1.
Inleiding
1.1.
Vigerende plannen
Het voorliggende bestemmingsplan bevat de juridisch-planologische regeling voor het dorp Sonnega. Het vigerende bestemmingsplan Sonnega
is vastgesteld op 21 juli 1980 en goedgekeurd op 17 maart 1982.
1.2.
Situering van het plangebied
Sonnega is één van de kernen in de gemeente Weststellingwerf
en heeft ongeveer 250 inwoners. Sonnega is een
lintdorp. Het plangebied heeft betrekking op het dorp Sonnega.
De begrenzing van het bestemmingsplan sluit in grote lijnen aan op die van het
bestemmingsplan "Buitengebied Weststellingwerf".
1.3.
Aanleiding
Een groot aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente Weststellingwerf is verouderd en wat betreft de planologisch-juridische regeling niet meer actueel. Dit is voor
de gemeente aanleiding om door middel van een inhaalslag over actuele en eenduidige
bestemmingsplannen te beschikken. Actualisering van het plan is inmiddels
wenselijk en noodzakelijk. Uitgangspunt is te beschikken over goed leesbare,
praktisch hanteerbare en goed handhaafbare plannen.
1.4.
Planvorm
De gemeente Weststellingwerf
kiest in principe voor integrale omgevingsplannen. Het bestemmingsplan gaat, in
ieder geval in de toelichting, in op de aspecten archeologie, ecologie, milieu,
bodemkwaliteit, externe veiligheid, water en luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan Sonnega
kent deels gebiedsgerichte bestemmingen, wat inhoud dat bestemmingen worden
toegekend aan samenhangende gebieden en niet aan de functie van individuele
percelen. Binnen zo'n gebied worden dan de functies
mogelijk gemaakt, bijvoorbeeld woondoeleinden (wonen maar ook woonstraten,
groen, nutsvoorzieningen en dergelijke). In beginsel leidt een gebiedsgerichte
wijze van bestemmen tot een meer globaal en flexibel bestemmingsplan. Dit biedt
zekere voordelen, maar biedt ook minder zekerheid.
De tegenhanger van de gebiedsgerichte
systematiek is het functioneel bestemmen. Per functie wordt dan een bestemming
aan gronden toegekend. Zo zijn bijvoorbeeld bedrijven (buiten een
bedrijventerrein) individueel bestemd en zijn belangrijke groenvoorzieningen en
wegen met meer dan een ontsluitingsfunctie van een aparte bestemming voorzien.
Zo zijn onder meer horeca- en sportvoorzieningen individueel bestemd
1.5.
Opzet plan
In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt het
plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het programma van eisen, waarbij
het overheidsbeleid in beeld komt en de relevante wet- en regelgeving nader
wordt toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de planologische
randvoorwaarden van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 5 op de juridische
opzet. De financiële aspecten en de economische uitvoerbaarheid komen in
hoofdstuk 6 aan de orde.
1.6.
Standaard Vergelijkbare
Bestemmingsplannen
Bij brief van 11 oktober 2005 heeft de
Minister van VROM gemeld dat digitale ruimtelijke plannen met ingang van de
nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht
worden gesteld. Alle nieuwe ruimtelijke plannen moeten vanaf de invoering van
de wet digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt en beschikbaar
worden gesteld. Bestaande ruimtelijke plannen moeten binnen 10 jaar eveneens
aan die eisen voldoen.
Ruimtelijke plannen moeten verder voor
iedereen vergelijkbaar zijn. Voor bestemmingsplannen is daarom door de
gezamenlijke DURP-partners, 'Het voorstel voor de standaard
voor vergelijkbaarheid' ontwikkelt. DURP is de afkorting voor Digitale
Uitwisseling in Ruimtelijke Processen.
Gezamenlijk vormen bovengenoemde standaarden
een set afspraken om alle bestemmingsplannen vergelijkbaar te kunnen uitwisselen
en gezamenlijke afspraken en standaarden als deze zijn onmisbaar.
Dit bestemmingsplan is conform de Standaard
Vergelijkbare Bestemmingsplannen opgesteld, met dien verstande dat nieuwe bestemmingen
dezelfde functies mogelijk maken als bij recent vastgestelde bestemmingsplannen.
2.
Beschrijving
plangebied
2.1.
Beschrijving
Sonnega ligt in het midden van gemeente Weststellingwerf.
Sonnega wordt begrensd door de Scheene
in het noord-westen, de Pieter Stuyvesantweg
in het zuid-oosten met daartussen bossen, in het noord-oosten ligt Wolvega en in
het zuid-westen bevindt zich het dorp Oldetrijne.
Sonnega ligt in het overgangsgebied op een uitloper van een oost-west lopende zandrug. Op deze zandrug werd de
Sonnegaweg aangelegd met aansluitend de bebouwing. Deze weg loopt door in
westelijke richting naar het laagveengebied.
De afwisseling van bebouwing en open plekken
is kenmerkend voor Sonnega. Hierdoor is voortdurend
het achterliggend agrarisch gebied waarneembaar. De kavelrichting staat
loodrecht op de weg, terwijl de bebouwing in de kavelrichting is gebouwd.
2.2.
Historie
Sonnega ligt onder de rook van Wolvega deels aan de Stuyvesantweg, (de oude bovenweg) deels aan de weg naar Oudetrijne (de oude binnenweg). Omstreeks 1840 stonden de
huizen aangenaam tussen de bomen. Er waren omstreeks 1840 54 huizen en 210
inwoners. Vroeger stond er ook een kerk met een spits torentje. In die tijd
stond er in Sonnega al het klokhuis en was het
kerkhof al aanwezig. Bij Wolvega aan de Pieter Stuyvesantweg zou vroeger ook nog een oud kerkhof hebben
gelegen dat tot het dorp Sonnega behoorde. In de
eerste helft van de 19e eeuw was dit kerkhof echter reeds
lang in een bouwkamp veranderd.
2.3.
Toerisme en recreatie
Toerisme en recreatie zijn voor Sonnega van belang. Het landschap is afwisselend met
agrarische cultuurgronden en bos. Rond het dorp ligt een uitgebreid netwerk van
fiets- en wandelpaden. De bekende wandel- en fietsroute "Jabikspaad" loopt door Sonnega
heen. Het natuurgebied de Rottige Meenthe biedt fantastische mogelijkheden voor
de kanoliefhebber, en de visser kan hier van de rust, ruimte en natuur
genieten.
2.4.
Wonen
In 1912 is de woningstichting opgericht. Net
als veel maatschappelijke organisaties die in die tijd werden opgericht, is de
woningbouwcorporatie als het ware uit nood ontstaan. De slechte
woonomstandigheden waren aanleiding tot de oprichting.
De activiteiten waren in eerste instantie erop gericht op die groepen in de
maatschappij voor wie de woningnood dringend was. Velen woonden nog in
plaggenhutten.
Het bestuur zette zich in voor woningbouw voor
de arbeidersbevolking. De krotten in de velden verdwenen en de bewoners kregen
vaak een nieuwbouwwoning in het dorp. De armoede waarin de mensen toen leefden
is verleden tijd.
De oorspronkelijke (woon)bebouwing bestaat
vooral uit lintbebouwing langs de Sonnegaweg.
In Sonnega staan
82 woningen en wonen ongeveer 250 personen.
2.5.
Bedrijvigheid
In Sonnega is een
aantal bedrijven gevestigd zoals onder andere een caravancentrum, een landbouwmechanisatiebedrijf, een autohandel en een aantal
agrarische bedrijven. Deze bedrijven zijn binnen de dorpsstructuur gesitueerd. De bestaande bedrijven zijn door middel van een
milieuvergunning dan wel en melding (op basis van een algemene maatregel van
bestuur) aanvaardbaar.
2.6.
Monumenten
Het verhoogd kerkhof
nabij Sonnegaweg 14 is een rijksmonument.
2.7.
Ruimtelijke structuur
Het dorp Sonnega
bestaat uit een van noordoost naar zuidwest lopende weg, de Sonnegaweg. Sonnega is een typisch lintdorp met nog vele doorkijkjes
naar het buitengebied. De bebouwing is niet planmatig ontwikkeld, maar
individueel per beschikbare kavel met vooral vrijstaande woningen. Door de
verschillende bouwjaren en de wisselende kavelgroottes is een lintdorp met een
geheel eigen uitstraling ontstaan.
2.8.
Verkeer
Het dorp Sonnega
heeft een duidelijke doorgaande route waaraan zich onder andere woningen,
bedrijven en agrarische bedrijven bevinden. De toegestane snelheid op de wegen
in de kern is 30km-/uur. Het parkeren vindt plaats langs de weg. De openbare vervoersvoorziening
van Sonnega bestaat uit een bus van Emmeloord naar Wolvega. Het dichtstbijzijnde treinstation bevindt zich in Wolvega.
2.9.
Groen
Door de open bebouwing en de in het plangebied
aanwezige agrarisch gebied ontstaat een dorp met een duidelijke groen karakter.
Bij kleinschalige woningbouw dient deze uitstraling zoveel mogelijk behouden te
blijven.
3.
Programma van eisen
3.1.
Rijks beleid
Nota Ruimte
De Nota Ruimte is een strategische nota op
hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijk beleid en de bijbehorende
doelstellingen tot 2020 (met een doorkijk naar de periode 2020-2030) zijn
opgenomen. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies
met als (sub)doel de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland.
Naast deregulering en decentralisatie hanteert de Nota ontwikkelingsplanologie
en uitvoeringsgerichtheid.
Het rijk mengt zich niet in kwesties op
microniveau maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is
"Decentraal wat kan, centraal wat moet". De verantwoordelijkheid voor
de inrichting van het ruimtelijk gebied wordt neergelegd bij decentrale
overheden. Uitgangspunt is dat er geen rode contouren meer gelden en provincies
en gemeenten zelf - met inachtneming van bepaalde hoofdregels - bepalen waar ze
bouwen.
3.2. Provinciaal beleid
Op 13 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten
een nieuw Streekplan voor de periode tot en met 2015 vastgesteld. Centraal in
dit streekplan staat de ruimtelijke kwaliteit. Meer dan in het vorige
streekplan wordt de ruimtelijke kwaliteit als uitgangspunt genomen voor
toekomstige ontwikkelingen. Hierbij kiest de provincie voor de ontwikkeling van
stedelijke gebieden en een vitaal platteland. Hoewel de dynamiek op het
platteland lager ligt dan in stedelijk gebied, woont en leeft hier ongeveer
zestig procent van de Friese bevolking. Mensen moeten er daarom werk en
voorzieningen kunnen vinden die passen bij de aard en schaal van het gebied. De
vitaliteit mag niet onder druk komen te staan door het verminderen van het
aantal agrarische bedrijven en het verdwijnen van (commerciële) voorzieningen.
De kernen in Weststellingwerf
zijn, overeenkomstig het streekplan, ingedeeld als regionaal centrum (Wolvega), Noordwolde is
aangemerkt als recreatiekern en de overige kernen, worden kleine kernen genoemd
In het streekplan is voor kleine kernen een
terughoudend woningbouwbeleid opgenomen. Woningbouw op het platteland is
primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zeggen op de reële
woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare
woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke
verantwoordelijkheid. De verdeling per kern is dan ook in het gemeentelijk volkshuisvestingsplan
opgenomen. Wel geeft de provincie aan dat de realisering van voldoende levensloopbestendige
woningen in zowel het lagere, als het middensegment (huur én
koop) van belang is.
Ten aanzien van bedrijvigheid wordt voor
kleine kernen gesteld dat ruimte voor lokale bedrijven bijdraagt aan de
levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Primair
wordt binnen het bestaande bebouwde gebied gezocht naar ruimte door onder meer
functieveranderingen, het intensiveren en combineren van functies en het
benutten van open ruimten. Daarnaast is er ruimte voor nieuwe bedrijvigheid aan
de rand van de kernen onder de volgende voorwaarden:
s
het totale ruimtebeslag van het
bedrijf staat, (ook op langere termijn) en blijft in een redelijke verhouding
tot de schaal van de kern;
s
een verantwoorde milieuhygiënische
inpassing is gewaarborgd;
s
er wordt rekening gehouden met
landschappelijke en cultuurhistorische waarden (dit stelt eisen aan de beeldkwaliteit
en de wijze van landschappelijke inpassing);
s
met de aanwezige infrastructuur
zijn bereikbaarheid, verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in voldoende
mate te waarborgen.
Voor wat betreft recreatie is de
provincie in dit gebied ook terughoudend. Wel kan hier gewezen worden op de
ontwikkelingsmogelijkheden van de (natuur- en vaar)recreatie in en nabij
Rottige Meenthe en met name rond de Driewegsluis. De ontwikkeling van recreatie zal zich op
deze gebieden toespitsen. In de nabij deze gebieden gelegen dorpen Munnikenburen, Scherpenzeel en Sonnega, zal de recreatiefunctie niet of nauwelijks
groeien. Wel speelt hier mee dat grenzend aan Munnikenburen
en Scherpenzeel enkele gebieden als natuurgebied
worden ingericht en dat dit resulteert in een uitbreiding van het
natuurreservaat de Rottige Meenthe. Dit is gedaan om een betere buffering
tussen het kerngebied Rottige Meenthe en het omliggende ontwaterde landbouwgebied
te realiseren. Voor de kernen zelf heeft deze uitbreiding geen consequenties.
3.3.
Gemeentelijk beleid
Structuurplan Weststellingwerf 2000-2015
In februari 2002 is het structuurplan voor de
hele gemeente Weststellingwerf tot stand gekomen. Het structuurplan is opgesteld vanuit de wens om
alle lopende projecten te kunnen inpassen en om kaders te kunnen scheppen voor
een toekomstige ontwikkeling van de gemeente. Het ruimtelijk beleid wordt
hierbij gekoppeld aan de ruimtelijke kwaliteit, de identiteit en de
duurzaamheid van de gemeente.
In het structuurplan wordt gekozen voor Wolvega als hoofdkern van de gemeente met daarbij ook alle
ontwikkelingsmogelijkheden. Noordwolde is de tweede
woon- en recreatiekern van de gemeente en krijgt ook de nodige
ontwikkelingsmogelijkheden.
Voor de overige kernen wordt uit overwegingen
die te maken hebben met landschap en mobiliteit een
consoliderend beleid gevoerd (het versterken van de bestaande lintstructuren
staat daarbij voorop) en in het
buitengebied worden geen nieuwe woningen en bedrijven toegestaan. In het structuurplan is aangegeven dat er geen planmatige
uitbreidingen meer zullen plaatsvinden bij de overige kernen in de gemeente. Rondom
de kernen zijn dan ook contouren (zie het fragment van de structuurplankaart)
aangegeven waarbinnen de ontwikkelingen (rekening houdend met de inzet volgens
het volkshuisvestingsplan) plaats moeten vinden. In het Structuurplan wordt
aandacht besteed aan het stimuleren van het dagelijkse fietsverkeer door korte,
snelle, veilige en aantrekkelijke routes. Kleinschalige, routegebonden
recreatie moet worden bevorderd. Dit kan onder andere door nieuwe en herstel
van verdwenen voet- en fietspaden.
Sonnega
Dit lintdorp ligt dicht tegen Wolvega aan en is hier eigenlijk steeds meer mee vergroeid.
Het structuurplan geeft aan dit juist de reden is om
het eigen karakter van het dorp (groen en landelijk karakter, openheid en
doorzichten naar achterliggende open gebied) te behouden. Ook hier geldt dat
het lintdorp niet teniet moet worden gedaan door uitbreidingen en/of een tweede
(of meer) rij met lintbebouwing. Ook moet bij de keuze voor het type woningen
worden aangesloten op het dorp zelf en niet op vraag naar luxe woningen vanuit Wolvega. Het open veld naast de klokkenstoel en
begraafplaats blijft vrij van bebouwing.
Economisch-ruimtelijk onderzoek
In maart
1999 is voor Weststellingwerf door de
Wetenschapswinkel voor Economie van de Rijksuniversiteit Groningen een economisch-ruimtelijk onderzoek (De concurrentiekracht van Weststellingwerf,
een economisch-ruimtelijk perspectief) verricht.
Daaruit komt naar voren dat een relatief groot deel van de zittende bedrijven
in de gemeente geen uitbreidingsplannen heeft. De kans op nieuwvestiging
van grote bedrijven is het grootst in Wolvega gezien
het goed ontsloten bedrijventerrein. De kans voor nieuwvestiging
van grote bedrijven elders in de gemeente is, ook gezien de nabijheid van grote
bedrijventerreinen in Heerenveen en Steenwijk, klein.
Wel is sprake van kansen voor toerisme en
recreatie, nevenactiviteiten in de landbouw en kleinschalige, hoogwaardige
dienstverlenende bedrijvigheid in eenmanszaken of kleine bedrijven. Omdat
behalve Wolvega en Noordwolde
in de kernen de nadruk ligt op de woonfunctie, zal de groei van de
bedrijfsfunctie in Sonnega beperkt blijven.
Woonplan
In 1999 is
het Woonplan van de gemeente Weststellingwerf - destijds
nog betiteld als het Volkshuisvestingsplan - vastgesteld. De nota bevatte een
analyse van de woningmarkt van eind jaren negentig, op basis waarvan een
beleidsvisie voor de periode tot 2010 is beschreven. In deze
nota werd
voor de kleinere kernen in de gemeente Weststellingwerf
uitgegaan van vervangende nieuwbouw bij herstructurering en een beperkte
toename van de woningvoorraad in de periode 1999-2010 zodat de natuurlijke
groei van de bevolking kon worden opgevangen.
In de jaren
2002 en 2003 is zowel de analyse als het gemeentelijke uitvoeringsprogramma
geactualiseerd: de Monitoren Woonplan 2002 en 2003 en in een convenant zijn de prestatieafspraken met beide corporaties vastgelegd.
In verband met recente veranderingen op de woningmarkt en de verschillende
plannen die in de gemeente op stapel staan, is de woonvisie opnieuw tegen het
licht gehouden. Dit heeft geresulteerd in een concept Woonplan (29 juni 2006).
De meeste uitgangspunten uit het volkshuisvestingsplan zijn nog steeds actueel.
Het bevorderen van leefbaarheid van bestaande wijken, meer woningen voor
ouderen, intensief sociaal beheer, het voorkomen van verpaupering, de
landschappelijke inpassing bij dorpen en het evalueren van het woonruimteverdelingsysteem
gelden nog steeds als richtinggevende uitgangspunten.
Het nieuwe
woonplan richt zich op het creëren van een voldoende en passend aanbod in alle
segmenten in de markt, het vergroten van de kwaliteit van het wonen in alle
wijken en dorpen en het vergroten van kansen voor doelgroepen op de lokale
woningmarkt. Bij deze laatste doelstelling gaat het vooral om de doelgroepen
ouderen, zorgbehoevenden en mensen met lage inkomens/starters.
De
woningproductie zal gelijkmatig over de jaren verdeeld worden en moet bijdragen
aan de diversiteit van de woningvoorraad en de leefbaarheid van wijken en
dorpen. Aan herstructureringsmaatregelen en de verkoop van huurwoningen wordt
een groot belang gehecht. In dorpen is woningbouw alleen
gericht op de eigen behoefte en moet dit goed landschappelijk worden ingepast
(zoals in het structuurplan is aangegeven).
In het
programmatische gedeelte van het woonplan zijn voor de kern Sonnega
geen concrete projecten in de planning opgenomen.
Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP)
In het GVVP
(vastgesteld in 2000) is de gemeentelijke visie ten aanzien van het
verkeersbeleid opgenomen. Hierin is aangegeven dat de
gemeente het Duurzaam-Veilig beleid verder wil
vormgeven. Dit betekent dat het wegennet zal worden ingericht met de volgende
typen wegen:
1.
de
stroomwegen. Dit zijn de hoofdwegen en regionale hoofdwegen en hier geldt een
maximumsnelheid van 100/120 km/uur;
2.
de
gebiedsontsluitingswegen (80km/uur) zijn de wegen die gebieden aansluiten op
het hoofdwegennet (80km/uur);
3.
De
wegen in het landelijk verblijfsgebied krijgen de
typering erftoegangswegen (categorie A (met vrijliggend fietspad) 60+ km/uur, categorie B 60km/uur).
4.
Voor
alle bebouwde kom-gebieden geldt tenslotte
een inrichting als verblijfsgebied.
Hierbij past een maximumsnelheid van 30km/uur. In het
GVVP wordt aangegeven dat in alle kleine kernen de inrichting als 30km-zone de
hele dorpskern zal omvatten.
Welstandsnota
In de Welstandsnota (juni 2004) van
de gemeente Weststellingwerf wordt de kern Sonnega, beschreven als een streekdorp. De van oudsher
aanwezige, veelal agrarische, bebouwing is verdicht tot een dorpslint.
In de welstandsnota heeft het
onderhavige plan volledig gebiedsnummer 2, lintbebouwing.
Gebiedsnummer 2 Lintbebouwing:
De lintbebouwing in de diverse kernen kent vrij open bebouwingswanden
met individuele panden. Hoe verder de panden van het 'dorpscentrum' zijn
verwijderd, hoe meer de bebouwingsdichtheid vaak afneemt en hoe meer het aantal
boerderijen vaak toeneemt. Deze linten kennen een regulier welstandsambitieniveau
met de nadruk op het respecteren van de bestaande kwaliteit.
4.
Planologische
randvoorwaarden
4.1.
Archeologie
Verdrag van
Malta/Valletta en
Monumentenwet 1988
In verband
met de implementatie van het Europese Verdrag van Malta/Valletta
is in oktober 2003 het wetsvoorstel Wet op de archeologische monumentenzorg
ingediend bij de Tweede Kamer. Op 1 september 2007 is de "Wet op de
archeologische monumentenzorg" (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt
formeel gezien deel uit van de Monumentenwet 1988 (Mw).
Het belangrijkste doel van de Wamz is de
bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door
het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Andere doeleinden zijn het
bieden van een wettelijke grondslag voor het "verstoorder betaalt-principe" en
de beschrijving van de archeologische infrastructuur.
Zoals uit
meerdere onderdelen blijkt is het plan voor Sonnega
meer gericht op beheer en het huidig functioneren. Archeologische waarden
zullen dan ook in eerste instantie niet aangetast worden, omdat geen ingrepen
worden voorzien die een verstoring van het bodemprofiel met zich meebrengen.
Dit tegen de achtergrond dat nauwelijks nieuwe woningen (kunnen) worden
toegevoegd. In dat kader wordt opgemerkt dat voor de middels een
wijzigingsbevoegdheid te realiseren woongebieden afzonderlijke archeologische
onderzoeken zullen moeten worden uitgevoerd. Dit is als wijzigingsvoorwaarde in
de voorschriften opgenomen. Wel is vervanging van bestaande bebouwing mogelijk.
Wanneer daarbij, bijvoorbeeld met een vergroting van oppervlak en/of diepere
fundering, de bodem tot op een grotere diepte dan daarvoor het geval is geweest
verstoord gaat worden, kunnen er wel archeologische belangen in het geding
komen. Voor een conserverend bestemmingsplan zoals dat van Sonnega
geldt dat de archeologische terreinen in het plan opgenomen moeten worden en
dat het behoud van de archeologische waarden in de grond wordt gewaarborgd.
AMK en IKAW
In de
plantoelichting bij een bestemmingsplan moet worden ingegaan op het
gemeentelijke beleid ten aanzien van de bekende en de te verwachten
archeologische waarden. Bekende archeologische waarden zijn aangegeven op de
Archeologische Monumenten Kaart (AMK) die gemaakt is door de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Te verwachten archeologische waarden
zijn gebiedsgewijs te vinden op de Indicatieve Kaart
Archeologische Waarden (IKAW) die eveneens gemaakt is door de ROB.
FAMKE
De
provincie Friesland heeft sinds het voorjaar van 2003 de Friese Archeologische
Monumentenkaart Extra (FAMKE) beschikbaar. Op 15 november 2004 is de Cultuur
Historische Kaart (CHK), waarvan de FAMKE deel uitmaakt, compleet vernieuwd. De
FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de perioden steentijd/bronstijd en
ijzertijd/middeleeuwen.
Wat betreft de steentijd/bronstijd kent het
plangebied het advies "Quickscan". Van deze gebieden
wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig
verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt
daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een quickscan te verrichten.
Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het
steentijdbodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over
worden gegaan op een
karterend onderzoek (6 boringen per hectare). Tevens dient te
worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben
in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een
archeologisch onderzoek worden gewaardeerd (zie advies
"
waarderend onderzoek vuursteenvindplaatsen" en " waarderend onderzoek dobben").
De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is,
of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.
Voor de ijzertijd/middeleeuwen kent het
plangebied, het advies "middeleeuwen: karterend onderzoek 3".In deze gebieden
kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode midden-bronstijd
- vroege Middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om
vroeg- en vol-middeleeuwse veenontginningen.
Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied
bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten
afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie
beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een
historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet
worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse
ontginningen.
Mochten er, als gevolg van het karterend
archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan
zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze
vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van
het type aangetroffen vindplaats, en de strategie van onderzoek dient te worden
bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau. Indien de vindplaats een
nieuw aangetroffen terp betreft, geldt het advies: "waarderend onderzoek op
terpen". De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de
voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het
plan rekening dient te worden gehouden. Mocht het plangebied een bebouwde kom
betreffen, dan dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met
recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan.
Wel moeten
eventuele bij kleinere ingrepen aangetroffen bodemvondsten bij de provinciaal archeoloog gemeld worden. Het
aspect archeologie vindt in dit conserverend plan geen nadere regeling. Wel is
in een bij de bestemming agrarisch
opgenomen wijzigingsbevoegdheid bepaald dat archeologisch onderzoek moet hebben
uitgewezen dat de wijziging van de bestemming van de agrarische cultuurgronden
niet leidt tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
4.2.
Ecologie
Landschap
Sonnega
is te karakteriseren als een wegstreekdorp. Aan de
westzijde van het dorp bevinden zich de weilanden met sloten en houtsingels.
Aan de oostzijde zijn er bossen aanwezig.
Ecologie
Bij elk plan of project dient te worden
onderzocht of het plangebied in of bij (tot ongeveer 4 kilometer van) een
speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de
Vogel- of Habitatrichtlijn ligt. Als een plan of project in of bij een sbz ligt, wordt van een gemeente verwacht dat zij voor
aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de
significante gevolgen van het plan voor de flora en fauna worden onderzocht.
De Flora- en faunawet geldt
voor alle plaatsen waar beschermde soorten voorkomen, los van de vraag of dat
specifieke gebied ook wettelijk beschermd is.
Dit betekent voor Sonnega
dat bij een functiewijziging een natuurtoets moet worden uitgevoerd conform de
vereisten van de Flora- en faunawet.
Natuurloket
Uit raadpleging van het Natuurloket blijkt dat
het plangebied van Sonnega niet vlakbij een
habitatrichtlijn gebied ligt. Informatie geeft aan of het plangebied voor een
bepaalde soortgroep is onderzocht en met welke volledigheid. Daarbij wordt het
aantal waargenomen beschermde of bedreigde soorten aangegeven. Globaal is van
broedvogels, watervogels en dagvlinders een representatief beeld te krijgen.
Van vaatplanten, mossen, korstmossen, paddenstoelen, nachtvlinders, zoogdieren,
reptielen, amfibieën, vissen, libellen, sprinkhanen en overige ongewervelden ontstaat een slecht beeld of is geen
onderzoek verricht naar deze soorten.
Vogel- en Habitatrichtlijn
Ter
bescherming van ecologische waarden dient er in ruimtelijke plannen een
afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de
soortenbescherming op grond van de Flora- en Faunawet.
Flora- en Faunawet
In de Flora- en Faunawet wordt gesteld dat er voldoende
zorg in acht dient te worden genomen voor de in het wild voorkomende dieren en
planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Het
plangebied bestaat voor het overgrote deel uit bestaande bebouwing. Met de
planopzet wordt bestaande flora en fauna, voor zover die voorkomt in Sonnega, in en rond bosjes, agrarisch gebied, water en
groenstructuren gerespecteerd.
Nieuwe ontwikkelingen
Voor de in de toekomst te ontwikkelen locaties
is afdoende ecologisch onderzoek noodzakelijk. In de voorschriften is voor wat
betreft nieuwe ontwikkelingen binnen de in het Structuurplan aangegeven
contouren bepaald dat uit ecologisch onderzoek moet blijken dat geen sprake is
van een onevenredige aantasting van ecologische waarden.
4.3.
Bodemkwaliteit
Bodemsoort
Zoals uit de cultuurhistorische kaart van de
provincie Friesland blijkt is binnen het plangebied van Sonnega
sprake van veengronden.
Bodemverontreiniging
Wat betreft bodemverontreiniging geeft de
provinciale kaart inventarisatie potentiële locaties met mogelijke bodemverontreiniging
veel informatie. Het bestemmingsplan Sonnega heeft
een conserverend karakter. Ontwikkelingen worden bij wijzigingsbevoegdheid
mogelijk gemaakt. Aan het aspect bodem wordt daarom verder geen aandacht
besteed.
4.4.
Geluidhinder
Algemeen
In de Wet geluidhinder (Wgh)
is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds
betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de
milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden
opgelegd aan geluidgevoelige functies als wonen. Omdat in Sonnega
geen sprake is van (een geluidszone van) een spoorweg of een industrieterrein,
wordt hierna slechts aandacht besteed aan het aspect geluidsbelasting
wegverkeer.
Wegverkeer
Op grond van de Wet geluidhinder bevindt zich
in beginsel langs iedere weg een geluidszone. Dit geldt niet voor woonerven en
wegen, waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
Op grond van artikel 77 van de Wet
geluidhinder (hoofdstuk VI) dient bij de voorbereiding van de vaststelling van
een bestemmingsplan voor gronden die tot een geluidszone behoren een akoestisch
onderzoek ingesteld te worden naar geluidsbelastingen op de gevels van woningen
afkomstig van wegverkeerslawaai. Uit dit onderzoek moet naar voren komen wat de
te verwachten geluidsbelasting voor woningen en andere geluidgevoelige
bestemmingen is en welke maatregelen worden getroffen om de maximaal
toelaatbare grenswaarden niet te overschrijden.
Een dergelijk onderzoek kan achterwege blijven
indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een
bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woning of andere
geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De
onderzoeksplicht geldt voorts niet in geval van woonerven en 30km-gebieden.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een
overwegend consoliderend karakter heeft en er sprake is van een 30km-gebied,
behoeft er geen nader akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het plan kent
een mogelijkheid om bij wijziging geluidgevoelige functies te realiseren. Als
wijzigingsvoorwaarde is in de planvoorschriften opgenomen dat de
geluidbelasting vanwege het wegverkeer op geluidgevoelige functies niet hoger
mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een te verlenen hogere grenswaarde.
4.5.
Externe veiligheid
Algemeen
De externe veiligheidsaspecten bestaan uit
risicocontouren vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), effectstralen van de risicokaart van de provincie
Friesland en eventuele zones vanuit de risicoatlassen voor het transport van
gevaarlijke stoffen. Hoofdgastransport- of hoogspanningsleidingen komen niet
voor in of nabij het plangebied en er hoeft dus geen rekening te worden
gehouden met de daarbij behorende belemmeringenzones.
Bevi/Revi
Het op 27 oktober 2004 in werking getreden
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de
bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
geeft wettelijke risicocontouren rond bepaalde categorieën inrichtingen. Deze
regelingen hebben verstrekkende gevolgen voor hoe door overheden omgegaan dient
te worden met de veiligheid in de omgeving van bedrijven waar met gevaarlijke
stoffen wordt gewerkt. Er moet rekening worden gehouden met het plaatsgebonden
en het groepsrisico.
Na raadpleging van de risicoatlas blijkt dat
er in Sonnega geen sprake is van Bevi-
inrichtingen en lpg locaties, en dat er ook geen sprake is van vervoer van
gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen.
De regionale brandweer heeft in haar advies
van 21 juni 2007 gesteld dat het Bevi en de
circulaire Risiconormering vervoergevaarlijke stoffen niet van toepassing zijn
en dat in het plangebied geen sprake is van hogedruk aardgastranssportleidingen.
4.6.
Waterparagraaf
Algemeen
Ingevolge het Besluit op de ruimtelijke
ordening (Bro) dient in de toelichting op ruimtelijke
plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is
gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. In die
paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie
heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het
oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde
watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door
de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in
ruimtelijke plannen en besluiten".
Beleidskader
Het kader voor de watertoets is het vigerend
beleid (Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw en Europese
Kaderrichtlijn Water). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet-
en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. Ook het beleid
van het waterschap zelf behoort hiertoe. Een aantal relevante beleidsdocumenten
wordt hieronder kort besproken.
Vierde Nota waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding (december
1998) verwoordt de regeringsbeslissing ten aanzien van water. Eén van de speerpunten
is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen:
s
waterbesparende maatregelen in de
woning;
s
het afkoppelen van verhard
oppervlak van de riolering;
s
het infiltreren van regenwater in
de bodem;
s
het bergen van regenwater in
vijvers;
s
het herwaarderen van watersystemen
bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.
Waterbeleid 21e eeuw
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt
ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het
waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering,
bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft
twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:
s
vasthouden, bergen en afvoeren;
s
schoonhouden, scheiden en
zuiveren.
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt
in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem
en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zonodig het water tijdelijk
geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig
opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij de trits schoonhouden, scheiden en
zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden.
Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als
laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren
van verontreinigd water aan bod.
Europese Kaderrichtlijn
Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is
sinds eind 2000 van kracht en moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het
oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. De KRW is erop gericht
de kwaliteit van watersystemen te verbeteren, onder meer door lozingen aan te
pakken. Verder is het de bedoeling het duurzaam gebruik van water te bevorderen
en de verontreiniging van grondwater aanzienlijk te verminderen. Naast een
verbetering van de waterkwaliteit is het streven ook de Europese waterwetgeving
te harmoniseren, uiterlijk in het jaar 2013. De KRW verplicht overheden om
doelen aan te geven voor met name de waterkwaliteit
voor de in hun gebied voorkomende wateren. Deze doelen moeten worden bereikt
(resultaatsinspanning) door het nemen van de benodigde maatregelen. De
provincie Friesland en het waterschap leggen de doelen en maatregelen voor de
regionale wateren vast in het eerstvolgende provinciale waterhuishoudingsplan
en het waterbeheerplan van het waterschap. Middels het Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) spelen ook gemeenten een rol bij het
bereiken van de doelen van de KRW.
Provinciaal beleid
Het Streekplan Fryslân 2007 merkt ten aanzien van
water op dat de verandering van het klimaat, de bodemdaling en de toename van
verhard oppervlak het noodzakelijk maken om met nieuwe ogen naar water te
kijken. Water dient een belangrijk mede ordenend principe te worden in de
ruimtelijke ordening.
Zo wil de provincie bij locatiekeuzes voor nieuw
stedelijk gebied dat er gebruik gemaakt wordt van waterkansen- en
risicokaarten. Bij nieuwe ruimtelijke plannen met negatieve gevolgen voor de
waterhuishouding moeten eventuele kosten voor compensatie, bijvoorbeeld in de
vorm van extra berging elders, opgenomen worden in de ontwikkelingskosten van
deze plannen. De ruimtelijke functies in een bepaald gebied moeten goed worden
afgestemd op het watersysteem van het gebied. Het Wetterskip Fryslân zal in dat kader in de komende streekplanperiode
(2005-2015) per gebied de gewenste grond- en oppervlakteregimes (ggor) in beeld brengen en zich uitspreken over de gewenste
integrale waterhuishouding. Dit houdt in dat de wensen vanuit de functies en de
mogelijkheden van de waterhuishouding zo goed mogelijk op elkaar zijn afgestemd
en dat recht wordt gedaan aan het streven naar een veerkrachtig, duurzaam en
gezond watersysteem. Het vaststellen van de ggor kan
in bepaalde gevallen leiden tot functiewijziging. Het voor de functie gewenste
waterbeheer (ggor) wordt door het waterschap, onder
goedkeuring van de provincie, vastgelegd in het waterbeheersplan.
Om problemen met wateroverlast te voorkomen
zet de provincie Friesland in het streekplan in op een ruimtelijke reservering
voor een nieuw boezemgemaal in de omgeving van Harlingen, alsmede het
inrichten en op basis van vrijwilligheid bestemmen van gebieden die onder water
gezet kunnen worden in natte perioden om de boezem te ontlasten (zogenaamde
retentiegebieden). Zo zullen langs de beneden- en middenlopen van de beken in Oost-Fryslân retentiegebieden ingericht worden. Hieronder
valt ook het gebied van de Linde en de Noordwoldervaart.
In deze retentiegebieden zal altijd sprake zijn van multifunctionaliteit,
meestal in de vorm van natuur en water. Ook een uitbreiding van de Friese
Boezem en het opstellen van een leidraad voor de waterhuishoudkundige
inrichting van nieuw stedelijk gebied met ontwerpnormen voor bergingssystemen
(vijvers), infiltratiesystemen (wadi"s) en afvoersystemen staan op het
programma. Daarnaast wordt aangesloten bij het landelijk beleid om het aantal overstorten te verkleinen. Zo nodig wordt de capaciteit van
de gemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties in de provincie vergroot.
Het is de bedoeling dat deze maatregelen binnen enkele jaren voltooid zijn. Tot
slot vormt het afkoppelen van hemelwater van het riool door het bieden van
ruimte voor infiltratie of berging, met name bij
nieuwe stedelijke uitbreidingen, uitgangspunt.
Naast het streekplan is het Tweede Waterhuishoudingsplan van de provincie Fryslân 2000-2008
"Dreaun troch it wetter" (2000) relevant.
Het plan beschrijft het concrete provinciale waterhuishoudkundige beleid tot
2008, uitgaande van de gewenste situatie in 2015. Er wordt onderscheid gemaakt
tussen algemeen en specifiek beleid. Het algemene beleid is gericht op de
elementen veiligheid, oppervlaktewaterkwaliteit, grondwater en inrichting. Het
specifieke beleid is gericht op verschillende functies. Het gaat daarbij om
functies als water voor landbouw, water voor natuur, water voor bebouwd gebied,
drink- en industriewater en zwemwater.
Plattelandsprojecten
Plattelandsprojecten startte
in 2001 in samenwerking met gemeenten met de gebiedsgerichte aanpak in
Friesland om een impuls te geven aan het platteland. Het doel is het ondersteunen
van initiatieven voor project ideeën en het werven van projecten om de
leefbaarheid en de sociaal economische ontwikkeling op het platteland te
stimuleren. Voor het onderdeel water is de hoofddoelstelling: Optimalisering
afstemming waterbeheer op gebruiksfuncties, verbetering regionale watersystemen
en ecologische kwaliteit.
Waterschapsbeleid
Wetterskip Fryslân
heeft het Integraal Waterbeheerplan (IWBP) opgesteld. Het bestaat uit een
algemeen deel en zeven deelplannen voor afzonderlijke gebieden. Zo geldt voor Sonnega het deelplan voor het gebied van het voormalige
waterschap Sevenwolden. In het plan schetst het
waterschap hoe de doelstellingen van het integraal waterbeheer in de komende
jaren bereikt zullen worden. Zo geldt bijvoorbeeld ten aanzien van afwatering
dat gedurende perioden met veel neerslag overtollig water tijdelijk in polders
en beekdalen moet worden geborgen en vervolgens via de Friese boezem moet
worden afgevoerd naar de zee en het IJsselmeer. Daarnaast geldt ten aanzien van
het aspect emissies dat lozingen vanuit een vast punt (riooloverstorten,
rioolwaterzuiveringsinstallaties, woningen, boerderijen of bedrijven die niet
op het riool zijn aangesloten) en lozingen vanuit verspreide, telkens
wisselende punten (regenwater dat van wegen afspoelt en resten olie meevoert,
drainagewater uit landbouwpercelen of de vuilwaterlozingen van
pleziervaartuigen) moeten worden beperkt. Met name ten
aanzien van riooloverstorten wil het waterschap
binnen acht jaar een aanmerkelijke verbetering bereiken. Daartoe stellen zij
met de respectievelijke gemeenten rioleringsplannen op.
Beleid gemeente
In het structuurplan wordt gesproken over de
groenblauwe onderlegger van het gemeentelijke grondgebied. In Sonnega is sprake van laagveen. De visie geeft aan dat er
gestreefd wordt naar een duurzaam waterbeheer waarbij de volgende ruimtelijk
relevante richtlijnen worden gehanteerd:
s
benutten van de aanwezige en potentiële verschillen in de
natuurlijke waterkwaliteit;
s
sanering van de risicovolle riooloverstorten;
s
permanente verbetering van de waterkwaliteit.
Bestemmingsplan Sonnega
Opgemerkt moet worden dat bovenstaande
aspecten voor het bestemmingsplan van het dorp Sonnega,
in de zin van de redactie van de voorschriften en de keuze van bestemmingen, maar
zeer beperkt relevant zijn. Het betreft hier immers een bestemmingsplan voor
een bestaande situatie. Tevens kunnen concrete vraagstukken op het gebied van
waterbeheer vaak niet in een bestemmingsplan geregeld worden. Gewezen kan
worden op de Handreiking Watertoets 2, Samenwerken aan water in ruimtelijke plannen
van december 2003, waaruit blijkt dat bij bestemmingsplannen voor stedelijk
gebied onderscheid gemaakt kan worden tussen plannen voor herstructurering van
bestaand stedelijk gebied en plannen voor bestaand stedelijk gebied (met
geringe of geen ruimtelijke dynamiek). Plannen zonder functieverandering (en
dus met weinig dynamiek) worden ook wel consoliderende plannen of
beheersplannen genoemd. Op locatie- en structuurniveau is bij dit soort plannen
geen sprake van wijzigingen. Alleen op inrichtingsniveau is eventueel
optimalisatie mogelijk. Het plan voor Sonnega is over
het algemeen te kenschetsen als een consoliderend plan.
Uitgangspunt is dat binnen Sonnega
met het nieuwe plan geen nieuwe belemmeringen voor het vasthouden, bergen en
afvoeren van water ontstaan. Gezien het karakter van het plangebied (met veel
bestaande (woon)bebouwing en weinig - direct van water
afhankelijke - activiteiten) en het karakter van het bestemmingsplan, met in
beginsel geen mogelijkheden voor (grootschalige) veranderingen die nieuwe
belemmeringen voor het waterbeheer opwerpen, wordt in deze toelichting beperkt
aandacht besteed aan water(beheer).
Lokaal watersysteem
De hoogteverschillen in de gemeente Weststellingwerf
- door het Drents plateau in het oosten en het IJsselmeer in het westen - zijn
bepalend voor de waterhuishouding. De Linde en de Tjonger
vormen de centrale aders in de diverse watersystemen. De hoger gelegen delen
stromen vrij af via beken. In de lagere delen zorgen gemalen voor afvoer van
overtollig water.
Ruilverkavelingen in de afgelopen vijftig
jaar hebben geleid tot snelle ontwatering van de landbouwgronden. De gemiddelde
grondwaterstand is ruime een halve meter gedaald. Het oosten van de gemeente kent
nu zelfs droogte- in plaats van natschade. Het waterpeil bedraagt in Sonnega tussen 0.00 en +2.00 meter boven NAP.
Riolering
De riolering van het dorp bestaat voor uit
een gemengd rioolstelsel. In de toekomst is het de bedoeling om hemelwater
vanaf de daken zoveel mogelijk af te voeren naar greppels en sloten.
Waterkwantiteit
Uitgaande van de trits vasthouden, bergen en
afvoeren kan opgemerkt worden dat er binnen het plangebied maar in zeer
beperkte mate oppervlaktewater voorkomt. Voor zover aanwezig is sprake
van oppervlaktewater in de vorm van sloten en greppels.
De mogelijkheden voor het vasthouden en bergen van water zijn in Sonnega dus vrij beperkt. Bij nieuwe ontwikkelingen in het
plangebied, zoals bijvoorbeeld wijkvernieuwing,
ontwikkeling van nieuwe woongebieden, grootschalige reconstructies van wegen of
rioolvervangingsprojecten, wordt nadrukkelijk
aandacht besteed aan mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren. Onder
andere wordt dan onderzocht in hoeverre infiltratie van regenwater en een
gescheiden stelsel mogelijk is en in hoeverre oude afwaterstructuren, in
oorspronkelijke of alternatieve vorm, hersteld kunnen worden. Voor dergelijke
maatregelen geldt overigens wel dat zij buiten het bereik van het
bestemmingsplan vallen, behalve wanneer het gaat om ingrepen waarvoor een
herziening van het bestemmingsplan vereist is. In ieder geval geldt bij nieuwe
ontwikkelingen als uitgangspunt dat de afvoer vanuit het gebied per saldo
gelijk moet blijven. Zonodig dient bergingscapaciteit binnen het gebied
gerealiseerd te worden.
Waterkwaliteit
Uitgaande van de trits
schoonhouden, scheiden en zuiveren is het verbeteren van de waterkwaliteit door
onder meer het beperken van het aantal riooloverstorten
een belangrijke opgave. In het algemeen wordt in dat kader gestreefd naar
afkoppeling van regenwater van het riool, met name bij
wijkvernieuwing, ontwikkeling van nieuwe woongebieden, grootschalige
reconstructies van wegen of rioolvervangingsprojecten,
zoals hierboven beschreven.
Water in de voorschriften
De bestaande waterstructuren en waterhuishoudkundige voorzieningen
zijn opgenomen in de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen. Bij
functiewijzigingen die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding is
opgenomen dat de watertoets doorlopen moet worden.
Watertoets/Overleg met het
waterschap
Het bestemmingsplan betreft zoals aangegeven
een conserverend bestemmingsplan. Ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op
de waterhuishouding zijn slechts bij wijziging mogelijk. Dergelijke
functiewijzigingen zijn daarbij gebaseerd op het structuurplan, waarvoor de
watertoets eveneens is doorlopen. Voor het onderhavige plan is daarom
Wetterskip Fryslân verzocht een versnelde watertoets van toepassing te verklaren.
Wetterskip Fryslân heeft in december 2006 ingestemd met een versnelde watertoetsprocedure
bij dit bestemmingsplan. Het waterschap heeft bijschrijven van 14 september
2007 een wateradvies betreffende de actualisatie gegeven en heeft gemeld te kunnen
instemmen met de bij een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarde dat het
proces van de watertoets moet worden doorlopen. De reacties van het Waterschap
zijn als bijlage opgenomen.
Luchtkwaliteit
Luchtkwaliteit
is een belangrijke pijler voor een goede leefomgeving. De vaststelling van een
bestemmingsplan wordt in de jurisprudentie aangemerkt als de uitoefening van
een bevoegdheid die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit.
De Eerste
Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de "Wet
milieubeheer" goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd.
Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de
"Wet luchtkwaliteit". Deze wet is op 15 november 2007 (Stb.
2007, 434) in werking getreden en vervangt het "Besluit luchtkwaliteit 2005".
De wet is
één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
¨
negatieve
effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van
luchtverontreiniging aan te pakken;
¨
mogelijkheden
voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de
Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De "Wet
luchtkwaliteit" voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de
luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke
activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen
is vastgesteld dat deze "niet in betekende mate" (NIBM) bijdragen aan de
luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor
luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen
vormen onder de nieuwe "Wet luchtkwaliteit" geen belemmering voor ruimtelijke
ontwikkeling als:
»
er
geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een
grenswaarde;
»
een
project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de
luchtkwaliteit leidt;
»
een
project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
»
een
project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie
heeft verleend.
Uit
onderzoek is gebleken dat slechts bij hoge verkeersintensiteiten in grotere
stedelijke gebieden overschrijdingen van grenswaarden voorkomen.
Ook bij luchtkwaliteitsonderzoeken in de kernen Wolvega
en Noordwolde is gebleken dat ruimschoots aan de
grenswaarde van het (toen geldende) Besluit Luchtkwaliteit 2005 wordt voldaan.
Aangezien
dit bestemmingsplan bij recht geen ontwikkelingen mogelijk maakt die van
invloed zijn op de luchtkwaliteit, voldoet het plan aan het gestelde in de wet.
Het plan maakt bij wijziging kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Deze
ontwikkelingen zullen niet in betekende mate invloed hebben op de
luchtkwaliteit en deze wijzigingen mogen daarom voor wat betreft het aspect
luchtkwaliteit uitvoerbaar worden geacht.
5.
Juridische
opzet
5.1.
DURP
DURP
is de afkorting voor Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen.
Bij
brief van 11 oktober 2005 heeft de Minister van VROM gemeld dat digitale
ruimtelijke plannen in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro)
verplicht worden gesteld. Alle nieuwe ruimtelijke plannen moeten vanaf de
invoering van de wet digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt
alsmede digitaal beschikbaar worden gesteld. Bestaande ruimtelijke plannen
moeten binnen 10 jaar eveneens aan die eisen voldoen.
De
Minister heeft een dringend beroep op de gemeentebesturen gedaan om deze
standaarden nú al te gaan gebruiken en te ontwikkelen en niet te wachten op de
invoering van de nieuwe Wro. De Minister stelt voorts
dat door samen te werken een bijdrage kan worden geleverd aan betere
dienstverlening en betere handhaving en dat via DURP wordt gewerkt aan een
Andere Overheid die slagvaardiger, efficiënter en effectiever is en die staat
voor een gezamenlijke ruimtelijke ontwikkeling.
Met
dit bestemmingsplan wordt gehoor gegeven aan de oproep van de Minister van VROM
om de standaarden nu al te gebruiken.
5.2.
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
2006
In
deze standaard worden de afspraken weergegeven die de DURP-partners
hebben gemaakt ten aanzien van de opbouw en van de wijze van presentatie van
bestemmingsplannen. Deze afspraken hebben geen betrekking op de inhoud van
bestemmingsplannen en staan los van het te voeren gemeentelijke ruimtelijke
ordeningsbeleid. De afspraken hebben alleen tot doel meer eenheid te brengen in
de opbouw en presentatie van bestemmingsplannen en hebben bijvoorbeeld
betrekking op de naamgeving van bestemmingen, dubbelbestemmingen en
aanduidingen, de legenda op de plankaart en de opbouw van
bestemmingsvoorschriften.
In de
standaard worden twee categorieën onderscheiden: bindende afspraken en
aanbevelingen. Voor de bindende afspraken geldt dat zij in de bestemmingsplanpraktijk
gevolgd moeten worden. De aanbevelingen zijn niet verplichtend doch de DURP-partners hebben geadviseerd deze aanbevelingen wel te
volgen.
In de
nieuwe Wro en het daarbij behorende Besluit
ruimtelijke ordening (Bro) zullen de verplichtingen ten
aanzien van de opzet en de presentatie van et bestemmingsplan worden opgelegd.
5.3.
Systematiek
De
opzet van voorliggend bestemmingsplan is gebaseerd op de gebiedsgerichte
benadering. Dit houdt in beginsel in dat bijvoorbeeld binnen een woongebied
geen sprake is van aparte bestemmingen voor de woonstraten, ondergeschikte
groenstructuren, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.
Andere bestemmingen als bijvoorbeeld bedrijven en wegen (met meer dan een
ontsluitingsfunctie) zijn daarentegen functioneel en
individueel bestemd.
5.4.
Digitalisering
De
gemeente heeft een programma opgezet voor de actualisering van de
bestemmingsplannen in de gemeente Weststellingwerf
waarbij ook wordt gestreefd naar digitalisering van bestemmingsplannen. De belangrijkste
drijfveer voor digitalisering van bestemmingsplannen is in eerste instantie de
bevordering van de uitwisselbaarheid van digitale bestanden tussen vooral
gemeenten en provincies. Een belangrijk afgeleid effect is dat
bestemmingsplannen veel eenvoudiger toegankelijk kunnen worden gemaakt voor
burgers. Het bestemmingsplan dient in dat kader niet alleen op papier, maar ook
digitaal raadpleegbaar te zijn. Een systematiek met bouwvlakken en daarop
afgestemde bepalingen in de voorschriften zorgt daarbij voor een toegankelijk
en goed leesbaar bestemmingsplan.
5.5.
Flexibiliteit
Het
gaat in dit bestemmingsplan grotendeels om bestaande bebouwing in een bestaand
dorpscentrum. Binnen dit bestaande gebied is in beginsel duidelijk welke ruimte
wel en niet gegeven zou moeten worden voor (uitbreiding van) bebouwing. Er kan
dan ook worden gekozen voor een systematiek, waarbij relatief gedetailleerd op
de kaart wordt aangegeven waar gebouwd kan worden. Voor nieuwe ontwikkelingen
zal een wijziging of herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk zijn. In
bepaalde voorschriften is met het oog daarop een wijzigingsbevoegdheid
opgenomen.
5.6.
Toelichting op de voorschriften
Indachtig
de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2006 is bij het opstellen van de
voorschriften is zoveel mogelijk aangesloten bij de opzet, zoals die is gekozen
in het Handboek Digitale Bestemmingsplannen ook van de gemeente Weststellingwerf in het kader van de actualiseringsoperatie
en het in maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan Noordwolde.
Het
thans voorliggende bestemmingsplan zal in beginsel weer als voorbeeld dienen
voor de volgende te actualiseren bestemmingsplannen in de gemeente.
Onderstaand
worden de bestemmingen voor zover nodig geacht nader toegelicht.
AGRARISCH
De binnen
het plan gebied aanwezige agrarische bedrijfsgebouwen met het bijbehorende erf
en de agrarische cultuurgronden zijn bestemd als AGRARISCH.
Er
zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De eerste betreft de mogelijkheid
tot het wijzigen van de functie van de bedrijfsgebouwen met het bijbehorende
erf in WOONGEBIED, BEDRIJF en MAATSCHAPPELIJK. De tweede betreft de
mogelijkheid van het wijzingen van de functie van agrarische cultuurgronden in
WOONGEBIED.
Voor
de eerste bevoegdheid geldt dat bij wijziging van de bestemming ook het
bouwvlak wordt herzien (lees verkleind). Bij de wijziging in de bestemming Maatschappelijk is de als zodanig in de
bijlage van de planvoorschriften gevoegde bestemming van overeenkomstige
toepassing. Onder de wijziging naar Maatschappelijk
wordt ook begrepen een zorgboerderij, mits er geen sprake is van zelfstandige
woonunits aanvullend op de dienstwoning. Bij wijziging naar bedrijf dient de
bedrijfsvoering plaats te vinden binnen de contouren van de bestaande
agrarische bedrijfsgebouwen. Buitenopslag wil de gemeente tegengaan, en om dit
te voorkomen wordt de begrenzing van het erf bij wijziging nader beschouwd.
Voor
de tweede bevoegdheid geldt dat de contouren voor de wijzigingsbevoegdheid
gebaseerd zijn op de rode contouren in het structuurplan, voor zover binnen
deze contouren geen sprake is van bebouwd gebied. Het betreft daarom de
agrarische cultuurgronden, voor zover deze zijn gelegen binnen de rode contour.
BEDRIJF
Deze
bestemming regelt de binnen het stedelijk gebied gesitueerde (bestaande)
bedrijven.
De
bestemmingsomschrijving biedt mogelijkheden voor bedrijven van de categorieën 1
en 2 van de Lijst van bedrijven, productiegebonden detailhandel en
bedrijfswoningen.
Bestaande
bedrijvigheid van een afwijkende categorie vindt vastlegging middels de
aanduiding bedrijfsactiviteit.
Om bedrijvigheid mogelijk te maken in de eerstvolgende hogere categorie
van de bedrijvenlijst doch die wat betreft de aspecten geur, stof, geluid en
gevaar gelijk kan worden gesteld, is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen.
Er is
een wijzigingsbevoegdheid naar WOONGEBIED opgenomen om na beëindiging van de bedrijfsfunctie te kunnen komen
tot een woonbestemming. Uitgangspunt is dat dan ook sprake zal zijn van een
aanpassing/verkleining van de grootte van de bouwvlakken.
Om bedrijvigheid mogelijk te maken in de eerstvolgende hogere categorie
van de bedrijvenlijst doch die wat betreft de aspecten geur, stof, geluid en
gevaar gelijk kan worden gesteld, is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen.
BOS
De in
het plangebied aanwezige bossingels zijn bestemd als BOS. Deze singels
verdienen bescherming en met het oog daarop is een aanlegvergunningstelsel
opgenomen.
MAATSCHAPPELIJK -
BEGRAAFPLAATS
De begraafplaats
heeft een eigen bestemming gekregen. Het gedeelte ten noorden van de Sonnegaweg
is een rijksmonument en om die reden bevat de bestemmingsomschrijving ook
"het behoud van cultuurhistorische waarden".
SPORT - MANEGE
Deze
bestemming is toegekend aan de manege. Onder een manege wordt verstaan een
bedrijf dat gespecialiseerd is in het lesgeven in paardrijden aan particulieren
en daarvoor paarden houdt. De aanverwante activiteiten zijn het africhten van
jonge paarden, organiseren van ponykampen en buitenritten en de verhuur van
paarden;
De
bestemmingsomschrijving biedt ook mogelijkheden voor horeca ten dienste van
deze functie.
VERKEER
Deze
bestemming betreft alleen de 'doorgaande weg'. Andere wegen als woonstraten
zijn opgenomen binnen de bestemming WOONGEBIED. De bestemming biedt ook
mogelijkheden voor groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden en parkeer- en
openbare nutsvoorzieningen.
WOONGEBIED
Deze
regeling betreft de in het plangebied aanwezige woonbebouwing met bijbehorende
erven en tuinen, alsmede de voor het woongebied van belang zijnde wegen, paden
en groen-, parkeer- en speelvoorzieningen.
Binnen
deze bestemming zijn aan huis verbonden beroepen
toegestaan omdat die passen binnen de woonomgeving.
De
bebouwingsbepalingen zijn zo eenvoudig mogelijk gehouden. Het aantal woningen
mag niet meer bedragen dan het aantal dat op het moment van terinzagelegging
van het ontwerp van het bestemmingsplan bestaat. Voorts moeten alle gebouwen
binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak gebouwd worden en in de
voorschriften zijn bepalingen opgenomen over maten als afstanden (tot
perceelgrenzen), horizontale dieptes, hoogtes enzovoort.
Voor
de goothoogte van woningen geldt een goothoogte van 4 meter als uitgangspunt.
De bouwhoogte is gesteld op 9 meter. Voor bijgebouwen en andere bouwwerken zijn
specifieke maten opgenomen in de bebouwingsbepalingen.
Binnen
bepaalde grenzen bieden de voorschriften de mogelijkheid om vrijstelling te
verlenen van een aantal bepalingen. Zo zijn bij vrijstelling ook kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen. Het gebruik van bijgebouwen voor
bewoning en het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting is als
strijdig gebruik aangemerkt.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze
bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te
voorkomen. Dit zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat
al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken
wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander
bouwperceel wordt betrokken.
Algemene
gebruiksbepalingen
Voor
de redactie van de gebruiksbepaling is de algemene formulering aangehouden.
Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in
overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving
van de betreffende bestemming bepalend.
In
verband met het schrappen van het bordeelverbod is in lid b expliciet opgenomen
dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het gebruiken van
gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Algemene
vrijstellingsbepaling
In
deze bepaling is aan burgemeester en wethouders een vrijstellingsbevoegdheid
toegekend voor een aantal met name genoemde
vrijstellingen.
Indien de plankaart niet geheel blijkt overeen
te stemmen met de werkelijke afmetingen in het terrein kunnen burgemeester en
wethouders vrijstelling verlenen van het plan teneinde afwijkingen op
ondergeschikte punten mogelijk te maken. De bepaling geeft de voorwaarden aan
waaronder een dergelijke vrijstelling kan worden verleend.
Ook
kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de voorschriften opgenomen dan wel
op de kaart aangegeven afmetingen kunnen met behulp van deze bepaling mogelijk
worden gemaakt.
In
alle gevallen zullen burgemeester en wethouders de gebruikmaking van de
vrijstellingsmogelijkheid moeten motiveren en alle relevante belangen moeten
afwegen conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.
Strafbepaling
Overtreding van de gebruiksbepalingen is strafbaar gesteld als gevolg
van het bepaalde in de Wet op de economische delicten.
Overgangsbepalingen
Bouwwerken die op het tijdstip van de tervisielegging van het plan
bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment
reeds aangevraagde bouwvergunning mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of
veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot.
Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn.
Indien een bouwwerk door een calamiteit tenietgaat, is herbouw onder
voorwaarden toegestaan.
Er is
een uitsluitingsclausule opgenomen voor illegale
bouwwerken. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat bestaande, illegaal gebouwde
bouwwerken kunnen worden vernieuwd, veranderd of uitgebreid.
Ook
is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag worden
gehandhaafd. Er is een uitsluitingsclausule opgenomen
voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Voorts is geregeld in hoeverre
wijziging van het gebruik is toegestaan.
6.
Financiële
uitvoerbaarheid
Bij de uitvoering van het bestemmingsplan Sonnega zijn geen ontwikkelingskosten te verwachten
aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft.
7.
Procedure
Inspraak en overleg
Over dit bestemmingsplan is
bestuurlijk overleg ex artikel 10 Bro gevoerd en is
inspraak verleend op de in de gemeente Weststellingwerf
gebruikelijke wijze.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met
ingang van 28 juni 2007 gedurende een termijn van zes weken voor en ieder ter
inzage gelegen in het Publiekscentrum van het gemeentehuis. Tevens was het
bestemmingsplan in te zien op de gemeentelijke website.
Tijdens de inspraakperiode zijn 2
inspraakreacties ingediend, die net als de notitie Beantwoording
inspraakreacties als bijlage bij dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
Voorts is een inspraakavond georganiseerd en
het verslag daarvan is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
De overlegreacties en de notitie Beantwoording
overleg ex artikel 10 Bro 1985 zijn ook als bijlagen
opgenomen.
februari
2008.