.

Is een grotere geluidruimte nodig, dan kan dit via een omgevingsvergunning voor binnenplans afwijken worden toegestaan. Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning maakt hiervoor een afweging en kan hierbij putten uit de reserve. Het toekennen van een grotere geluidruimte uit de reserve is aan voorwaarden verbonden.

GETEC Park

Het GETEC Park is een belangrijk deel van het industrieterrein. De gemeente vindt het belangrijk dat ontwikkelingen hierop mogelijk blijven. Daarom wordt beoogd voor (de ontwikkelingen op) dit terrein voldoende geluidruimte te behouden, namelijk de geluidruimte (geluidbudgetten plus reserve) die daaraan bij is aan in werking treden van het plan is toegekend. Voor het toekennen van geluidruimte uit de reserve is daarom aan deze beleidsregel de extra voorwaarde verbonden dat

  • voor een bedrijf op het GETEC Park de reserve overig terrein niet mag worden aangetast en
  • voor een bedrijf buiten het GETEC Park de reserve van het GETEC Park niet mag worden aangetast.

3.2.4.3 Overgangsrecht geluidruimte     

Op het moment dat dit plan in werking treedt, is op diverse kavels in één of meer etmaalperioden een grotere geluidruimte vergund dan het met dit plan vastgestelde geluidsbudget. De vergunde activiteiten vormen voor de betreffende bedrijven bestaand recht. Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning zal bij revisie van de vergunning dit recht respecteren en de vergunde activiteiten toetsen aan de beste beschikbare technieken. Voldoen de vergunde activiteiten daaraan ten aanzien van het aspect geluid, dan zal het bevoegd gezag deze ruimte opnieuw vergunnen.

3.2.4.4 Conclusie     

De geluidverdeling en verkaveling wordt in dit Facetbestemmingsplan geregeld om er voor te zorgen, dat de kavels in overeenstemming met de bestemming en de daarbij behorende geluidsruimte gebruikt kunnen worden. Het bestemmingsplan bepaalt dan de mate waarin de geluidsruimte op het industrieterrein gebruikt mag worden. Hiermee wordt ook voorkomen dat de geluidsruimte, die bestemd is voor nog lege kavels of voor de bestaande bedrijven, wordt opgevuld door reeds aanwezige bedrijven, zodat voor het nog uit te geven kavel of voor de ontwikkeling van de bestaande bedrijven in de toekomst geen geluidsruimte meer beschikbaar is.

Door de actualisering van de geluidzone rond het bedrijventerrein Bargermeer in combinatie met de vaststelling van een geluidverdeelplan blijft vergunningverlening binnen de bestaande geluidsruimte op het industrieterrein mogelijk. Dit biedt de basis om na invoering van de omgevingswet de beheersing van industrielawaai zorgvuldig in te passen in het omgevingsplan. Ook kan hiermee het dienstverleningsniveau van de gemeente richting de bedrijven op Bargermeer en de omwonenden te verbeteren.

Bij het verlenen van een vergunning en verwerken van meldingen voor bedrijven die zich op het bedrijventerrein wensen te vestigen, wordt aan de geluidzone getoetst zodat de maximale belasting niet wordt overschreden. Op deze manier wordt overlast bij de omliggende woningen voorkomen. Daarmee wordt gebruikt gemaakt van het systeem van zonebeheer (verdeling van geluidsruimte). Het systeem zorg voor goed beheer van geluidsruimte, waardoor de bestaande rechten en ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande en nieuwe bedrijven worden veilig gesteld.

3.2.5 Ecologie     

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag geen significante gevolgen hebben voor een beschermd gebied of een beschermde soort. Het beheersgebied is getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening. Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het beheersgebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) valt. Ook zijn er in het beheersgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of EHS-gebieden.

Omdat in het plangebied alleen de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - geluidzonebeheer' wordt opgenomen en in het plangebied geen werkzaamheden plaatsvinden, is uitsluitend ingegaan op gebiedsbescherming en daarmee, indirect, op de bescherming van de in het beschermde gebied voorkomende of in potentie voorkomende soorten. Voor het beheersgebied kan worden gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Het is en blijft in gebruik als industrie- en bedrijventerrein. Wat betreft het omgevingsaspect ecologie zijn er daarom geen veranderingen of belemmeringen te verwachten. Een plantoets is niet nodig, er zal geen wijziging plaatsvinden in het kader van stikstofdepositie.

3.3 Overige haalbaarheidsaspecten     

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van functies die gevoelig zijn vanuit verkeerslawaai, geur, luchtkwaliteit, externe veiligheid of andere milieuaspecten. Ook voorziet dit bestemmingsplan niet in functies die hinder met zich mee kunnen brengen voor gevoelige functies. Verder spelen de aspecten bodem, water, cultuurhistorie, archeologie en verkeer/parkeren geen rol bij deze thematische herziening. De thematische herziening is dan ook niet aan voornoemde haalbaarheidsaspecten getoetst.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken     

4.1 Akoestisch onderzoek     

Er een akoestisch onderzoek industriegeluid uitgevoerd. Deze is toegevoegd als Bijlage 4 Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer. Dit rapport beschrijft het uitgevoerde onderzoek en de uitgangspunten van het rekenmodel waarmee de daadwerkelijke en geactualiseerde geluidbelasting op omliggende woningen en de benodigde grootte van de geluidzone is vastgesteld. In dit Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder, is het industriegeluidmodel beschreven en is ook de benodigde geluidruimte voor het industrieterrein aangegeven. De ruimte tussen de nieuwe 50 dB(A)-contour en de grens van het bedrijventerrein vormen, aansluitend op de bestaande contour, de nieuwe geluidzone. Deze contour valt buiten het plangebied van deze verordening. De de wijziging van de 50 dB(A)-contour en de nieuwe geluidzone is weergegeven in het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer (dossiernummer NL.IMRO.0114.2021046-), als vastgesteld op @.

4.2 Uitgangspunten geluidverdeelplan     

De gemeente heeft al sinds lange tijd in samenwerking met de provincie een akoestisch model van het industrieterrein opgebouwd. In dat model zijn de gebouwen en geluidsbronnen van de industrie opgenomen en de toetspunten op maatgevende woningen in de zone en op de 50 dB(A) zonegrens. Basis daarvoor was het model bij de geluidsanering in 1997. In 2005 is de modelvorming van het GETEC geactualiseerd en zijn afzonderlijke geluidsmodellen samengevoegd. In 2010 is ook het overige terrein geheel geactualiseerd: alle vergunningen en meldingen zijn verwerkt op basis van het gemeentelijk milieuarchief. Ook is daarbij een invulling gegeven aan lege kavels en onbenutte geluidruimte op bedrijfskavels. Ook zijn sindsdien in opdracht van gemeente alle Wabo-milieuvergunningen en Abm-meldingen getoetst aan de Wgh grenswaarden en in het model verwerkt. Van vrijwel alle bedrijven op het GETEC-park is de geluidproductie gebaseerd op een akoestisch onderzoek. Sinds 2010 is bij het actualiseren van vergunningen nagegaan welke installaties niet meer in werking zijn. De bij die geluidsbronnen behorende geluidruimte is vervolgens niet meer in de vergunningen opgenomen. Ook de toekomstbronnen die voorheen waren opgenomen voor mogelijke toekomstige uitbreidingen op het GETEC-terrein zijn komen te vervallen. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt namelijk dat de nu gehanteerde toekomstruimte adequaat zou zijn voor de destijds buiten gebruik gestelde installaties en de bedoelde toekomstbronnen, wat aantoont dat het GETEC met de nu gehanteerde geluidruimte toekomstbestendig is. De gehanteerde ruimte op het GETEC is zodanig dat de geluidbelasting van het industrieterrein aan de noord- en westzijde, waar het GETEC voor geluid van heel Bargermeer maatgevend is, met nog ongeveer 2 dB kan toenemen ten opzichte van de nu vergunde belasting.

Het is voor het functioneren van het industrieterrein nodig om voldoende geluidsruimte beschikbaar te houden voor bedrijfsuitbreidingen, bedrijfsveranderingen en nieuwvestigingen. Op het GETEC-terrein is daarbij in de geldende beheersverordening zware industrie toegestaan. Deze industrie (tot en met milieucategorie 5.1 t/m 5.3) is al sinds ca. 1950 aanwezig en gemeente en provincie willen deze industrie hier blijven behouden. Daarom wordt er voor gekozen om behalve de vergunde geluidruimte ook toekomstruimte beschikbaar te houden. Voor het terrein is daarom een adequate hoeveelheid toekomstruimte opgenomen. Op lege kavels binnen het terrein is dit een ruimte die past bij een gemiddelde nieuwe inrichting uit milieucategorie 5.2. Het grootste deel van het GETEC-park is momenteel al ingevuld met bestaande bedrijven. Hier is per m² een toekomstruimte van 50% van bovengenoemde hoeveelheid gehanteerd. Op enkele delen is de ingevulde toekomstruimte kleiner. Verwacht wordt dat de totale ruimte zodanig is dat het GETEC hiermee voor wat betreft de geluidruimte toekomstbestendig is.

Gebruikte rekenprogramma en rekenparameters

Het geluidverdeelmodel is opgebouwd in Geomilieu. De actuele versie is 2021.1, deze kan worden geupdate. De gehanteerde rekenparameters voor luchtabsorptie en dergelijke zijn conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999.

In Bijlage 4 Wet geluidhinder onderzoek Bargermeeris een beschrijving opgenomen van het akoestisch model. Dit is ook het model dat als basis is aangehouden voor het geluidverdeelmodel van het GVP Bargermeer.

Voor het GVP Bargermeer zijn de beoordelingspunten aangepast ten opzichte van het Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer. Er zijn nieuwe punten opgenomen op de voorgestelde nieuwe zonegrens en de punten ter plaatse van woningen zijn waar nodig gewijzigd. In het gebied dat binnen de zone komt te liggen zijn nieuwe beoordelingspunten toegevoegd. De punten die buiten de zone komen te liggen alsook de punten en beoordelingshoogten die niet (meer) maatgevend bleken te zijn, zijn verwijderd.

Het model bij het Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer is al voorbereid op het onderscheid tussen geluidbudget- en kavelreservebronnen in het geluidverdeelmodel.

 

Beoordelingspunten

In het model zijn beoordelingspunten (toetspunten) opgenomen ter plaatse van maatgevende woningen, veelal ter plaatse van de eerstelijns bebouwing, maar soms ook daarachter en op de 50 dB(A) zonegrens. De beoordelingshoogte is overeenkomstig de op grond het bestemmingsplan toegelaten bouwhoogte: hieruit resulteert voor de meeste woningen een beoordelingshoogte van 5 m en voor bungalows van 1.5 m. Meestal geldt: hoe groter de hoogte, hoe hoger de geluidbelasting. Ter plaatse van flats is de hoogste werkelijke hoogte (bovenste verdieping) opgenomen.

Uitgangspunt invulling Bargermeer in geluidverdeelplan

Het uitgangspunt voor het GVP is om zo goed mogelijk aan te sluiten bij:

  • de vergunde geluidproductie van de bestaande bedrijven (gebieden waarin bedrijven zijn gevestigd die nu al veel ruimte vergund hebben, krijgen meer geluidruimte toebedeeld);
  • de verwachte geluidproductie van uitbreiding van bestaande en vestiging van toekomstige bedrijven;
  • de geluidruimte die beschikbaar is binnen de bestaande grenswaarden.

Mede door te zorgen voor een efficiënte en optimale geluidruimteverdeling, wordt bevorderd dat er voldoende geluidruimte beschikbaar blijft voor bedrijven die dat nodig hebben. Een dergelijke efficiënte en optimale geluid-ruimteverdeling wordt verkregen door:

  • de geluidbudgetten zo over de kavels te verdelen, dat deze de ruimte binnen de Wgh grenswaarden optimaal benutten;
  • te zorgen voor flexibiliteit door het creëren van reserveruimte.

Het GVP Bargermeer gaat uit van de geluidruimte die beschikbaar is binnen de Wgh grenswaarden zoals zij op dit moment gelden dan wel via het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer en het daarbij behorende hogere waardenbesluit worden vastgesteld. Zoals aangegeven, wordt met dat plan de zone gewijzigd en worden voor een aantal woningen de grenswaarden op woningen gewijzigd. Via het begrip "reserve" is vastgelegd welke afwijkende waarden voor de nachtperiode worden gehanteerd in de richting/omgeving van de schoolgebouwen aan de Van Schaikweg 94 en 98 (beoordelingspunten W290, W291 en W292).

Gehanteerde reservebronnen

De reserve is ruimtelijk verdeeld door op alle geluidkavels naast de standaard geluidbudgetbronnen en vergund grotere geluidbudgetbronnen rekening te houden met een deel van de reserve. Deze kavelreserve is het verschil tussen het standaard geluidbudget en de basisgeluidruimte uit het Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer. De standaard geluidbudgetten, de kavelreserves en de basisgeluidruimten zijn per gebied aangegeven in Bijlage 1 Geluidverdeelplan. De bronkenmerken van de reservebronnen zijn gelijk aan die van de standaard geluidbudgetbronnen. De bedrijfsgegevens per geluidkavel zijn aangegeven in bijlage 9 van het GVP. Wanneer de vergunde ruimte op een geluidkavel groter is dan het standaard geluidbudget, is de kavelreservebron navenant kleiner. Is de vergunde ruimte groter dan de basisgeluidruimte, dan is de kavelreservebron nihil.

4.3 Verdeling en beheer van geluidsruimte     

Voor het bedrijventerrein is op basis van een aantal randvoorwaarden een akoestische indeling gemaakt. Dit is gedaan met de uitgangspunten dat het bedrijventerrein gebruikt moet kunnen worden voor de huidige en toekomstige bedrijven en dat de geluidsgevoelige bestemmingen in de omgeving van het industrieterrein de nodige bescherming krijgen. De geluidbelasting op de toetspunten op de zone mag niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Aan elk perceel op Bargermeer is een geluidbudget toegekend, de voor het perceel minimaal beschikbare geluidruimte. De verdeling en het beheer van de geluidsruimte wordt in dit bestemmingsplan vastgesteld door het geluidverdeelplan als beleidsregel te koppelen. De gekozen indeling van de geluidsruimte voor de bedrijven is getoetst aan het geluid dat de nu al op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven veroorzaken. Voor de kavels is de geluidsreservering toegepast. De verkaveling van het bedrijventerrein is weergegeven als bijlage van het Geluidverdeelplan.

Die geluidsverkaveling is als ruimtelijk relevante regeling als beleidsregel gekoppeld aan deze verordening en in dit bestemmingsplan uitgewerkt in een aparte gebiedsaanduiding: 'Milieuzone - geluidzonebeheer'. Bij de invulling van de kavels zal dan nadrukkelijk moeten worden gekeken naar de optredende geluidsbelastingen. Verwezen wordt naar Bijlage 1 Geluidverdeelplan en Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart.

De 50 dB(A)- contour die hoort bij de akoestische verkaveling en de ligging van de geluidszone is in Bijlage 4 Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer weergegeven en het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer, dossiernummer NL.IMRO.0114.2021046-), als vastgesteld op @.

4.3.1 Beoordelingspunten, berekening emissiekengetal en toetsingsmarge     

In het Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer is een beschrijving opgenomen van het akoestisch model. Dit is ook het model dat als basis is aangehouden voor het geluidverdeelplan. Dat model is al voorbereid op het onderscheid tussen kavelbudget- en kavelreservebronnen.

Voor de vaststelling van het GVP Bargermeer zijn ten opzichte van het Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer nieuwe punten op de zonegrens gekozen. Ook toetspunten op woningen zijn gewijzigd: de punten die buiten de zone kwamen te vallen zijn verwijderd, punten of beoordelingshoogten die niet (meer) maatgevend bleken te zijn verwijderd, bij de vergrote zonegrens aan de zuidzijde zijn punten toegevoegd en de grenswaarde van een aantal punten is gewijzigd in de vast te stellen hogere waarde.

De beoordelingspunten liggen vast in het geluidverdeelmodel en zijn gespecificeerd in bijlage 11 blad 1-4 van het Bijlage 1 Geluidverdeelplan. De ligging van de beoordelingspunten van het GVP Bargermeer is weergegeven in bijlage 6. De manier waarop het emissiekengetal van de vergunde geluidruimte wordt berekend, is beschreven in bijlage 8 van het geluidverdeelplan.

Wijze van toetsing

De toetsingsmarge is voor kavelgeluid afhankelijk van de grootte van de geluidkavel.

1. De gebruikte geluidruimte mag op enig beoordelingspunt niet groter zijn dan (de immissiewaarde resulterend uit) het gebruikt geluidbudget.

2. Er wordt naar gestreefd dat de gebruikte geluidruimte op een aan het gebruikt geluidoppervlak toegevoegd deel waarop géén vergund groter geluidbudget aanwezig is, niet groter is dan (de immissiewaarde resulterend uit) het standaard geluidbudget behorend tot dat toegevoegd deel.

3. De reserve mag op enig beoordelingspunt niet kleiner zijn dan de actuele reserve.

4. Het gestelde in lid 1 t/m 3 geldt afzonderlijk voor de dag-, avond- en nachtperiode (conform de periode-indeling van de Wet geluidhinder).

5. Bij toepassing van lid 1 t/m 3 wordt de toetsingsmarge gehanteerd, met dien verstande dat het geluidbudget met deze marge wordt verhoogd en de actuele reserve met deze marge wordt verlaagd.

Toetsingen worden uitgevoerd op alle in de beleidsregel gespecificeerde beoordelingspunten. In uitzonderlijke gevallen kunnen voor een individuele toetsing nog beoordelingspunten worden toegevoegd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een mutatie gelegen op zeer korte afstand op woningen, waarbij een significante toename van de geluidbelasting ontstaat op woningen gelegen tussen twee beoordelingspunten.

4.3.2 Toetsingsprocedure     

1. Een bedrijf doet bij het bevoegd gezag een aanvraag om een vergunning. In de aanvraag is een geluidrapport opgenomen. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag bij de zonebeheerder een pré-toets aanvragen.

2. Een bedrijf vraagt vooraf bij de zonebeheerder een knip van het geluidverdeelmodel op, waarmee het geluidrapport wordt opgesteld. De zonebeheerder verstrekt het geluidbudget, de spelregels voor het gebruik van het geluidverdeelmodel en de specifieke eisen die ten behoeve van de toetsing aan het GVP aan de aanvraag en het geluidrapport worden gesteld. Ten minste worden in de aanvraag aangegeven: het gebruikt geluidoppervlak, de gebruikte geluidruimte en de toetsing aan het gebruikt geluidbudget.

3. Het bevoegd gezag omgevingsvergunning toetst de inhoud van het geluidrapport aan de algemene vereisten voor een geluidrapport, of de beste beschikbare technieken zijn toegepast en verifieert of de inhoud in overeenstemming is met de overige delen van de aanvraag.

4. Het bevoegd gezag omgevingsvergunning stuurt het geluidrapport vergezeld van zijn beoordeling van het rapport en de BBT toets voor een toets aan het GVP naar de zonebeheerder.

5. De zonebeheerder toetst het rapport aan de Wgh grenswaarden en aan de regels van het GVP.

6. Indien de gebruikte geluidruimte voldoet aan de gebruiksregels van het GVP, zendt de zonebeheerder de toetsrapportage naar het bevoegd gezag en naar het bevoegd gezag omgevingsvergunning. Dit geldt dan als advies van het bevoegd gezag aan het bevoegd gezag omgevingsvergunning.

7. Indien de gebruikte geluidruimte niet voldoet aan de gebruiksregels van het GVP maar een afwijking daarvan nodig is:

a. ontvangt het bedrijf eerst gelegenheid het geluidrapport aan te passen;

b. zendt de zonebeheerder zijn toetsrapportage naar het bevoegd gezag;

c. zendt het bevoegd gezag haar advies naar het bevoegd gezag omgevingsvergunning.

8. Het gestelde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het afhandelen van een melding en het stellen van maatwerkvoorschriften.

4.3.3 Geluidkavel     

Op elke geluidkavel is een standaard geluidbudget gelegd. Samen omvatten de geluidkavels het totale oppervlak met een standaard geluidbudget binnen het GVP Bargermeer.

De kern van de definitie is dat de geluidkavel het oppervlak voor de activiteiten omvat.

De grenzen van een geluidkavel kúnnen overeenkomen met een kadastrale kavel of met de grens van een (actuele) inrichting, maar dat is niet noodzakelijk: een geluidkavel kan ook een déél daarvan zijn of worden gevormd door meerdere ervan of een geheel andere begrenzing hebben.

De geluidkavels van de bestaande bedrijven sluiten bij het in werking treden van het plan in de meeste gevallen aan bij het kadastrale oppervlak. In enkele gevallen zal dat groter kunnen kan zijn dan het voor de activiteiten gebruikte oppervlak. Het geluidoppervlak kan als gevolg van een mutatie kleiner worden. In die gevallen zal op het overige perceelgedeelte een standaard geluidbudget worden gelegd, waarvoor de ruimte uit de reserve zal worden gehaald.

Geluidkavels liggen vast. Een bedrijf kan in de praktijk voor zijn activiteiten gebruik maken van precies één hele geluidkavel, maar ook van een deel daarvan of van meerdere geluidkavels.

Met de activiteiten wordt bedoeld de activiteiten conform de vergunning of melding. Het betreft naast de hoofd- ook de secundaire activiteiten van de inrichting. Bedoeld wordt ook het oppervlak van de wegen en parkeerterreinen op het bedrijfsterrein, maar het terrein voor tijdelijke zaken als bouwketen, bouwopslagen en tijdelijke wegen en parkeerterreinen niet.

Het gebruikt kaveloppervlak wordt begrensd door een lijn rondom de activiteiten. Vaak zal de indeling van het terrein volgens de tekening bij de aanvraag als uitgangspunt kunnen gelden voor het gebruikt kaveloppervlak. Kleine nog niet met activiteiten ingevulde stukjes binnen deze lijn maken deel uit van het gebruikt kaveloppervlak. Voorkomen moet worden dat het gebruikt kaveloppervlak er uitziet als een gatenkaas en de minste of geringste inbreiding leidt tot een verandering van het gebruikt kaveloppervlak.

Soms zijn binnen het gebruikt kaveloppervlak groei, toekomstige ontwikkelingen, vergroting van de productiecapaciteit mogelijk of misschien worden die op moment van de aanvraag al verwacht. Voor zover die kunnen leiden tot een toename van de geluidproductie, kan dat aanleiding zijn om een overeenkomstig kleiner gebruikt kaveloppervlak aan te (moeten) houden. Het gebruikt kaveloppervlak lijkt dan dus kleiner dan uit een terreintekening zou worden afgeleid. In het GVP Bargermeer wordt er immers naar gestreefd om voor de geluidproductie bij de uiteindelijke volledige invulling van het gebruikt kaveloppervlak zoveel mogelijk binnen het gebruikt geluidbudget te realiseren.

4.3.4 Geluidbudgetten     

Het standaard geluidbudget is een geluidemissie van een standaard geluidbron volgens vaste kenmerken zoals bronhoogte en geluidspectrum gelijkmatig verdeeld over het oppervlak van de geluidkavel. Het is evenredig met de grootte van de kavel en wordt daarom uitgedrukt in een geluidsvermogenniveau LW in dB(A)/m².

Alleen voor de geluidkavels van het GETEC Park waarop zich bij het in werking treden van het plan een bedrijf bevindt, is het standaard geluidbudget op een andere manier opgebouwd, namelijk door middel van bronnen en reflecterende en afschermende objecten, dus op de manier waarop ook een vergund groter geluidbudget is opgebouwd.

De geluidkavels en het daaraan toegekende standaard geluidbudget zijn opgenomen in Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart. Zij zijn daarmee geborgd binnen het plan.

Een vergund groter geluidbudget wordt gevormd door de aanwezige of toekomstige geluidsbronnen en reflecterende en afschermende bebouwing binnen de geluidkavel. Dit vergund groter geluidbudget kan dus in elke richting verschillend van grootte zijn. Van een vergund groter geluidbudget kan sprake zijn in één of meer etmaalperioden.

Van een vergund groter geluidbudget op het moment van het in werking treden van het plan kan enkel sprake zijn op basis van geluidvoorschriften in een omgevingsvergunning dan wel maatwerkvoorschriften. Als de geluidruimte op grond van de standaard geluidvoorschriften van het Abm groter is dan het standaard geluidbudget, dan wordt dit wordt in het kader van het GVP Bargermeer niet beschouwd als een vergund groter geluidbudget. Dit is in overeenstemming met de specifieke gebruiksregels van het plan.

Het gebruikt geluidbudget is het geluidbudget dat behoort tot het gebruikt kaveloppervlak. Als het gebruikt kaveloppervlak niet precies gelijk is aan een geluidkavel, wordt het gebruikt geluidbudget gevormd door een deel of een optelsom van de budgetten van de geluidkavels. Dit heeft als consequentie dat ook het uitsluitend veranderen van het gebruikt kaveloppervlak een te toetsen mutatie is in de zin van dit GVP Bargermeer.

Met het oog op verkleining of vergroting van het gebruikt kaveloppervlak, splitsing of samenvoeging van activiteiten of inrichtingen zijn regels opgenomen over de verdeling van het gebruikt geluidbudget. Bij splitsing dient op elk zelfstandig deel van de geluidkavel dan wel van de gebruikte geluidkavel ten minste het standaard geluidbudget te blijven liggen.

4.3.5 Reserve     

Bij de beoordeling van de vraag of op enig moment een grotere ruimte kan worden vergund, speelt de reserve een belangrijke rol. Uit de begripsomschrijving volgt dat hiervoor rekening wordt gehouden met alle standaard geluidbudgetten en de vergund grotere geluidbudgetten op de overige kavels. Op deze manier wordt geborgd dat altijd ten minste deze budgetten op de overige kavels beschikbaar blijven voor toekomstige activiteiten. Het is duidelijk dat de reserve van beoordelingspunt tot beoordelingspunt en in de tijd kan variëren.

De geluidsbelasting in de richting/omgeving van de schoolgebouwen aan de Van Schaikweg 94 en 98 (punten W290, W291 en W292) wordt in de nachtperiode wettelijk niet begrensd. Dat kan tot ongewenste effecten leiden, bijvoorbeeld bij het toestaan van een grotere geluidruimte uit de reserve. In afwijking van de Wet geluidhindergrenswaarde hanteert het GVP Bargermeer daarom de volgende grenswaarde voor het LAeq voor de nachtperiode: op beoordelingspunt W290: 49 dB(A) en op de beoordelingspunten W291 en W292: 47 dB(A).

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting en uitvoerbaarheid     

5.1 Juridische toelichting     

Thematische herziening

Dit Facetbestemmingsplan is een thematische herziening van de beheersverordening “Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein”, vastgesteld 4 juli 2013 en heeft geen betrekking op andere plannen, verordeningen en regelingen binnen het plangebied.

De thematische herziening heeft uitsluitend betrekking op de verdeling van de geluidsruimte binnen de grenzen van het gezoneerde industrieterrein. De herziening is thematisch, omdat er voor een specifiek onderwerp een regeling wordt vervangen dan wel wordt aangevuld met een beleidsregel en voor het overige de beheersverordening in stand blijft. De herziening is dus niet rechtstreeks verwerkt in de beheersverordening “Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein”. Ten aanzien van het onderwerp dat een thematische bestemmingsplan regelt, in dit geval de geluidsverdeling, komen de regels ten aanzien van dat onderwerp in de onderliggende beheersverordening te vervallen. Dit op grond van de algemene rechtsregel, dat een latere wet boven een eerdere wet gaat.

5.1.1 Juridische regeling     

In de beheersverordening is de bestaande situatie verbeeld door middel van het besluitvlak 'bestaand'. Hiermee is de bestaande situatie vastgelegd. De feitelijk aanwezige bebouwing en het feitelijk aanwezige gebruik vallen hieronder. Maar ook de nog onbebouwde gronden vallen onder de bestaande situatie. Dit betekent dat de gronden bebouwd mogen worden conform de regels van de huidige beheersverordening “Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein” (NL.IMRO.0114.2013005-0701), zoals vastgesteld in 2013.

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een besluitgebied. Het begrip "bestaand" is gedefinieerd in de begripsbepalingen van de regels en de bestaande functies zijn overgenomen in besluitsubvlakken. De beheersverordening maakt onderscheid in bouwregels en gebruiksregels. Hierbij is aangesloten op de planologische mogelijkheden van de eerder geldende bestemmingsplannen in dit gebied (van voor 2013).

Gezoneerd Industrieterrein

De kavels behorende bij het bedrijventerrein zijn door dit facetplan aangewezen met de aanduiding 'Milieuzone - geluidzonebeheer'. Deze gronden vormen het gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Deze gronden zijn mede bedoeld voor het veiligstellen van de totale beschikbare geluidsruimte op het industrieterrein, op de van toepassing zijnde milieucategorieën afgestemde verdeling van de geluidsruimte over de kavels door uitvoering te geven aan het geluidverdeelplan, het garanderen, het beheer door de gemeente van een algemene geluidsruimte, dat niet betrokken is bij de verdeling over de kavels en een efficiënt gebruik van de totale beschikbare geluidsruimte. Deze geluidsruimte is per kavel in de vorm van maximale geluidsimmissiewaarden voor de dag-, avond- en nachtperiode op de toetspunten van de geluidszone en de woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld aangegeven. Bij de invulling van de kavels is gekeken naar de optredende geluidsbelastingen. De 50 dB(A)- contour die hoort bij de akoestische verkaveling en de ligging van de geluidszone is in Bijlage 4 Wet geluidhinder onderzoek Bargermeer en het bijbehorende Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer (dossiernummer NL.IMRO.0114.2021046-, als vastgesteld op @) weergegeven. Voor het overige blijft het bepaalde in de voorschriften en op de verbeeldingen van de beheersverordening “Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein”, vastgesteld 4 juli 2013 van kracht.

Procedure

Het bestemmingsplan wordt als ontwerp 6 weken ter inzage gelegd. Binnen de termijn van 6 weken kan een ieder schriftelijk of mondeling zijn zienswijze(n) bij de gemeenteraad kenbaar maken. Het concept-ontwerp van dit bestemmingsplan is ter vooroverleg aangeboden aan de ketenpartners, erkende overlegpartners en de bedrijven op het bedrijventerrein, het resultaat van dit vooroverleg is opgenomen in paragraaf 5.2.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid.

5.1.2 Inventarisatie     

Voor nieuwe en bestaande percelen is de bronsterkte bepaald. In het navolgende wordt beschreven op welke wijze de bronsterkte van bestaande percelen is bepaald. De onbebouwde gedeelten van het industrieterrein zijn ingevuld met toekomst (geluids)bronnen om geluidsruimte te reserveren voor nieuwe inrichtingen die daar gevestigd kunnen worden conform de bestaande bestemming.

Toekomstbronnen hebben steeds betrekking op vrijstralende geluidsbronnen op een hoogte van 5 m met het standaard industrielawaaispectrum. De beheersverordening Bargermeer voorziet in een indeling in bedrijfscategorieën volgens de VNG uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 1999. Hierin worden bedrijven beoordeeld op basis van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Voor ieder aspect wordt per type bedrijf een minimale afstand tot woonbebouwing aangegeven. De hoogste vereiste afstand is bepalend voor de bedrijfscategorie.

De volgende akoestische invulling is gehanteerd:

  • Categorie 1: 50 dB(A) (etmaalwaarde) per m2;
  • Categorie 2: 55 dB(A) (etmaalwaarde) per m2;
  • Categorie 3: 60 dB(A) (etmaalwaarde) per m2;
  • Categorie 4: 65 dB(A) (etmaalwaarde) per m2.

Per kavel is aan de hand van het oppervlak de bronsterkte van de bijbehorende toekomstbron bepaald. De geluidsuitstraling van de bestaande inrichtingen is gemodelleerd op basis van de vergunde situatie. Waar mogelijk is gebruikgemaakt van onderliggende vergunningsonderzoeken. Een aantal inrichtingen is relevant geacht voor de geluidsuitstraling van het industrieterrein terwijl geen vergunningsonderzoek beschikbaar is.

Van deze inrichtingen zijn de bekende bedrijfsactiviteiten bij de bedrijven geverifieerd en geactualiseerd. Hiertoe zijn geen geluidsmetingen verricht. Geluidsvermogensniveaus voor nieuwe of gewijzigde geluidsbronnen zijn afkomstig uit de geluidsbibliotheek van het NAA.

Inrichtingen waarvan geen passend rekenmodel beschikbaar is, worden gemodelleerd op basis van vigerende vergunningen. Voor dergelijke bedrijven is een vervangend geluidsniveauvermogen vastgesteld op basis van de vergunde geluidsniveaus en de bijbehorende plaatsbepaling. Hiervoor is het standaard industrielawaaispectrum aangehouden.

Voor inrichtingen die buiten bedrijf zijn en inrichtingen die meldingsplichtig zijn, zijn vervangende geluidsvermogensniveaus vastgesteld op basis van de onderliggende milieucategorisering volgens het bestemmingsplan. Indien voor vervangende geluidsbronnen geen bronhoogte uit de situatie kan worden afgeleid, is deze bepaald op twee derde van de bebouwingshoogte. Met de vastgestelde bronsterkten en de terreingegevens is een rekenmodel opgesteld. Met dit rekenmodel is de geluidsoverdracht van het industrieterrein naar de omgeving berekend.

Het kavelbudget voor elke kavel ligt vast in het geluidverdeelmodel behorend tot dit geluidverdeelplan, opgebouwd in Geomilieu. Het kavelbudget bestaat voor een nog in te vullen kavel uit een emissiebron per m². Voor een bedrijfskavel bestaat het uit een combinatie van geluidsbronnen, gebouwen, schermen, bodem- en dempingsgebieden en/of een emissiebron per m². De vergunde grotere geluidruimte bij het in werking treden van dit plan ligt voor de betreffende kavels vast in het geluidverdeelmodel.

De kavelreserve ligt voor elke kavel vast in het geluidverdeelmodel. Mutaties worden in dit geluidverdeelplan bijgehouden. Elk kavelbudget, elke grotere vergunde geluidruimte en kavelreserve resulteert op enig moment in een immissiewaarde op de beoordelingspunten.

5.1.3 Beleidsregels Geluidverdeelplan Bargermeer     

In hoofdstuk 2 van Bijlage 1 Geluidverdeelplan Bargermeer zijn de beleidsregels opgenomen, deze zijn ook als zodanig verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 van het Geluidverdeelplan is een algemene toelichting gegeven op deze beleidsregels. In hoofdstuk 4 volgt een artikelsgewijze toelichting op deze beleidsregels. In Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart worden de geluidbudgetten per kavel weergegeven.

5.2 Uitvoerbaarheid     

5.2.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Dit bestemmingsplan voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit de geldende beheersverordening wordt voortgezet. Het plan is in vooroverleg voorgelegd aan de RUD, VRD, Provincie Drenthe, de omliggende EOP's (Angelslo, Bargeres, Bargermeer/Meerveld, Centrum Emmen, Nieuw Dordrecht, Oranjedorp, Zuidbarge, Barger-Oosterveld en Noordbarge) en Ondernemend Emmen.

Zowel de provincie als de VRD gaven aan geen opmerkingen te hebben over het concept-ontwerp. De RUD onderschrijft dat in het geluidzoneringsonderzoek is nagegaan waar de (vergunde) geluidruimte van bedrijven en kavels kan worden beperkt. De RUD onderkent ook dat uit het onderzoek blijkt dat hiermee niet alle knelpunten worden opgelost; dit zou de aanwezige en gewenste bedrijvigheid op Bargermeer onmogelijk maken. Voor een aantal woningen zal daarom een hogere waarde voor de geluidbelasting van het industrieterrein moeten worden vastgesteld en moet de zone aan de zuidzijde worden vergroot. Daarentegen kan de zone aan de noordzijde enigszins worden verkleind. De RUD adviseert in de toelichting alleen de aanleiding, het doel en de conclusie te vermelden, en voor de inhoud (uitgangspunten en uitkomsten) naar de betreffende onderzoeken te verwijzen. Hiermee wordt voorkomen dat er door andere bewoording verschillen in interpretatie ontstaan.

Vanaf @datum@ heeft het ontwerp van het bestemmingsplan voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn @wel/geen zienswijzen binnengekomen. De beantwoording is opgenomen in het raadsvoorstel tot vaststelling van dit facetbestemmingsplan.

5.2.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid     

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten van een planologisch ontwikkeling door middel van een exploitatieplan of met een exploitatieovereenkomst. Het is echter niet mogelijk een exploitatieplan te koppelen aan dit facetplan. Aangezien de beheersverordening het bestaande gebruik regelt, zijn aan de uitvoering hiervan ook geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Bovendien biedt dit facetplan geen mogelijkheid voor nieuwe bouwplannen. Kostenverhaal is alleen bij nieuwe voor bouwplannen mogelijk. Om deze reden is ook het weergeven van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen niet relevant.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 Bestaand gebruik     

het gebruik of mogelijk gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van inwerkingtreding van de of bestemmingsplan voor zover dat niet strijdig is met de op dat moment geldend planologisch besluit;

1.4 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.5 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.6 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.7 Geluidkavel     

het grondgebied (waaronder bouwpercelen en spoorwegemplacementen) dat in Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart is aangeduid met een standaard geluidbudget;

1.8 Gezoneerd industrieterrein:     

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

1.9 Plan     

het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer met identificatienummer NL.IMRO.0114.2023035-B501 van de gemeente Emmen;

1.10 Reserve     

De geluidruimte die beschikbaar is voor toedeling aan geluidkavels middels een omgevingsvergunning voor een grotere geluidsruimte op een geluidkavel.

1.11 Standaard geluidbudget     

de geluidemissiewaarden in dB(A)/m2 voor de dag-, avond- en nachtperiode, die aan een geluidkavel zijn toegekend op basis van het geluidverdeelmodel zoals opgenomen in Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Deze regels en het Bijlage 1 Geluidverdeelplan met Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart zijn een aanvulling op de geldende planologische regels die gelden voor het bedrijventerrein Bargermeer. Voor zover er regels uit dit plan niet overeenstemmen met de regels uit de regels van oudere planologische regels hebben de regels uit dit facetbestemmingsplan voorrang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 2 Algemene aanduidingsregels     

2.1 Milieuzone - geluidzonebeheer     

2.1.1 Algemeen     

De met 'Milieuzone - geluidzonebeheer' aangeduide gronden geven het gebied (gronden en water) aan die behoren tot het gezoneerde industrieterrein, met dien verstande dat openbare wegen, openbare spoorwegen en openbare vaar-/waterwegen niet, en spoorwegemplacementen wel bij het gezoneerde industrieterrein behoren.

De met 'Milieuzone - geluidzonebeheer' aangeduide gronden zijn tevens bedoeld voor:

  1. het veiligstellen van de totale beschikbare geluidsruimte binnen de geluidszone rond het gezoneerde industrieterrein;
  2. het bevorderen van een efficiënt gebruik van de totale beschikbare geluidsruimte van het gezoneerde industrieterrein.
2.1.2 Specifieke gebruiksregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geluidzonebeheer' gelden de volgende regels:

  1. De in Bijlage 2 Standaard geluidbudgettenkaart voor de dag-, avond- en nachtperiode mogen niet worden overschreden, met dien verstande dat dit wel mag worden overschreden indien op basis van een omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift een grotere geluidsruimte is toegestaan. Ter plaatse waar op de verbeelding geen standaard geluidbudget is opgenomen is het geluidbudget nihil.
  2. het is verboden gronden en gebouwen in gebruik te hebben zonder te beschikken over een akoestische rapportage waaruit de gebruikte geluidsruimte blijkt, voor:
    1. bedrijven, opslagen en installaties waarvoor volgens de Editie Bedrijven en milieuzonering 2009 van de VNG een standaardafstand voor het aspect geluid geldt van 100 m of meer, dan wel;
    2. bedrijven, opslagen of installaties die liggen op een afstand tot een geluidsgevoelige bestemming kleiner dan de standaardafstand in meters voor het aspect geluid, zoals genoemd in de Editie Bedrijven en milieuzonering 2009 van de VNG;
    3. bedrijven, opslagen en installaties die niet zijn genoemd in de Editie Bedrijven en milieuzonering 2009 van de VNG maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen aan deze bedrijven.

Het bepaalde onder b is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden.

2.1.3 Afwijken van de gebruiksregels     
  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 2.1.2 sub a teneinde voor een activiteit een grotere geluidsruimte dan het standaard geluidbudget toe te staan.
  2. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als:

    - uit onderzoek is gebleken dat de reserve niet onevenredig wordt aangetast, en;

    - in de aanvraag voor de omgevingsvergunning is aangetoond dat de extra geluidruimte nodig is ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken en eventuele extra maatregelen.
  3. Het bevoegd gezag beoordeelt de onder b gestelde eisen op basis de beleidsregels die zijn opgenomen in het Bijlage 1 Geluidverdeelplan (beleidsregel). Deze beleidsregels kunnen bij besluit van burgemeester en wethouders op basis van nieuwe inzichten als nieuwe beleidsregel worden vastgesteld.
  4. Bij de omgevingsvergunning wordt aangegeven met welke waarden het standaard geluidbudget wordt overschreden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 3 Overgangsrecht     

3.1 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan of beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of de verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of verordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

3.2 Overgangsrecht toetsing geluidverdeelplan     

In afwijking van het bepaalde in de wijze van toetsing zoals opgenomen in Bijlage 1 Geluidverdeelplan zal het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning de grotere geluidruimte die al vergund op basis van een omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift was bij het in werking treden van deze verordening opnieuw toestaan indien in de aanvraag is aangetoond dat de grotere geluidruimte nodig is ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken.

Artikel 4 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer.