2. Voorschrift
MAATSCHAPPELIJK
Artikel 1 MAATSCHAPPELIJK
1.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor MAATSCHAPPELIJK aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
gebouwen ten behoeve van:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
bedrijfswoningen;
b
wegen, voet- en fietspaden;
c
tuinen, erven en binnenterreinen;
d
op- en inritten;
e
groenvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
g
speelvoorzieningen;
h
waterlopen;
i
waterhuishoudkundige
voorzieningen;
j
openbare nutsvoorzieningen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.2 Bouwvoorschriften
1.1.2 Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b de goot- en/of
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 respectievelijk
10 m, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
c het aantal
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van
terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande aantal.
1.1.3 Voor
het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de
volgende bepalingen:
a de inhoud mag niet meer dan
75 m3 bedragen;
b de bouwhoogte mag niet meer
dan 3 m bedragen.
1.1.4 Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de
hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het
verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
b de bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde
gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 5 m mag bedragen.
1.2 Gebruiksvoorschriften
1.2.1 Het
is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een
wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
1.2.2 Tot
een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt het gebruik van gronden en
bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting gerekend.
1.3. Vrijstelling van de
gebruiksvoorschriften
1.3.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling indien strikte
toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige
gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
1.3.2 Bij
gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in het plan opgenomen
procedure van toepassing.