Emmen, Meerdijk school aan Velodrome    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan     

Er is verzocht om medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor de locatie aan het Velodrome op businesspark Meerdijk in Emmen (Barger-Oosterveld). Verzocht wordt om de locatie te mogen gebruiken voor de vestiging van een onderwijsinstelling. De kavel wordt verder niet veranderd.

Een gedeelte van het perceel waar dit wijzigingsplan betrekking op heeft is kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie F, nummers 17483.

1.2 Ligging plangebied     

Het plangebied is gelegen in het zuidoostelijk deel van het businesspark Meerdijk. Aan de noordzijde van het plangebied is de school Drenthe College gevestigd. Ten oosten is een van de parkeerplaatsen voor het stadion, de sporthal en de bedrijvigheid er omheen gelegen. Ten zuiden van het plangebied zijn 1 of 2 nog te vergeven kavels gelegen die de grens vormen met de rotonde Stadionweg-Meerdijk.

verplicht

1.3 Huidige planologische regeling     

1.3.1 Bestemmingsplan     

In het bestemmingsplan 'Emmen, Meerdijk' is de locatie bestemd als 'Gemengde doeleinden', bestemd voor met name de uitoefening van een bedrijf, dienstverlening en/of kantoren. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de toevoeging van de aanduiding 'onderwijs' aan een bedrijfsperceel.

Het bestemmingsplan laat het toevoegen van functieaanduiding "onderwijs" op de verbeelding dan wel aangepast (vergroot, verkleind of verwijderd) toe. De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

  • voldaan wordt aan milieu-, geluids- en externe veiligheidswetgeving;
  • er mag geen onevenredige parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • er een minimale afstand tot de rand van de Rondweg van 50 meter wordt aangehouden;

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de aspecten.

verplicht

Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan voor het plangebied. Blauw omlijnd betreft de locatie voor de school aan Velodrome

1.4 Opzet wijzigingsplan     

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. In de toelichting wordt een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes. Op de verbeelding worden de percelen in het plangebied aangegeven met een bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied geregeld.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling     

2.1 Ontstaansgeschiedenis     

Het plangebied ligt op de Hondsrug, dichtbij de overgang met het lager gelegen veengebied. De Hondsrug is ontstaan in het Saalien, de voorlaatste ijstijd. Ter plaatse van het plangebied is de Hondsrug later overstoven door dekzanden en stuifduinen. Deze zanden, met daaronder hier en daar keileemopduikingen (door het Saalien), vormen de ondergrond van het plangebied.

De bewoningsgeschiedenis van het gebied wordt weerspiegelt in de bodemkaart, te weten een loopodzolgrond met een matig dik humushoudend dek. Van oudsher wordt dit gezien als een randveenontginning. Rondom Barger-Oosterveld betreft het een relatief jonge ontginning.

Sinds de jaren 60 is in dit gebied een sportpark gevestigd. Zoals uit de toelichting blijkt, zou voor het overgrote deel sportvelden, oefenterreinen en een stadion worden gerealiseerd en het overige deel, met name in de randen speelvelden, picknickplaatsen, wandelpaden en openbaar groen gerealiseerd Rond 2002 is besloten om de voetbalvelden uit het westelijk deel naar het noorden te verplaatsen en ruimte te creëren voor een businesspark, welke een hoogwaardige uitstraling heeft en naast bedrijvigheid en dienstverlening ruimte biedt aan onderwijs en sportgerelateerde voorzieningen.

2.2 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling     

Stedebouwkundige structuur plangebied en omgeving

Businesspark Meerdijk bestaat uit verschillende ontwikkelingsfases. De laatste fase baseert op een aantal gegevens in het gebied, namelijk de aanwezigheid van het stadion, de athletiekbaan en de overige sportvoorzieningen. De toekomstige bebouwing voor bedrijven, onderwijs en sport hield qua verkavelingsstructuur rekening met deze aanwezige voorzieningen en de begrenzende infrastructuur.

Het plangebied voorziet in ruimte voor huisvesting en gronden voor bedrijven, kantoren, dienstverlening en onderwijs. De bijbehorende bebouwing is gerelateerd aan de ontsluitingsstructuur, entrees en zichtlocaties.

Langs de Rondweg, bij de entree vanaf de Rondweg en rondom het Stadionplein is grootschaligere, hogere bebouwing gewenst om een gebiedsmarkering, zichtbaarheid en wandwerking te bereiken. Op het plangebied dient dan ook een gebouw van 2 of 3 verdiepingen te worden gerealiseerd. De gevel dient een geleiding van de Stadionweg te vormen net als het noordelijk gelegen pand van het Drenthe College.

Voor het plangebied geldt een beeldkwaliteitplan die de gewenste kwaliteiten in het gebied beschrijft. Voor Businesspark Meerdijk wordt ingezet op een hoogwaardige en representatieve uitstraling.

De hoofdentree voor het gebied vormt de ovonde over de Rondweg, vanaf waar een nieuwe gebiedsontsluitingsweg (Stadionweg) is gerealiseerd die het plangebied ontsluit. Deze ontsluit ook het streekdorp Barger-Oosterveld

Vanaf de centrale gebiedsontsluitingsweg Stadionweg kunnen alle bedrijfslocaties en sportaccommodaties via erftoegangswegen worden bereikt. Een fiets- en voetpadennetwerk is gelegen langs de hoofdstructuur. Er wordt bij de bedrijven en bij de bedrijven met woningen op eigen terrein geparkeerd. In het openbare gebied zijn parkeerplaatsen gerealiseerd, deze dienen overwegend voor de gebruikers en bezoekers van de sportaccommodaties en het onderwijs.

Locatieprofiel

Basis voor het concept van het businesspark Meerdijk is de synthese van “business”, betaald voetbal, sportpark en multifunctioneel stadion, zo staat vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan. Daarnaast is als uitgangspunt gesteld dat Meerdijk de functie heeft van het grootste sportpark in de gemeente. Gemakshalve wordt verwezen naar het sportbeleid en het Structuurplan Emmen, waarin de Meerdijk wordt aangemerkt als het multifunctionele sportpark voor regionale sporten.

Van belang is ook dat het businesspark wordt ontwikkeld met en in aansluiting op de private economische activiteiten rondom he stadion. De aanwezigheid van het stadion, het sportpark en de recreatieve omgeving geven deze locatie een bijzonder functioneel karakter, die uitnodigt om aanvullende bedrijvigheid aan te trekken ten behoeve van de totale ontwikkeling van het businesspark. Te denken valt aan bedrijvigheid die zich met "beweging" (sport en gezondheid) wil afficheren en met aan sport gelieerde economische activiteiten. waar mogelijk wordt synergie gezocht tussen de verschillende aanwezige en toekomstige functies. Zo is het multifunctionele gebruik van het stadion als bijvoorbeeld congrescentrum ontstaan.

Uitgaande van bovengenoemde unieke profiel is het businesspark Meerdijk een aanvulling op de economische activiteiten elders in de gemeente. Wel is ervoor gekozen om geen concurrent van het centrum van Emmen te zijn. Indien het gaat om grootschalige vormen van leisure die qua karakter meer passen bij een stadsrandlocatie dan bij een centrumlocatie wordt ruimte geboden op het Businesspark. Dit betreft activiteiten die een goede autobereikbaarheid vragen en gericht zijn op faciliteiten waar mensen zeer doelgericht heen reizen. Zo is alleen in het stadion een congrescentrum mogelijk en een discotheek groter dan 2000 m2. Ook een evenementenhal is op het businesspark mogelijk. Uiteraard wordt bij concrete aanvragen maatwerk geleverd.

Gelet op de mogelijkheden in het gebied is in dit bestemmingsplan de focus gelegd op kansrijke thema's voor het businesspark die aansluiten bij bestaande ontwikkelingen:

  • bedrijvigheid / kantoren
  • sportgerelateerde voorzieningen
  • onderwijs

Bouwplan

De huidige bebouwing van de Thriantaschool aan de Zuidlarderbrink 4 in Emmen voldoet niet meer aan de huidige (o.a energetische, onderwijstechnische) eisen. Het is daarbij te kostbaar om de huidige bebouwing aan te passen dan wel te verbouwen. Het schoolbestuur heeft daarom de gemeente verzocht om vervangende nieuwbouw op betreffende locatie.

Vanuit het onderwijs gezien is de behoefte ontstaan voor goede voorzieningen voor het speciaal onderwijs. Voorliggende kavel is door de gemeente (op verzoek) beschikbaar gesteld. De kavel is van passend formaat gezien het aantal leerlingen dat hier gehuisvest gaat worden en de daarbij behorende voorzieningen. De locatie is goed bereikbaar en ligt in de buurt van andere scholen en voorzieningen die passen bij deze te bouwen school.

Het gebouw bestaat uit een aantal lokalen, personeels- en technische ruimtes, een gymzaal, met kleedruimtes. Het pand zal voldoen aan alle eisen die vanuit het Bouwbesluit worden geëist.

verplicht

verplicht

Parkeren

Op het businesspark is gekozen voor geclusterde parkeervoorzieningen i.v.m. de grote parkeerbehoefte van het stadion.

Aangezien deze parkeervoorzieningen voornamelijk in het weekend en in avonden door het stadion worden gebruikt, mogen bedrijven hier op werkdagen vrij gebruik van maken en hoeven zij geen parkeervoorzieningen op eigen terrein te realiseren.

De Thriantaschool is een school voor speciaal onderwijs. Veel leerlingen van deze school worden met busjes naar school gebracht en weer opgehaald. Door de komst van de school zal daarom de parkeerdruk niet verder toenemen.

Hoofdstuk 3 Beleid     

3.1 Gemeentelijk beleid     

3.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef     

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het wijzigingsplan Emmen, Meerdijk school aan Velodrome is vooral de thema's voorzieningen van belang.

Voorzieningen:

Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten zal worden ingezet op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

3.1.2 Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020     

De Raad van de gemeente Emmen heeft de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 op 26 mei 2011 vastgesteld. In deze structuurvisie staat hoe de gemeente Emmen tot 2020 om wil gaan met de bedrijventerreinen en winkelcentra. Het vormt de sectorale/facetmatige uitwerking van de structuurvisie gemeente Emmen 2020 “Veelzijdigheid troef”.

De doelen van de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 zijn onder meer het vergroten van de werkgelegenheid en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De locaties worden aantrekkelijker gemaakt, waardoor nieuwe ondernemers aangetrokken worden. Ook wordt hiermee de regiofunctie van Emmen als winkelstad verder versterkt.

De uitgangspunten uit deze visie komen terug in bestemmingsplannen. Daarnaast krijgen deze uitgangspunten verder vorm in projecten voor het herstructureren en aanleggen van bedrijventerreinen en het verbeteren van winkelcentra en andere winkellocaties.

3.1.3 Welstandsbeleid     

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria, zoals opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving. Als onderdeel van de welstandsnota is het beeldkwaliteitsplan voor het businesspark Meerdijk vastgesteld. Het bestemmingsplan en de Welstandsnota met het daaronder hangende Beeldkwaliteitsplan zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit.

3.2 Provinciaal beleid     

Het betreffende perceel valt in de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe binnen stedelijk gebied en onderwijs vormt een stedelijke functie. In de Omgevingsvisie staat dat de steden moeten zich verder kunnen ontwikkelen als centra voor werk, onderwijs, voorzieningen en wonen. Meer dan voorheen moet er aandacht zijn voor de kwaliteit van de bestaande omgeving en dan vooral voor de herstructurerings- en transformatieopgaven.

In de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe staat aangegeven dat gemeenten en provincie moeten samenwerken om te komen tot een ontwikkeling van Zuidoost Drenthe: Voor de opgaven in Zuidoost Drenthe werken wij vanuit de uitvoeringsagenda krimp en leefbaarheid samen met gemeenten en maatschappelijke partners aan de gevolgen van structurele verandering van de demografie in omvang en samenstelling. Deze verandering heeft invloed op de voorzieningenstructuur, arbeidsmarkt, het onderwijs, de ruimtelijke inrichting en de woningmarkt. Dit vraagt om samenwerking en een integrale aanpak van de gevolgen.

Het provinciaal beleid stelt verder geen specifieke bepalingen voor het toekennen van een aanduiding onderwijs aan een bouwkavel waar ook bedrijvigheid, dienstverlening en kantoren mogelijk zijn.

Geconcludeerd wordt dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid.

3.3 Rijksbeleid     

In het Rijksbeleid zijn geen specifieke bepalingen opgenomen voor het toekennen van een aanduiding onderwijs aan een bouwkavel.

 

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling     

4.1 Archeologie     

4.1.1 Algemeen     

Op 30 mei 2013 is het gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport. Dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën 'Waarde - Archeologie'. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

verplicht

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied     

Het plangebied Emmen, Meerdijk school aan Velodrome is volgens de beleidskaart gelegen binnen een gebied met een aanduidigng Waarde-Archeologie 4.

Voor gebieden aangeduid met Waarde - archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten. Ook 50 meter buiten het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig.

4.1.3 Archeologisch onderzoek     

Omdat er bij het vorige bestemmingsplan al een verkennend archeologisch onderzoek is uitgevoerd, is een groot deel van het plangebied inmiddels vrijgegeven. Het betreft het noordelijk gelegen sportpark en de locatie van voorheen de hondenrenbaan. In 2005 is een verkennend en een aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de informatie uit de proefsleuven is dit deel vrijgegeven.

Het is bekend dat het Centraal Archeologisch Archief in haar dossiers een waarneming van een prehistorisch akkercomplex, een zogenaamd Celtic Field (CAA nr. 1199) heeft. Echter, op basis van de voornoemde onderzoeken, inclusief proefsleuven, en het feit dat het gehele plangebied bouwrijp is gemaakt, wordt afgezien van een dubbelbestemming. Na landbouw, zijn er sportvelden geweest en nu, sinds 10 jaar een bedrijventerrein. Het hele gebied is tot circa 80 cm geroerde grond. Het is niet noodzakelijk om bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen een archeologisch verkennend onderzoek te vragen, omdat het geheel bouwrijp is gemaakt.

4.1.4 Conclusie     

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op de locatie waar archeologisch onderzoek inmiddels is uitgevoerd. Het plangebied is vrijgegeven. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van archeologie geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.

4.2 Ecologie     

4.2.1 Algemeen     

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder vergunning is het verboden deze te kappen.

4.2.2 Conclusie     

Op basis van de Wet natuurbescherming is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op de locatie waar rechtstreeks bebouwing mogelijk is voor bedrijven, dienstverlening en kantoren. Daarvoor is alleen een bouwvergunning nodig. Qua onderwijs zal op een soortgelijke wijze gebouwd worden. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van flora en fauna geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan. Het uitvoeren van nader onderzoek naar flora en fauna wordt niet noodzakelijk geacht.

4.3 Milieu     

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering     

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in een plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is er sprake van het toekennen van de aanduiding onderwijs. De bestemming gemengde doeleinden maken bedrijven, dienstverlening en kantoren mogelijk. Deze vormen geen belemmering voor de vestiging van een onderwijsinstelling. Voor het overige zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen bedrijven gelegen die met het toekennen van de aanduiding onderwijs zouden kunnen worden belemmerd in de bedrijfsexploitatie.

4.3.2 Geluid     

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van

geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de

voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om

de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien

aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.3.2.1 Wegverkeerslawaai     

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De weg Meedijk, waaraan de school is gelegen, ligt in stedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh)

  • a. in stedelijk gebied:
    1. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
    2. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken: 200 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

Bij de realisatie van de onderwijsinstelling en andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen.

Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor onderwijs in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB. De onderwijsinstelling betreft een geluidsgevoelig object. Omdat deze objecten binnen de zone van de Stadionweg zijn gelegen, dient de geluidsbelasting op deze bestemmingen te worden getoetst aan de Wet geluidhinder.

Uit het akoestisch onderzoek "Onderzoek geluidbelasting op VSO Thrianta locatie Meerdijk te Emmen" (zie 1) blijkt dat de berekende geluidsbelasting, ten gevolge van de Meerdijk en de Stadionweg, op de school ten hoogste 52 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) bedraagt. Deze geluidsbelasting ligt hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar niet hoger dan de grenswaarde van 63 dB.

Gelet op de ligging en beperkte geluidsgevoelige bestemmingen kan geconcludeerd worden dat bron- en overdrachtsmaatregelen (stiller wegdektype, afschermende voorzieningen, afstandsvergroting) uit oogpunt van kosten niet gewenst zijn of uit stedenbouwkundig oogpunt niet inpasbaar zijn. Om een goed woon- en leefklimaat in de geluidgevoelige objecten te waarborgen, dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidswering van de gevels in verband met de toetsing aan het Bouwbesluit ofwel bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen.

4.3.2.2 Gevolgen voor het bestemmingsplan     

Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/ of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen.

Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor onderwijs in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB. Omdat bron- en/of overdrachtsmaatregelen niet doelmatig zijn, dient het college van burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde van variërend 49 tot 52 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) vast te stellen ten gevolge van de Meerdijke en de Stadionweg. Aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt daarbij voldaan.

Het besluit is als Bijlage 2 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Naast de eisen die de Wet geluidhinder stelt aan de geluidsbelasting op de gevel, stelt het Bouwbesluit eisen aan het toelaatbaar binnenniveau in geluidsgevoelige objecten als o.a. woningen en scholen. Het Bouwbesluit stelt dat de geluidisolatie van de uitwendige scheidingsconstructies (gevels / daken) van deze nieuwe panden zodanig moet zijn dat het binnenniveau niet groter mag zijn dan 33 dB. Daarnaast geldt, vanuit de Wet geluidhinder, bij sanering wegverkeerslawaai een binnenniveau van 38 dB.

4.3.3 Luchtkwaliteit     

Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor een ruimtelijk project vormt als aan minimaal een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het wijzigingsplan.

4.3.4 Bodem     

Dit wijzigingsplan voorziet in het toekennen van een aanduiding onderwijs aan een bouwkavel waar tevens bedrijven, dienstverlening en kantoren mogelijk zijn.

Ten behoeve van het vorige bestemmingsplan is door Oranjewoud in 2005 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In 2005 is daar tevens een aanvulling op gemaakt. Geconstateerd is dat zintuigelijk geen verdachte situaties zijn. Uit het veldwerk bleek dat er op 1 meetpunt (waar nu al een gebouw staat) op anderhalve meter diepte onbekende verharding zit. Daarnaast zijn de gemeten waarden rondom de streefwaarde. De lichte verhoging van enkele componenten heeft niet geleid tot maatregelen. Sinds 2005 is het gebied bouw- en woonrijp gemaakt. Verder hebben zich geen verdachte situaties zich voorgedaan. Gelet hierop zijn er met betrekking tot het aspect bodem geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.

4.4 Externe veiligheid     

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes of buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

4.5 Waterparagraaf     

Met dit wijzigingsplan gaat het om een wijziging van de bestemming of functie, zonder fysieke aanpassing van het bestaande plan. Het plan raakt geen belangen van het waterschap, heeft geen nieuwe invloeden op het watersysteem en geeft daarmee geen aanleiding tot aanvullende wateradviezen. Bij het niet wijzigen van het plangebied en de oorspronkelijke uitgangspunten voor de inrichting van het plan, kan het waterschap instemmen met het voorgenomen plan.

Ten behoeve van het moederplan is op 17 april 2017 een watertoets uitgevoerd. De watertoets te behoeve van dit wijzigingsplan is op 1 mei 2020 uitgevoerd bij waterschap Hunze en Aa's en toegevoegd als Bijlage 3. Geconcludeerd is dat er in dit geval geen waterschapsbelang is.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid     

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen     

Het ontwerp wijzigingsplan met bijbehorend ontwerpbesluit heeft van 9 december 2020 tot en met 19 januari 2021 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend. Het ontwerp is daarom omgezet naar een besluit (zie Bijlage 4).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid     

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. Voor het overige is er geen sprake van plankosten. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het wijzigingsplan Emmen, Meerdijk school aan Velodrome met identificatienummer NL.IMRO.0114.2020016-W701 van de gemeente Emmen;

1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:     

een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfsvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Ander(e) bouwwerk(en):     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 Andere geluidsgevoelige gebouwen:     

andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.8 Andere werk(en):     

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.9 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 Bebouwingsgrens:     

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.11 Bedrijf:     

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.12 Bedrijfsgebouw:     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 Bedrijfswoning:     

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.14 Bedrijventerrein:     

een gebied waar diverse bedrijven zich kunnen vestigen;

1.15 Begane grond:     

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.16 Beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:     

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 Bestaand:     

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.18 Bestaande bebouwing:     

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.19 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 Bijbehorend bouwwerk:     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak;

1.24 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel;

1.26 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.28 Bovenverdieping     

verdieping hoger dan gelijkvloers;

1.29 Congrescentrum:     

een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten zoals een stadion, een sporthal met bijbehorende kleed- en kantineruimten, congres-, conferentie- en/of vergaderruimten, dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen voorzieningen, bedoeld voor de uitoefening van sport, (sportieve) recreatie en/of het houden van bijeenkomsten en/of evenementen inclusief het bereiden en verstrekken van dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse.

1.30 Dienstverlenend beroep:     

beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.31 Dienstverlening:     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.32 Discotheek     

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektronisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

1.33 Erf:     

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.34 Evenementenhal     

een gebouw en/of een terrein dat dient voor het organiseren van één of meerdaagse evenementen en activiteiten waaronder ook verstaan beurzen, markten, manifestaties, themadagen, bedrijfsmanifestaties en daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.35 Evenement     

elke voor het publiek toegankelijke gebeurtenis (incidenteel of periodiek) waarbij muziek, cultuur, kunst, ontspanning, sport of een combinatie centraal staat, inbegrepen herdenkingsplechtigheden, braderieën, jaarmarkten, optochten, feesten en wedstrijden op of aan de weg, onder te verdelen in de volgende categorieën evenementen:

Categorie I-evenement:

een evenement waarbij:

  1. alleen sprake is van onversterkte muziek of de geluidproductie op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen van derden niet meer dan 60 dB(A) bedraagt, en
  • het aantal bezoekers niet meer dan 200 personen bedraagt;

Categorie II-evenement:

een evenement waarbij:

  • de geluidproductie op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen van derden niet meer bedraagt dan 70 dB(A), en
  • het aantal bezoekers afhankelijk is van de locatie;

Categorie III-evenement:

een evenement waarbij:

  • de geluidproductie op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen van derden niet meer bedraagt dan 90 dB(A), en
  • het aantal bezoekers afhankelijk is van de locatie;

1.36 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 Geluidswerende voorzieningen:     

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.38 Gemengde doeleinden:     

een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;

1.39 Geometrische plaatsbepaling:     

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.40 Gevel:     

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.41 Gevellijn:     

de fysieke, dan wel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.42 Groenvoorziening:     

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.43 Hoofdgebouw:     

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;

1.44 Horecabedrijf:     

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.45 Horeca-1:     

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.46 Horeca-2:     

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.47 Horeca-3:     

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.48 Horeca-4:     

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektronisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;

1.49 Horeca-5:     

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;

1.50 Kantoor:     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie

1.51 Leisurevoorziening     

grootschalige en publieksaantrekkende voorziening ten behoeve van entertainment, cultuur, recreatie of sport;

1.52 Manege:     

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) en daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca, niet zijnde een paardenfokkerij;

1.53 Nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:     

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.54 Onversterkte muziek     

live-geproduceerde muziek die ten gehore wordt gebracht, waarvan de geluidssterkte niet kan worden gevarieerd langs mechanische of elektronische weg;

1.55 Overkapping:     

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.56 Overig bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.57 Perceelsgrens:     

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.58 Stadion     

een gebouwde voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie met daarbij sportgerelateerde sociale, maatschappelijke en medische dienstverlening als ook ondergeschikte detailhandel in de vorm een sportgelateerde funshop;

1.59 Straat- en bebouwingsbeeld:     

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.60 Transferium:     

grote parkeergelegenheid aan de rand van een stad, vanwaar men zijn reis naar het centrum per openbaar vervoer kan vervolgen, kan tevens fungeren als knooppunt van openbaar vervoer;

1.61 Versterkte muziek     

muziek en spraak die ten gehore wordt gebracht, hetzij live-geproduceerd, hetzij afgespeeld van een geluidsdrager, waarvan de geluidssterkte kan worden gevarieerd langs mechanische of elektronische weg;

1.62 Waterhuishoudkundige voorzieningen:     

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.63 Waterlopen:     

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.64 Woning:     

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.65 Wro- zone- wijzigingsgebied:     

de op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring aangegeven gebieden, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:     

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 De bebouwing op de verbeelding:     

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 De dakhelling:     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 De goothoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 De inhoud van een bouwwerk:     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk:     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 Het peil:     

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Gemengd     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de milieucategorie 1, 2 en 3.1, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, Bijlage 1 Staat van inrichting, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar en geluidszoneringsplichtige bedrijven;
  2. dienstverlening en dienstverlenende bedrijven en instellingen;
  3. kantoren
  4. leisurevoorziening, waaronder een discotheek;
  5. een evenementenhal;
  6. een zwembad;
  7. sportscholen, fitnesscentra en andere sportvoorzieningen;
  8. categorie I-evenementen;
  9. bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd-wonen werken"
  10. onderwijs ter plaatse van de functie-aanduiding "onderwijs";
  11. kinderdagverblijf ter plaatse van de functieaanduiding "kinderdagverblijf';

met bijbehorende:

  1. gebouwen
  2. andere bouwwerken;
  3. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  4. kunstwerken en waterwerken;
  5. sport- en speelgelegenheden;
  6. fiets- en voetpaden;
  7. toegangswegen in- en uitritten;
  8. parkeervoorzieningen;
  9. groenvoorzieningen;
  10. geluidswerende voorzieningen;
  11. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:;

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. gebouwen moeten zijn voorzien van een plat dak, dan wel de bestaande dakvorm;
  3. voor zover een gevellijn is opgenomen, dienen gebouwen in de gevellijn te worden gebouwd;
  4. gebouwen ten behoeve van leisurevoorzieningen, zoals een discotheek, dienen een minimale oppervlakte te hebben van 2000 m2;
  5. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 70%,waarbij bijbehorende bouwwerken ondergeschikt dienen te zijn aan het hoofdgebouw;
  6. ter plaatse van de aanduiding bouwhoogte mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet minder bedragen dan is aangegeven;
  7. ter plaatse van de aanduiding bouwhoogte mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven;
  8. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd-wonen werken" dient de bedrijfsbebouwing minimaal 3 meter achter de bedrijfswoning gerealiseerd te worden
  9. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd-wonen werken" dient het bedrijfsdeel minimaal 150 m2 te bedragen..
3.2.2 Bedrijfswoning     

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd-wonen werken" is 1 bedrijfswoning per bouwperceel toegestaan;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 250 m2;
  3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10 meter bedragen;
  4. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 4 meter bedragen;
  5. de nokrichting van de bedrijfswoning is haaks op de weg gericht;
  6. de afstand tussen de voorgevel van de bedrijfswoning en het hart van de openbare weg bedraagt langs de Meerdijk 19 meter;
  7. de afstand tussen de voorgevel van een bedrijfswoning en het hart van de openbare weg bedraagt langs de Wimbledon 8 meter;
  8. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 30 graden;
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. bijbehorende bouwwerken dienen qua massa en hoogte ondergeschikt te zijn aan de bedrijfswoning (het hoofdgebouw), wat onder andere betekent dat:
    1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    2. één enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk qua oppervlakte niet groter is dan het hoofdgebouw;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
  4. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
3.2.4 Andere bouwwerken     

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat:
  1. de totale gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken maximaal 50 m² mag bedragen;
  2. overkappingen binnen het bouwvlak ten minste 3 meter achter de voorgevel te worden gerealiseerd;
  3. bebouwing de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de gevellijn maximaal 2 meter;
  4. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 10 meter mag bedragen;
  5. een luifel aan het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter uit steken;

3.3 Nadere eisen     

3.3.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. de woonsituatie;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. cultuurhistorie;
  4. verkeersveiligheid;
  5. sociale veiligheid;
  6. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. milieusituatie;
  8. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

3.4.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.2.1 en toestaan dat minimaal tweederde van de lengte van de gevel van het gebouw in de gevellijn wordt gebouwd.
  1. artikel 3.2.1 en toestaan dat maximaal één-vijftiende deel voor de gevellijn mag worden gebouwd; met dien verstade dat dit ondergeschikte bouwdeel een geheel vormt met het gebouw;
  2. artikel 3.2.1 en toestaan dat fietsenstallingen buiten het bouwvlak tot maximaal 250 meter² en een maximale bouwhoogte van 3 meter mag worden gebouwd;
  3. artikel 3.2.4 en toestaan dat een glijbaan buiten het bouwvlak tot maximaal 200 meter² en een maximale bouwhoogte van 7 meter mag worden bebouwd;
  4. artikel 3.2.4 en toestaan dat de bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg maximaal 3 meter mag bedragen;
  5. artikel 3.2.1 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorend bouwwerk minimaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat:
    1. een bijbehorend bouwwerk minimaal 5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.
    2. een bijbehorend bouwwerken plat wordt afgedekt.
3.4.2 Beperking     

De toepassing van de in artikel 3.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

3.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, supermarkten en detailhandel in volumineuze goederen;
  2. het gebruik van gebouwen voor bewoning, anders dan binnen de functieaanduiding "specifieke vorm van gemengd-wonen werken", met dien verstande dat het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woningen eveneens niet mogelijk is;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf;
  4. het gebruik van gronden voor meer dan 10% van het oppervlak voor buitenopslag;

3.6 Wijzigingsbevoegdheid     

3.6.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de voor deze bestemming aangewezen gronden wijzigen.

  1. het toevoegen van functieaanduiding "onderwijs" op de verbeelding dan wel aangepast (vergroot, verkleind of verwijderd), waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. voldaan wordt aan milieu-, geluids- en externe veiligheidswetgeving;
    2. er mag geen onevenredige parkeerdruk optreden voor de omgeving;
    3. er een minimale afstand tot de rand van de Rondweg van 50 meter wordt aangehouden;
  2. het toevoegen van functieaanduiding "religie" op de verbeelding, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. voldaan wordt aan milieu-, geluids- en externe veiligheidswetgeving;
    2. er mag geen onevenredige parkeerdruk optreden voor de omgeving;
    3. er een minimale omvang van 1500 m2 aan bebouwing gerealiseerd zal worden.
3.6.2 Beperkingen     

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels     

5.1 Ondergeschikte bouwonderdelen     

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;

5.2 Kwetsbare objecten     

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen mogen er geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en / of geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar aanwezig zijn;

Artikel 6 Algemene gebruiksregels     

6.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)     

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  1. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. als opslagplaats van materialen en voertuigen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone; voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie en of tippelzone.

6.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)     

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  1. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    1. goederen, waarvan de verkoop ondergeschikt deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
    2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  2. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  3. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  4. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie

6.3 Evenementen     

  1. Het is verboden een categorie I-evenement te laten plaatsvinden wanneer niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. het evenement vindt plaats buiten een PR 10-6-risicocontour;
    2. het evenement vindt plaats buiten Natuur Netwerk Nederland (NNN);
    3. het aantal bezoekers bedraagt niet meer dan 200 personen;
    4. het evenement vindt tussen 07.00 uur en 24.00 uur plaats;
    5. de geluidproductie op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen van derden bedraagt niet meer dan 60 dB(A);
    6. er wordt geen (versterkte) muziek ten gehore gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;
    7. het evenement vormt geen belemmering voor het verkeer en/of de hulpdiensten;
    8. de bijbehorende tijdelijke voorzieningen en tijdelijke bouwwerken hebben een een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
    9. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig;

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels     

7.1 Geluidzone - industrie     

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein.

7.1.1 Bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:

  1. een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag niet worden gebouwd;
  2. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen is toegestaan mits de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd;
  3. in afwijking van het bepaalde onder 7.1.1 a. en 7.1.1 b. geldt dat het bouwen van geluidsgevoelige objecten is toegestaan in het geval een hogere waarde is verleend
7.1.2 Afwijken van de bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regel van lid 7.1.1 en toestaan dat tóch nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd, op voorwaarde dat:

  1. de geluidruimte, die via deze bestemming voor het industrieterrein is gereserveerd, niet onevenredig wordt beperkt;
  2. de geluidsbelasting op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein, niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een verkregen hogere waarde.
7.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" worden in ieder geval de volgende gebruiksvormen aangemerkt als strijdig met deze aanduiding:

  1. het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige object.
  2. de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.
7.1.4 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. het bepaalde in artikel 7.1.1 onder a buiten toepassing blijft, zodat geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen gebouwd en gebruikt kunnen mits:
    1. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
    2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  2. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;
  3. de aanduiding te verwijderen n die zin dat de aanduiding 'geluidszone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels     

8.1 Bevoegdheid     

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 8 afwijken van de regels door:

  1. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  3. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  4. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
    2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
    3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
  5. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  6. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
  7. het overschrijden van de gevellijn door:
    1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  8. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;

8.2 Beperking     

De toepassing van de in artikel 8.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels     

9.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. het verruimen van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

9.2 Beperking     

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 10 Overgangsrecht     

10.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.3 Hardheidsclausule     

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 10.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 11 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Emmen, Meerdijk school aan Velodrome.

Bijlagen bij de regels