Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgrond;
-
volkstuinen ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”,
met daaraan ondergeschikt:
-
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
-
ontsluitingswegen en paden;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
recreatief medegebruik in de vorm van fiets-, wandel- en ruiterpaden,
met de daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:
-
per volkstuin mag ten hoogste 1 gebouw worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
-
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden voor een niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Agrarisch’ ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1” wordt gewijzigd in de bestemming ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’, mits:
-
ecologisch onderzoek heeft uitgewezen dat wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van ecologische waarden;
-
archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden;
-
de bodemkwaliteit geschikt zal zijn voor de beoogde functie;
-
het proces van de watertoets is doorlopen;
3.4.2. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
alsmede ter plaatse van de aanduiding voor "specifieke vorm van bedrijf-afwijkende categorie bedrijven":
-
een landbouwmechanisatiebedrijf aan de Oppers 66;
-
een telefooncentrale met zendinrichting aan de Blomslaan 22;
-
een benzinestation met LPG aan de Heerenveenseweg 76;
-
een hoveniersbedrijf aan de Pieterslaan 85A;
-
-
met dien verstande dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de Heerenveenseweg 76, waar een LPG-station is toegestaan;
-
-
bedrijfswoningen;
-
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1. Voor het bouwen van de in lid 4.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen deel van een bouwperceel mag niet meer dan 70% bedragen;
-
per bouwperceel mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
-
bedrijfswoningen dienen in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht tot een maximale horizontale diepte van 15 m;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 9 m, dan wel de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn.
4.2.2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m2 per bedrijfswoning;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
4.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.2.4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
in afwijking van het gestelde in sub a en b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.2.1., sub c en toestaan dat een bedrijfswoning aan het aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat:
-
het aantal te bouwen bedrijfswoningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bouwperceel bedraagt;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;
-
-
lid 4.2.1., sub e en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 respectievelijk 10 m.
4.3.2. De in 4.3.1. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende lijst van bedrijven onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel in volumineuze goederen;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1. Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4. onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet behoren tot categorie 1 of 2 van bijlage 1 of niet op in deze bijlage worden genoemd, mits:
-
deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die behorend tot categorie 2 van bijlage 1, en:
-
het geen geluidzoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen betreft.
4.5.2. De in 4.5.1. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Bedrijf’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Woongebied’, mits:
-
het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd;
-
het aantal woningen niet toeneemt;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
bodemonderzoek heeft uitgewezen dat geen sprake is van bodemverontreiniging.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen,
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1. Voor het bouwen van de in lid 5.1 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
5.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;
-
gebouwen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3”;
-
gebouwen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4”,
met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven, met dien verstande dat de bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, waarbij:
-
-
aan Wolfraamweg 2 vervaarding van verf, lak, vernis, inkt en mastiek is toegestaan;
-
aan de Nijverheidsstraat 9 Opslag in koelhuizen is toegestaan;
-
aan Grindweg 142 een LPG-station is toegestaan;
-
aan de Schipsloot 8 een vuurwerkinrichting is toegestaan,
-
-
-
-
detailhandel in volumineuze goederen, voor zover bestaand;
-
zelfstandige dienstverlening, voor zover bestaand,
-
-
alsmede voor:
-
-
-
de bestaande hoogspanningsverbinding,
-
-
met de daarbij behorende:
-
-
-
niet zelfstandige kantoorfuncties;
-
productiegebonden detailhandel, mits deze geen hoofdbestanddeel is van de bedrijfsvoering, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
-
tuinen, erven, terreinen en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen en water;
-
parkeervoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
openbare nutsvoorzieningen.
-
-
6.2 Bouwregels
6.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de afstand van bedrijfsgebouwen tot het hart van de dichtstbijzijnde openbare weg mag, onverminderd het bepaalde in lid 6.2.1 onder a, niet minder dan 15 meter bedragen, dan wel de bestaande afstand indien dit minder is;
-
het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80 %;
-
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens en de achterperceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
-
de afstand tussen gebouwen op een bouwperceel mag niet minder dan 4 meter bedragen, tenzij ze aaneen worden gebouwd.
-
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
6.2.2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 6.2.1. onder c en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 90%, mits in voldoende mate op eigen terrein in parkeerbehoefte kan worden voorzien;
-
lid 6.2.1. onder d en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind dan wel een gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
-
lid 6.2.1 onder f en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot maximaal 20 meter;
-
lid 6.2.3 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt vergroot tot maximaal 2 meter;
-
lid 6.2.3 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van overige andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 40 meter.
6.3.2. De in 6.3.1. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige dienstverlening, tenzij het betreft bestaande dienstverlening, en kantoren;
-
het gebruik van gebouwen voor bewoning.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 6.1 en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in bijlage 1 maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in de categorie die op grond van de planregels is toegestaan op voorwaarde dat het geen risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
-
lid 6.1 en toestaan dat risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven worden toegestaan, alleen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4”;
-
lid 6.1 en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in volumineuze goederen;
-
de regel van lid 6.4 onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2” worden gebruik voor dienstverlening.
6.5.2. Beoordelingscriteria
-
De in lid 6.5.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 5.5.1 sub b kunnen slechts worden verleend indien:
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt verantwoord.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bos en bebossing,
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.3 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
7.3.1. Het is verboden op de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het vellen, rooien of snoeien vanhoutgewas;
-
het aanleggen of verharden van paden, bermen en het aanbrengen van andere oppervlakte-
-
verhardingen;
-
het graven en dempen van watergangen en waterpartijen;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2. Het in lid 7.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
-
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.3.3. De in 7.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met;
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
-
detailhandel, met dien verstande dat:
1.de oriëntatie van de detailhandelsvestiging dient plaats te vinden richting het kernwinkelgebied dat wordt gevormd door:
- De Hoofdstraat Oost;
- De Markt;
- De Sleeswijklaan;
- De Van Harenstraat;
- Het Pastorieplein;
- Het Van der Sandeplein;
2. detailhandel uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
3. detailhandel niet is toegestaan in Huize Lindenoord (Van Harenstraat 37 en 37a);
-
-
-
-
-
dienstverlening;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
horecabedrijven, met dien verstande dat horeca niet is toegestaan in Huize Lindenoord (Van Harenstraat 37 en 37a);
-
dienstverlening;
-
aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen,
-
-
-
-
met daaraan ondergeschikt:
-
-
-
-
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen,
-
-
-
-
met de daarbijbehorende:
-
-
-
-
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
-
-
-
-
8.2 Bouwregels
8.2.1. Voor het bouwen van de in lid 8.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande dan wel vergunde aantal;
-
een gebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;
-
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze kleiner is, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van gebouwen;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel:
-
ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
-
de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte;
-
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel:
-
ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
-
de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte.
8.2.2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
-
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
-
de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.
-
8.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.2.4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 8.2.1 sub b en toestaan dat woningen aan het aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat:
-
het aantal te bouwen woningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de nieuwe woningbouw niet mag leiden tot het onderbreken van een gesloten of nagenoeg gesloten winkelplint;
-
geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en railverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;
-
-
lid 8.2.1 sub d en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;
-
lid 8.2.2 sub b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
-
de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
-
deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 8.2.2 sub f, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en:
-
het bepaalde in 8.2.2 sub a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;
-
-
het bepaalde in 8.2.2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in 8.2.2 sub c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het bepaalde in 8.2.2 sub f en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.
8.3.2. De in 8.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende lijst van bedrijven onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bed & breakfast.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 8.1 sub c en toestaan dat detailhandel plaatsvindt op alle lagen van een gebouw, mits:
-
er sprake is van 1 detailhandelsvestiging;
-
ook op de begane grond en de tussenliggende verdiepingen sprake is van detailhandel;
-
-
lid 8.1 sub c en/of sub f en toestaan dat detailhandel en/of horeca plaatsvindt in Huize Lindenoord, mits de functie naar aard en omvang passend is bij de cultuurhistorische waarde van Huize Lindenoord;
-
lid 8.4. sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
-
het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
-
het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft.
-
8.5.2. De in 8.5.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
detailhandel;
-
bedrijfswoningen,
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen, erven, binnenterreinen en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1. Voor het bouwen van de in lid 9.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen deel van een bouwperceel mag niet meer dan 70% bedragen;
-
per bouwperceel mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
-
bedrijfswoningen dienen in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht tot een maximale horizontale diepte van 15 m;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan
6 m respectievelijk 9 m.
9.2.2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
-
de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.
9.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
in afwijking van het gestelde in sub a en b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 9.2.2 sub b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
-
de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
-
deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 9.2.2 sub f, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en;
-
het bepaalde in 9.2.2 sub a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;
-
-
het bepaalde in 9.2.2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in 9.2.2 sub c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het bepaalde in 9.2.2 sub f en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.
9.3.2. De in 9.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming detailhandel wordt gewijzigd in de bestemming woongebied, mits:
-
het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd;
-
het aantal woningen niet toeneemt.
9.5.2. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen,
met daaraan ondergeschikt:
-
voet- en rijwielpaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
10.2 Bouwregels
10.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
op of in deze gronden mogen enkel gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
10.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding "zorginstelling" een zorginstelling met daarin ruimte voor bijzondere woonvormen/wooneenheden,
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-hotel" een hotel;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
tuinen, erven, binnenterreinen en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m dan wel de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)".
11.2.2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
11.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan neit meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
in afwijking van het gestelde in sub a en b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
11.3 Wijzigingsbevoegdheid
11.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Maatschappelijk’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Woongebied’ of ‘Wonen - Woongebouw’, mits:
-
de wijziging past binnen het Woonplan waarover met Gedeputeerde Saten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;
-
wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven en instellingen oplevert.
11.3.2. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een begraafplaats,
met daaraan ondergeschikt:
-
voet- en fietspaden;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd:
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 7 respectievelijk 10 m.
12.2.2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
12.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 12.2.1. sub a. en toestaan dat gebouwen ten behoeve van een begraafplaats buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 50 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte van een gebouw met een platte afdekking niet meer dan 3 m bedraagt;
-
de bouwhoogte van een gebouw met een afdekking met een kap niet meer dan 5,5 m bedraagt.
-
12.3.2. De in 12.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De op voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportterreinen;
-
gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, zoals een sporthal, met daarbij behorende voorzieningen zoals een sportkantine,
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1. Voor het bouwen van de in lid 13.1. sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan:
-
5 m bij een platte afdekking;
-
8 m bij een afdekking met een kap, waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
-
13.2.2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
een bijgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak ten behoeve van onderhoud en beheer bijgebouwen worden opgericht, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van deze bijgebouwen per perceel hoogstens 100 m2 mag bedragen en de afstand van een bijgebouw tot de perceelgrens ten minste 2,5 m bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m bij een platte afdekking en respectievelijk 3 en 5,5 m bij afdekking met een kap.
13.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
13.2.4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 20 m;
-
de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
-
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
13.2 Bouwregels
13.2.1. Voor het bouwen van de in lid 13.1. sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan:
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
een brug ter plaatse van de aanduiding "brug";
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de verkeersfunctie,
met daaraan ondergeschikt:
-
voet- en rijwielpaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterlopen,
met daaraan ondergeschikt:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
14.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegen;
-
paden;
-
bruggen, dammen, tunnels en/of duikers;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbijbehorende:
-
perrons;
-
terreinen;
-
stationsgebouwen, waarin tevens:
-
dienstverlenende functies mogen worden uitgeoefend;
-
detailhandel en horeca ten behoeve van de spoorfunctie mag worden uitgeoefend;
-
gebouwen, zoals seinhuisjes, transformatorstations, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1. Voor het bouwen van de in lid 15.1. onder h genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
het gebouw ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” mag uitsluitend volgens de bestaande maten worden gebouwd.
15.2.2. Voor het bouwen van de in lid 15.1. onder i genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen.
15.2.3. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 15 m bedragen.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterlopen;
-
waterberging;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
botenhuizen;
met daaraan ondergeschikt:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen,
met daarbij behorenden:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1. Voor het bouwen van de in lid 16.1. onder d genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
16.2.2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
16.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
Artikel 17 Wonen - Woongebouw
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
-
ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”, tevens de bestaande detailhandelsvestiging;
-
bijgebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen erven en binnenterreinen;
-
woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water;
-
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen,
met daarbij behorende:
-
bouwwerken geen gebouw zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1. Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:
-
het bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden vergroot;
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
een woongebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;
-
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel:
-
ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
-
ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” de aangegeven hoogte.
-
17.2.2. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woongebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan 4 m bedragen.
17.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat:
-
de inhoud niet meer dan 75 m³ mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
17.2.4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
in afwijking van het gestelde in sub a en b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
17.3 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 18 Woongebied
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
-
een aan huis verbonden beroep;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover bestaand;
-
-
aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”, tevens de bestaande bedrijfsvestiging;
-
ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”, tevens de bestaande detailhandelsvestiging;
-
ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”, tevens dienstverlenende bedrijven;
-
ter plaatse van de aanduiding “garage”, tevens garageboxen;
-
ter plaatse van de aanduiding “horeca”, tevens de bestaande horecavestiging,
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen erven en binnenterreinen;
-
woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water;
-
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen,
met daarbij behorende:
-
bouwwerken geen gebouw zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
het bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden vergroot;
-
in afwijking van het bepaalde in sub b mag ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” het aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;
-
de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen, dan wel de bestaande horizontale diepte;
-
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
-
deze regel niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijenwoningen;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bijzondere woningbouw” de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
-
in afwijking van het gestelde onder h en i mogen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” uitsluitend volgens de bestaande maten worden gebouwd.
18.2.2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet zijnde garageboxen, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 5 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse aanduiding “bijgebouwen” aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens mogen worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m dan wel de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
-
de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bijzondere woningbouw” de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen.
18.2.3. Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
-
garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “garage”;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.
18.2.4. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat:
-
de inhoud niet meer dan 75 m³ mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
18.2.5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
in afwijking van het gestelde in sub a en b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 18.2.1 sub e en toestaan dat een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde gevellijn wordt gebouwd;
-
lid 18.2.1 sub f en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van een omgevingsvergunning niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;
-
lid 18.2.1 sub g en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;
-
lid 18.2.2 sub b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
-
de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
-
deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 18.2.2 sub f, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en;
-
het bepaalde in 18.2.2 sub a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;
-
-
het bepaalde in 18.2.2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in 18.2.2 sub c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
-
-
het bepaalde in 18.2.2 sub f en toestaan dat de bouwhoogte aan een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.
-
-
18.3.2. De in 18.3.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bed&breakfast.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 18.4.1 sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruik ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
18.5.2. De in 18.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Woongebied’ ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 2” wordt gewijzigd in de bestemming “Maatschappelijk”, of “Wonen – Woongebouw”, dan wel dat de bestemming zodanig wordt gewijzigd dat binnen de bestemming “Woongebied” een bouwvlak wordt toegekend, mits:
-
de wijziging past binnen het Woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;
-
wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven en instellingen oplevert;
-
ecologisch onderzoek heeft uitgewezen dat wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van ecologische waarden;
-
archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden;
-
de bodemkwaliteit geschikt zal zijn voor woningbouw;
-
het proces van de watertoets is doorlopen.
18.6.2. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het middels de bestemming toegestane gebruik is beëindigd en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 19 Leiding - Riool
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor (een) ondergrondse rioolleiding(en) en de daarbij behorende bouwwerken.
19.2 Bouwregels
19.2.1. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden voorkomende bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
19.2.2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
19.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 19.2.1 en 19.2.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerders is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat;
-
lid 19.2.3 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerders is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
19.3.2. De in 19.3.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van kabels drainage en leidingen, met uitzondering van rioolleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
diepploegen;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
19.4.2. Het onder 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.4.3. De in lid 19.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerders is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
Artikel 20 Waarde - Archeologie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
20.2 Bouwregels
20.2.1. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
20.2.2. Indien uit het in lid 20.2.1, genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
20.3.2. Het bepaalde in lid 20.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
20.3.3. De in lid 20.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
20.3.4. Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
20.3.5. Indien uit het in lid 20.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)