Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding tot nieuw wijzigingsplan     

Door de eigenaar van de percelen kadastraal bekend onder Gemeente Emmen Sectie G 13178, 13181 en 13182 is verzocht medewerking te verlenen aan het omzetten van de bestemming van 'Detailhandel' naar 'Wonen - Vrijstaand'. Deze percelen corresponderen met het adres Vaart ZZ 20. In het vigerende bestemmingsplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' (vastegesteld op 22 December 2011) is de locatie bestemd als 'Detailhandel' met twee functieaanduidingen: 'horeca tot en met horecacategorie 2' en 'specifieke vorm van wonen - op de eerste verdieping'. Op dit moment kan de begane grond aan de voorzijde gebruikt voor een winkel en opslagruimte. De begane grond aan de achterzijde en de 1e verdieping worden gebruikt als woning.

Met het wijziging van de bestemming van 'Detailhandel' naar 'Wonen - Vrijstaand' wordt het mogelijk gemaakt om het gehele pand te gebruiken als woning.

Diit wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 heeft als doel dat de bovengenoemde percelen behorende bij Vaart ZZ 20 bestemd worden als 'Wonen - Vrijstaand'. Het plan betreft een functiewijzigiging: het omvat geen bouw, verbouw en sloopactiviteiten.

Het wijzigingsplan heeft het planidentificatienummer: NL.IMRO.0114.2023019-W701

1.2 Ligging plangebied     

Het plangebied van het wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 is centraal gelegen in Nieuw-Amsterdam. Het wordt globaal begrensd door de Schooldijk in het westen, Vaart Zuidzijde in het noorden, de Wijkstraat in het oosten en de Valkeniersweg in het zuiden (zie figuur 1.1 en 1.2).

De omliggende percelen zijn bestemd als 'horeca tot en met. categorie 2', 'detailhandel', 'bedrijf tot en met categorie 2' en 'wonen'.

Het pand is gelegen binnen de geluidzone van de Vaart Noordzijde (aan de overzijde van het kanaal). Daarnaast is het pand gelegen binnen de invloedssfeer van de Vaart Zuidzijde, de Wijkstraat en Schooldijk. Dit zijn 30 km/uur wegen.

verplicht Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20   aangeduid met rode contourlijn.

verplicht

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied (rode contourlijn).

1.3 Huidige planologische regelingen     

Het voorliggende wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 brengt voor de de percelen kadastraal bekend onder Gemeente Emmen Sectie G 13178, 13181 en 13182 - corresponderend aan het adres: Vaart ZZ 20, Nieuw-Amsterdam - een wijziging aan omtrent de bestemming van het bestemmingsplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' dat werd vastegesteld op 22 December 2011.

In het vigerende bestemmingsplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' zijn de bovengenoemde percelen bestemd als 'Detailhandel'. Daarnaast zijn er twee functieaanduidingen van toepassing op deze locatie: 'horeca tot en met horecacategorie 2' en 'specifieke vorm van wonen - op de eerste verdieping'. Er geldt een maatvoering 'maximum bouwhoogte 8 m' en 'maximum goothoogte 3,5m'. In artikel 7 van het vigerende bestemmingsplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' staan de bestemmingsregels van de huidige bestemming beschreven.

Aangezien het de bedoeling is ter plaatse een woning, bijbehorende bouwwerken en de gronden te gebruiken voor woondoeleinden is er sprake van strijd met het geldende bestemmingsplan. Immers de geldende bestemming voorziet in het gebruiken ten behoeve van detaiilhandel waarbij de eerste verdieping dient te worden gebruikt als woning.

Het wijzigingsplan voorziet in een planologisch-juridische bestemmingswijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen-Vrijstaand'. Medewerking is mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 7.6.1 van het vigerend bestemmingsplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' (2011). Deze wijzigingsbevoegdheid is nader uitgelegd in paragraaf 1.5

Daarnaast is op het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor terreinen van hoge archeologische verwachting en bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden.

verplicht

Figuur 1.3 geeft een overzicht, niet volledig, van de oude bestemmingsplannen in het plangebied.

1.4 Opzet wijzigingsplan     

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. In de toelichting wordt een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes. Op de verbeeding worden de percelen in het plangebied aangegeven met de nieuwe bestemming. In de planregels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Hiervoor zijn de regels uit de bestemmingen 'Wonen - Vrijstaand' in het "moederplan" 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' uit 2011 van toepassing (zie artikel 37).

Dit wijzigingsplan heeft het planidentificatienummer: NL.IMRO.0114.2023019-W701

1.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Conform artikel 3.6 van de Wro is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het moederplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' (zie hoofdstuk 5.4 Toelichting op de regels in dat plan).

Burgemeester en wethouder zijn volgens artikel 7.6.1 onder a) van het bestemmingsplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' bevoegd om de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen naar de functie 'Wonen - Vrijstaand'. Hierbij dient te worden voldaan aan de gestelde criteria van artikel 23 van het bestemmingsplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord'.

De wijzigingsbevoegdheid bevat daarnaast de volgende voorwaarden:

  • De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten;
  • De woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in dienen acht genomen te worden.

Het initiatief voldoet aan de bovenstaande voorwaarden.

Het gebouw heeft al de uitstraling van een woning. Op dit moment wordt de begane grond aan de voorzijde gebruikt voor detailhandel. Op de 1e verdieping mag worden gewoond. Gezien dat het wijzigingsplan een functiewijziging betreft (c.q. het bevat geen bouw, verbouw of sloop werkzaamheden) zal het wijzigen van de bestemming geen invloed hebben op het straat- en bebouwingsbeeld.

In de structuurvisie 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord, Centrumgebied: van kwantiteit naar kwaliteit' (vastgesteld op 30 April 2015) is de Vaart ZZ 20 aangewezen voor wonen waarbij combinatie met niet-centrumfuncties mogelijk wordt geacht. Direct naast de woning komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gezien de veelheid aan functies die in het gebied naast elkaar bestaan/mogelijk zijn is dit gebied aan te merken als gemengd gebied. De bestemmingswijziging van 'Detailhandel' is passend binnen het huidige beleid. Hierop wordt verder ingegaan in hoofdstuk 2.

In dit hoofdstuk wordt ook nader ingegaan op beleid op het gebied van: wonen, welstand, parkeren en cultuurhistorie.

Uit de verrichte onderzoeken (zie paragraaf 1.6) blijkt wel dat de geluidsbelasting van wegverkeer in de huidige situatie te hoog is om een woonbestemming toe te staan. Om de bestemmingswijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen - Vrijstaand' van een adequate planologische en juridishe grondslag te voorzien is een besluit hogere grenswaarde opgenomen in dit wijzigingsplan.

Dit laatste zal verder worden toegelicht in paragraaf 4.4.4 Geluid. In Hoofdstuk 4 zal ook nader worden ingegaan op de aspecten archeologie, ecologie, milieu, externe veiligheid en water.

1.6 Overzicht verricht onderzoek     

Ter voorbereiding van het wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het wijzigingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Akoestisch onderzoek
  • Watertoets
  • Besluit hogere grenswaarde

Hoofdstuk 2 Beleid     

2.1 Gemeentelijk beleid     

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef     

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 is vooral het thema 'wonen' van belang.

Gezien de veelheid aan functies die in het plangebied naast elkaar bestaan/mogelijk zijn, is dit gebied aan te merken als gemengd gebied. Vernenging van verschillende functies zoals wonen, detailhandel, horea en bedrijvigheid wordt hier aangemoedigd.

Evenals het bestaansrecht van winkels in de dorpskernen van Emmen meer in het algemeen, staat ook het bestaansrecht van de winkel aan Vaart ZZ 20 onder druk met een bijhorend gevaar van leegstand. De eerste verdieping en achterzijde van de begane grond worden reeds gebruikt als woning. Daarnaast betreft dit wijzigingsplan een functiewijziging: er zullen geen bouw, verbouw of sloopactiviteiten plaats vinden. De karakeristieke gevel en gevellijn blijven behouden.

Op 30 April 2015 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord, Centrumgebied: van kwantiteit naar kwaliteit' vastgesteld. Op het bebouwingsplan behorende bij het plangebied is Vaart ZZ 20 aangewezen voor 'wonen; combinatie met niet-centrumfuncties mogelijk (kapper, accountantskantoor, etc.)'. Zie ook het onderstaand figuur.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de functiewijziging aan Vaart ZZ 20 van 'Detailhandel' naar 'Wonen - Vrijstaand' passend is binnen de Structuurvisie 'gemeente Emmen 2020, veelzijdige troef' en binnen de Structuurvisie 'Nieuw Amsterdam en Veenoord, Centrumgebied: van kwantiteit naar kwaliteit'.

verplicht

Figuur: Uitsnede van het Bebouwingsplan (Structuurvisie Nieuw-Amsterdam en Veenoord, 2015).

2.1.2 Woonvisie 2022-2030     

In oktober 2022 heeft de gemeenteraad van Emmen de Woonvisie 2022-2030 'BuitengeWoon Thuis in Emmen' vastgesteld. Deze visie heeft de volgende uitgangspunten:

  • de mismatch tussen vraag en aanbod in de woningvoorraad verder terugbrengen;
  • kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en de woonomgeving in de wijken en dorpen;
  • het aanbod van verschillende typen woningen binnen wijken en dorpen vergroten;
  • realistische groei van de woningvoorraad en de groei van het inwoneraantal realiseren;
  • het energiezuinig maken van de bestaande woningvoorraad.

Concreet wordt ingezet op:

  1. Het aanbieden van een grotere diversiteit aan woningen in wijken en dorpen.
  2. Herstructurering van oudere woonbuurten.
  3. Ontwikkeling van seniorgeschikte woningen en starterswoningen.
  4. Een groei van 4.000 woningen tot 2030.

Om dit te realiseren richt de woningbouwstrategie zich bij het beoordelen van nieuwe initiatieven op herstructurering, transformatie en inbreiding. Prioriteit wordt gegeven aan woningbouwplannen voor aandachtsgroepen. Woningbouwplannen dienen bij te dragen aan een gevarieerd en aantrekkelijk woonmilieu én aan een breed, duurzaam aanbod van woningen in diverse prijsklassen. Daarnaast is het van belang dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken om 'ruimtelijke kwaliteit' te waarborgen

De Woonvisie geeft voor het deelgebied De Velden (waar Nieuw-Amsterdam en Veenoord binnen valt) een toename van 570 woningen op de woningvoorraad tot 2030. Voor Nieuw-Amsterdam en Veenoord geeft de visie aan dat er ruimte is voor 300 tot 400 extra woningen tot 2030.

Het voorliggende plan betreft een particulier initiatief voor een functiewijziging van drie percelen behorende bij Vaart ZZ 20 van de bestemming 'Detailhandel' naar de bestemming Wonen-vrijstaand. Er vinden geen bouw, verbouw of sloopactiviteiten plaats. De beoogde functiewijziging zal plaatsvinden op een locatie die past binnen de gestelde maximale groei van de woningvoorraad binnen deelgebied De Velden en de dorpskern Nieuw-Amsterdam en Veenoord. Daarmee past het voorliggende wijzigingsplan binnen de woonvisie

2.1.3 Welstandsbeleid     

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet”.

De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en “kwalitatief herstel” met de samenleving.

Het bestemmingsplan (of wijzigingsplan) en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het wijzigingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.

De percelen behorende bij Vaart ZZ 20 zijn gelegen in een gebied dat is geduid als 'Welstand Hoog'. Eventuele vergunningplichtige wijzigingen aan de voorgevel van het bestaande gebouw zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld. Dit wijzigingsplan omvat echter geen bouw, verbouw of sloopactiviteiten. Daarmee is dit wijzigingsplan passend binnen het gemeentelijk welstandsbeleid.

2.1.4 Integrale parkeervisie     

In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010.

De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip “voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.

Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen is in de parkeervisie de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad. Uitgangspunt blijft in beginsel voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald.

Op het betreffende perceel is voldoende parkeergelegenheid voor één woning. Openbare parkeerplekken zijn gesitueerd aan de noordzijde van de percelen. Tevens heeft een woning een mindere verkeersaantrekkende werking dan een detailhandel, waardoor onderhevig plan zorgt voor minder parkeerdruk in de nabije omgeving.

2.1.5 Ruimtelijke- en Cultuurhistorische Waardenkaart     

De Ruimtelijke Waardenkaart (Bosch & Slabbers, 2008) belicht de aardkundige, archeologische, ecologische, hydrologische, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden, evenals de monumenten van het buitengebied van de gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de in het onderliggende waarden in de kernen ook aanbod.

Om erfgoed nog beter te verankeren in het ruimtelijke beleid voor de woon- en leefomgeving, is de Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen opgesteld. Dit is een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische waarden en bestaat uit een beleidskaart, bronnenkaart en een toelichtende rapportage. Ook is er aandacht voor immaterieel erfgoed. Aansluitend is een beleidsnota geschreven: Erfgoednota Emmen 2017-2022. De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022 zijn op 28 september 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.

De beleidskaart voor cultuurhistorie geeft de vertaling naar het beschermingsregime voor 3 categorieën erfgoed

- Monumenten (rijk, provincie en gemeente) en bomen van de gemeentelijke bomenlijst,

- Cultuurhistorisch waardevolle gebieden, wijken en (groen)structuren,

- Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en plekken.

Afhankelijk van de waarde van het monument, ensemble, of object, wordt er ingezet op:

  • bescherming (bijvoorbeeld voor aangewezen monumenten),
  • herkenbaar houden (van de waardevolle historische en ruimtelijke structuur en samenhang van een ensemble, zoals bijvoorbeeld een bebouwingslint), of
  • respecteren en 'rekening houden met' (voor objecten of afzonderlijke plekken met een cultuurhistorische waarde).

De oudste doorgaande wegen in Emmen ontstonden in het esdorpenlandschap op de stuwwal. Van daaruit liepen tevens enkele wegen het ontgonnen hoogveen in. Vanaf 1850 kwamen er ook doorgaande wegen in het hoogveenontginningslandschap.

De percelen behorende bij Vaart ZZ 20 behoren tot deze wegstructuur en het beschermingsniveau hierbij is 'herkenbaar houden'. Voor de straat en bebouwing ten zuiden van het plangebied is geen waarde opgenomen.

De functiewijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen-Vrijstaand' heeft geen invloed op de herkenbaarheid van de wegstructuur danwel de lintstructuur.

verplicht

2.2 Provinciaal beleid     

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018     

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door een aantal inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Cultuurhistorie, Archeologie en Aardkundige waarden

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. De omzetting heeft geen gevolgen voor de cultuurhistorische beleving van het lint: het plangebied is immers niet gelegen binnen een door de provincie aangewezen deelgebied. Er vinden geen ontwikkelingen plaats die het landschap, archeolgische waarden (geen waarde aangegeven) of de aardkundige waarden (generiek beschermingsniveau) beïnvloeden.

Conclusie: het wijzigingsplan voldoet aan de provinciale omgevingsvisie.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening     

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening zijn de percelen gelegen binnen het plangebied aangeduid als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. Binnen Bestaand Stedelijk Gebied ligt de verantwoordelijkheid ten aanzien van woningbouw primair bij de gemeente. De verordening geeft verder geen specifieke bepalingen voor percelen met deze aanduiding.

Conclusie: het wijzigingsplan voldoet aan de provinciale omgevingsverordening.

2.3 Rijksbeleid     

2.3.1 Ruimtelijk beleid     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.4 Conclusie     

De conclusie van de in dit wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het wijzigingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende wijzigingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is binnen het huidige provinciale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Stedenbouwkundige structuur     

3.1 Algemene planbeschrijving     

Verzocht is medewerking te verlenen aan het wijziggen van de bestemming van 'Detailhandel' naar 'Wonen - Vrijstaand' aan de percelen kadastraal bekend onder Gemeente Emmen Sectie G 13178, 13181 en 13182. Deze percelen corresponderen met het adres Vaart ZZ 20. In het vigerende bestemmingsplan 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' (2011) is het plangebied bestemd als 'Detailhandel' met twee functieaanduidingen: 'horeca tot en met horecacategorie 2' en 'specifieke vorm van wonen - op de eerste verdieping'. De begane grond kan gebruikt worden voor een winkel (of horecagelegenheid) met opslagruimte. De 1e verdieping wordt gebruikt als woning.

Middels dit wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 worden de bovengenoemde percelen behorende bij Vaart ZZ 20 bestemd als 'Wonen - Vrijstaand'. Met deze functiewijziging wordt het mogelijk gemaakt om het gehele pand, bijbehorende bouwwerken en de gronden te gebruiken voor woondoeleinden.

De maatvoering 'maximum bouwhoogte 8 m' en 'maximum goothoogte 3,5m' blijft gehandhaafd middels een functieaanduiding. Voor de regels behorende bij deze bestemming wordt verwezen naar artikel 7 van het "moederplan" 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord' (2011). Het plan omvat geen bouw, verbouw en sloopactiviteiten. Het straat- en bebouwingsbeeld blijven hetzelfde.

Het plangebied is gelegen in het centrum van Nieuw-Amsterdam en kan worden geduid als gemengd gebied. Relatieve nabijheid van verschillende activiteiten is hier passend. Ten noorden van het plangebied - aan de Vaart ZZ - bevinden zich monumentale bomen. Ook heeft het kanaal een cultuurhistorische waarde. Echter, aangezien er geen fysieke veranderingen plaats zullen vinden, zullen deze niet aangetast worden door de functiewijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen-Vrijstaand''.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken     

4.1 Archeologie en monumenten     

4.1.1 Algemeen     

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzen zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie Archeologische waarden Oppervlakte Diepte Drainage
Rijksmonument Beschermd - - Verbod
Waarde - Archeologie 1 Zeer hoge archeologische waarde 0 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 2 (zeer) (hoge) archeologische waarde 100 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 3 Middelhoge of hoge verwachting 1000 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 4 Middelhoge of hoge verwachting 1000 m2 30 cm + 10 cm Toegestaan

Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzen zijn vertaald in een dubbelbestemmingen.

Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied     

Het plangebied Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met archeologische waarde 4. In figuur 3.1 staat de locatie van het plangebied in de beleidskaart.

 verplicht

figuur 3.1: Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied gelegen in waarde - Archeologie 4: Gebieden met (middel)hoge archeologische waarden

Gebieden gecategoriseerd als waarde-3 en waarde- 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden

Voor gebieden aangeduid met Waarde - archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

Op het perceel zal niet worden gebouwd, waardoor archeologische waarden niet in het geding komen.

4.1.2.1 Archeologische monumenten     

Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten.

4.1.2.2 Cultuurhistorie     

Het plangebied is gelegen in het centrum van Nieuw-Amsterdam en kan worden geduid als gemengd gebied. Relatieve nabijheid van verschillende activiteiten is hier passend.

De percelen behorende bij Vaart ZZ 20 behoren tot de historische weg- en vaarwegenstructuur die vanaf 1850 onstonden als gvolg van de veenontginning. Het beschermingsniveau hierbij is 'herkenbaar houden'. Voor de straat en bebouwing ten zuiden van het plangebied is geen waarde opgenomen. De functiewijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen-Vrijstaand' heeft geen invloed op de herkenbaarheid van de wegstructuur danwel de lintstructuur.

De vaarweg - de Vaart - kent een cultuurhistorische waarde. Daarnaast ligt binnen 50 meter ten oosten van het plangebied een 'beeldbepalend bouwwerk'; te weten aan Vaart ZZ 26.

Echter, aangezien de functiewijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen-Vrijstaand'' niet tot fysieke veranderingen in de leefomgeving zal leiden zullen beiden zullen worden aangetast als gevolg van dit wijzigingsplan.

4.1.3 Monumenten     

Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.

Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:

  • toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
  • er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.

Het plangebied kent geen monumenten. Binnen 50 meter ten noorden van het plangebied staan wel beschermde bomen (langs de Vaart). De beoogde functiewijziging heeft geen invloed op deze bomen: dit plan bevat geen bouw, verbouw en/of sloopactiviteiten.

4.1.4 Conclusie     

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor dit wijzigingsplan een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Er is sprake van een omzetting van een bestemming betreffende bestaande bebouwing.

De dubbelbestemming 'Waarde-archeologie-4' blijft gehandhaafd.

4.2 Ecologie     

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied, het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Bargerveen' ligt op een afstand van circa 9,5 kilometer. In het kader van het voornemen is gezien het voornemen geen inzicht nodig in de te verwachten effecten van stikstof op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Er wordt verwacht, gelet op de aard en omvang van het voornemen, het wegvallen van de maatschappelijke functie en de afstand tot het dichtsbijzijnde natura 2000-gebied, dat er voor de toekomstige gebruiksfase geen sprake is van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.

Het plangebied ligt daarnaast niet binnen het concreet begrensde NNN. De dichtstbijzijnde gronden van het NNN liggen op circa 1,3 kilometer ten westen van het plangebied. Gezien de afstand tot het NNN en de aard en omvang van de ontwikkeling wordt geconcludeerd dat geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, dan wel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.

4.2.1 Conclusie     

Omdat dit wijziginsplan slechts een functiewijziging betreft, en dus geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is er bij de totstandkoming van dit plan geen ecologisch onderzoek uitgevoerd. Daarnaast ligt het plangebied noch in een Natura 2000 gebied noch in een van de andere aangewezen gebieden voor natuur- en/of soortenbescherming. Als gevolg van dit wijziginsplan zal het gebruik van het gebouw, bijhorende bouwwerken en gronden niet worden geintensiveerd en zullen geen extra verkeersbewegingen plaatsvinden ten opzichte van de huidige planologische situatie.

In het geval dat er in de toekomst toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er sprake is van nadelige consequenties voor beschermde soorten en/of gebieden. De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor dit onderzoek.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.3 Fysieke veiligheid     

Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.

In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

4.3.1 Fysieke veiligheidssituatie     

Zowel binnen als in nabijheid van het plangebied bevinden zich geen risicobronnen. Ten aanzien van weg en water zijn er geen relevante risico's die normoverschrijdend zijn.

4.3.2 Inrichting en ontwikkeling     

1. Bluswatervoorzieningen

In beginsel is er in voldoende mate voorzien in de aanwezigheid van bluswater.

2. Waarschuwings- en alarmeringssysteem

De locatie / plangebied valt binnen de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel.

Bereikbaarheid

De locatie is via 2 zijden bereikbaar voor de hulpdiensten waardoor een voldoende goede bereikbaarheid aanwezig is.

Opkomsttijd

De volgende brandveiligheidsmaatregelen kunnen worden getroffen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren:

  • bouwkundige voorzieningen, bijv. conform bouwregelgeving
  • installatietechnische voorzieningen, bijv. woningrookmelders (verplicht) – woningsprinklers
  • organisatorische voorzieningen, bijv. vluchtplan voor de bewoners
  • brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen
  • inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal
  • zelfredzaamheid van de aanwezigen, toepassen veilige vluchtroutes bijvoorbeeld.

4.3.3 Conclusie     

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid gelden voor dit wijzigingsplan geen belemmeringen.

4.4 Milieu     

4.4.1 Vormvrije m.e.r.     

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.

In voorliggend wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

4.4.2 Bedrijven en milieuzonering     

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit wijzigingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. De functiewijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen-Vrijstaand' heeft als gevolg dat er binnen het plangebied geen bedrijfsactiviteiten meer zullen zijn.

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied wel een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies.

De bestemmingen/activiteiten in directe nabijheid van het plangebied bestaan uit 'horeca tot en met categorie 2', 'detailhandel', 'bedrijf tot en met categorie 2' en 'wonen'. Op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (maart, 2009) geldt voor een 'horecafunctie tot en met categorie 2' een richtafstand van 10 meter, voor een 'bedrijf tot en met categorie 2' 30 meter, en voor 'detailhandel' 10 meter, uitgaande van de situatie van een rustige woonwijk. Deze richtafstanden kunnen vanuit planologische overwegingen met een stap worden verkleind indien het plangebied is gelegen in een gemengd gebied in plaats van een rustige woonwijk. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging.

De percelen aan Vaart ZZ 20 zijn gelegen in het centrum van Nieuw-Amsterdam. In de structuurvisie 'Nieuw-Amsterdam en Veenoord, Centrumgebied' (2015) is Vaart ZZ 20 aangewezen voor wonen; combinatie met niet-centrumfuncties mogelijk (kapper, accountantskantoor, etc.). In dit centrum komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gezien de veelheid aan functies die naast elkaar bestaan (en mogelijk zijn), valt dit gebied aan te merken als 'gemend gebied'. De richtafstanden voor 'horeca tot en met categorie 2' en 'detailhandel' komen daarmee tot 0 meter. De richtafstand voor 'bedrijf tot en met categorie 2' op 10 meter. Het meest nabijgelegen bedrijf (voor bedrijfsbestemming bestemde gronden en gebouwen) is gelegen op meer dan 10 meter van het plangebied (namelijk aan Vaart ZZ 23-24a).

Dit betekent dat ook met betrekking tot andere, in de omgeving aanwezige activiteiten en bestemmingen kan worden voldaan aan de milieu-richtafstanden. De omliggende bedrijven zullen niet in de bedrijfsexploitatie worden beperkt als gevolg van de beoogde functiewijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen-Vrijstaand' aan de Vaart ZZ 20.

4.4.3 Bodem     

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.

Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld.bij het landelijke meldpunt:. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.

Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

4.4.3.1 Bodemonderzoek     

Voor dit wijziginsplan is geen aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Er is sprake van een bestemmingswijziging van een perceel met bestaande bebouwing. Er vinden daardoor geen graaf- en grondafvoerwerkzaamheden plaats. Indien er bij de woonfunctie sprake is van een herinrichting en/of herindeling van de tuin is het verstandig om gebruik te maken van nieuwe, schone grond (bijv. bij het aanleggen van een zandbak of moestuin).

4.4.4 Geluid     

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.4.4.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied     

Voor het plangebied Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 geldt dat het plangebied gelegen is binnen de van rechtswege aanwezige geluidszone van Vaart Noordzijde (50 km/uur);

Daarnaast is bedrijvigheid; te weten

  1. De supermarkt en Op = Op winkel (Vaart ZZ 11-19)
  2. Hobbywinkel (Vaart ZZ 21)

Deze geluidsbronnen hebben effect op eventuele uitbreidingsplannen bij woningen of nieuwbouwplannen.

Ten aanzien van de geluidsbronnen zijn Bijlage 2 Akoestisch onderzoek en Bijlage 3 Besluit hogere grenswaarde geluid opgenomen.

4.4.4.2 Wegverkeerslawaai     

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh)

a. in stedelijk gebied:

1. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken : 350 meter;

2. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken : 200 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

Bij de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen.

Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB.

De Wet Geluidshinder maakt geen onderscheid tussen bedrijfswoningen en reguliere woningen. Dus volgens deze wet spreken we van een bestaande situatie: er wordt geen nieuw geluidsgevoelig object opgericht. Planologisch gezien is er wel sprake van een functiewijziging waarbij er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor is een goede onderbouwing wat betreft geluidshinder alsnog nodig.

In het kader van goede ruimtelijke ordening heeft de gemeente akoestisch onderzoek uit laten voeren voor dit wijzigingsplan (Zie Bijlage 2) .In dit onderzoek zijn de volgende wegen beschouwd:

  1. Vaart Noordzijde (50 km/uur);
  2. Vaart Zuidzijde (30 km/uur);
  3. Wijkstraat (30 km/uur);
  4. Schooldijk (30 km/uur).

Uit de resultaten volgt dat de geluidbelasting vanwege het verkeer op de Vaart Noordzijde op de voorgevel ten hoogste 52 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB wordt niet overschreden.

Uit de resultaten volgt dat de geluidbelasting vanwege het verkeer op de Vaart Zuidzijde op de voorgevel ten hoogste 53 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt. Hiermee is de geluidbelasting hoger dan 48 dB, zijnde de voorkeursgrenswaarde voor wegen met een zone in de zin van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting is niet hoger dan 63 dB, zijde de maximaal te ontheffen waarde voor wegen met een zone in de zin van de Wet geluidhinder. Echter, omdat dit een 30 km/uur weg betreft, is deze uitgezonderd van de Wet Geluidshinder. Tevens is er volgens de Wet Geluidshinder sprake van een bestaande situatie omdat deze wet geen onderscheid maakt tussen bedrijfswoningen en reguliere woningen.

Uit de resultaten volgt dat de geluidbelasting vanwege het verkeer op de Wijkstraat en de Schooldijk op de voorgevel veel lager ligt dan 48 dB (respectievelijk 24 dB en 23 dB). De geluidbelasting vanwege het verkeer op deze twee wegen vormt geen belemmering voor het realiseren van dit plan.

4.4.4.3 Geluidsbelasting omliggende bedrijvigheid     

Daarnaast is in dit onderzoek ook de geluidsbelasting van de volgende nabijgelegen bedrijvigheid onderzocht:

  1. Supermarkt en 'Op = Op' winkel (Vaart ZZ 11-19)
  2. Hobbywinkel (Vaart ZZ 21)

Uit de resultaten volgt dat de geluidbelasting veroorzaakt door zowel de supermarkt en de Op = Op winkel als de hobbywinkel voldoet aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De geluidbelasting vanwege het verkeer van en naar de bedrijven voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Schrikkelcirculaire.

De bedrijven vormen geen belemmering voor het wijzigen van de bestemming van het pand aan de Vaart Zuidzijde 20. Ook worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

4.4.4.4 Conclusie     

De geluidsbelasting ten gevolge van de Vaart Noordzijde op de maatgevende gevel bedraagt Lden = 52 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden, maar er kan worden voldaan aan de grenswaarde van 63 dB. Omdat de geluidsbelasting ten gevolge van de Vaart Noordzijde meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde zijn bron- en/of overdrachtsmaatregelen overwogen. Vanwege de beperkte omvang van het plan kunnen bron- en overdrachtsmaatregelen redelijkerwijs niet doelmatig en efficiënt worden uitgevoerd. Stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijk of financiële afwegingen spelen hierbij een rol.

Omdat bron- en overdrachtsmaatregelen niet als doelmatig worden geacht in dit geval, is voor de beoogde funciewijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen - Vrijstaand' aan de Vaart ZZ 20, Nieuw-Amsterdam een hogere waarde vastgesteld van Lden = 52 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) ten gevolge van de Vaart Noordzijze (zie Bijlage 3).

4.4.5 Lucht     

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
4.4.5.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied     

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van dit wijzigingsplan.

4.5 Waterparagraaf     

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.5.1 Waterbeleid     

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

4.5.1.1 Watersysteem     

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

4.5.1.2 Afvalwaterketen     

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

4.5.2 Waterhuishouding     

4.5.2.1 Riolering     

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Het rioolstelsel in het plangebied is uitgevoerd als een gescheiden rioolstelsel.

Het rioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydraulische knelpunten bekend.

4.5.2.2 Waterbeheer, (grond) waterkwantiteit - en kwaliteit     

Het plangebied maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld.

Het gebied heeft als hoofdfunctie wonen. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,20 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt.

Voorliggend plan betreft een functiewijziging waarbij er geen bouw en/of sloopwerkzaamheden plaatsvinden. Het gebied kent in de huidige situatie geen onevenredige wateroverlast problemen. Het gebied ter plaatse van het plangebied is via een gescheiden rioolstelsel gerioleerd. Het bestaande pand is op dit stelsel aangesloten en indien er in de toekomst sloop en nieuwbouw plaatsvindt worden ook nieuwe woningen aangesloten op dit stelsel. Het schone afvalwater wordt daarbij geloosd op de Hoogeveense Vaart.

4.5.3 Wateradvies waterschap     

Het waterschap Vechtstromen is vooraf geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. Het gaat immers over verandering van het gebruik van de bestaande gronden, gebouwen en bijhorende bouwwerken. Daarnaast treedt er geen vergroting van het bebouwingsoppervlak, geen extra verharding en geen intensivering van het gebruik van het riool plaats.

De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen met het resultaat: geen waterschapsbelang. De watertoets is bijgevoegd als Bijlage 1 Watertoets.

 

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid     

5.1 Zienswijzen op het ontwerpwijzigingsplan     

Het ontwerpbestemmingsplan en besluit hogere grenswaarde geluid hebben van 13 december 2023 tot en met 23 januari 2024 voor eenieder ter inzage gelegen en is gestuurd naar de overlegpartners (provincie, VRD, GGD, Plaatselijk Belang, Waterschap Vechtstromen). Tijdens deze periode zijn geen inhoudelijke zienswijzen ingediend. De provincie Drenthe (Bijlage 4 Reactie Provincie) en de VRD (Bijlage 5 Reactie VRD) hebben aangegeven akkoord te zijn. Wel is op basis van de reactie van de VRD een tekstuele wijziging gedaan onder hoofdstuk 4.3 Fysieke Veiligheid.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid     

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt   verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

De kosten van het maken van het voorliggend wijzigingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2014, als vastgesteld door de raad op 19 december 2013. Voor dit plan zijn (vooralsnog) door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt.

De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Dit plan betreft het wijzigingsplan Nieuw-Amsterdam, Vaart ZZ 20 met planidentificatienummer NL.IMRO.0114.2023019-W701 van de gemeente Emmen.

Dit wijzigingsplan voorziet in:

Op dit wijzigingsplan zijn de desbetreffende 'Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord' (2011) van toepassing (zie 'artikel 37'), met dien verstande dat in aanvulling op artikel 37.5 Specifieke gebruiksregels het volgende geldt:

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;
  2. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.



Op dit wijzigingsplan zijn verder de debetreffende 'Regels van het facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie' van toepassing (zie artikel 7).