3.1 wonen
Ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voor zover sprake is van de bestemmingen:
-
Woongebied;
-
Wonen-Woongebouw;
-
Wonen-1;
-
Gemengd;
-
Woongebouw;
-
Centrumdoeleinden,
kan het bevoegd gezag, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernormen als genoemd in de bijlage worden gehanteerd,
bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels betreffende het aantal woningen binnen het bouwvlak en toestaan dat in een bouwvlak woningen worden toegevoegd, met dien verstande dat:
-
het aantal te bouwen woningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en railverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
wanneer de verlening van een omgevingsvergunning tot gevolg kan hebben dat het verharde oppervlak toeneemt met meer dan 200 m², de omgevingsvergunning alleen mag worden verleend indien verzekerd is dat de toename van het verharde oppervlak wordt gecompenseerd door de aanleg van nieuw oppervlaktewater met tenminste 10% van de toename van het verharde oppervlak;
-
wanneer de verlening van een omgevingsvergunning kan leiden tot een toename van het aantal woningen binnen het invloedsgebied van:
-
risicovolle inrichtingen;
-
buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen;
-
wegen en spoorwegen waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, het groepsrisico wordt verantwoord;
-
het toepassen van de bevoegdheid niet mag leiden tot een netto toename van het aantal woningen op een woninglocatie van:
-
meer dan 500 woningen, in geval van één ontsluitingsweg;
-
meer dan 1000 woningen, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
-
het toepassen van de bevoegdheid niet mag leiden tot de wijziging of uitbreiding van het aantal woningen in een aaneengesloten gebied van 2.000 of meer.
3.2 zorg en duurzaamheid
De ter plaatse van de aanduiding ‘zorg en duurzaamheid’ aangeduide gronden zijn mede bestemd voor mantelzorg en duurzame energievoorziening. In aanvulling op de andere voor deze gronden aangewezen bestemming(en) en aanduiding(en) zijn de volgende regels van toepassing.
3.2.1 nadere eisen bebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie.
3.2.2 gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet gerekend:
-
het gebruiken van bouwwerken en gronden, waarop krachtens de bestemmingsregels gebouwen mogen worden gebouwd, ten behoeve van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie;
-
kleinschalige opwekking van andere vormen van duurzame energie;
-
het gebruiken van een aan-, of uitbouw bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning;
-
(bedrijfsmatige) zorgdienstverlening ten behoeve van bewoners van een woning.
3.2.3 afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels onder 3.2.2, onder a en toestaan dat bouwwerken en gronden, waarop krachtens de bestemmingsregels geen gebouwen mogen worden gebouwd, worden gebruikt ten behoeve van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3 recreatie
Ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’ zijn, in aanvulling op de andere voor deze gronden aangewezen bestemming(en) en aanduiding(en) de volgende regels van toepassing.
3.3.1 bouwregels
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van een recreatiewoning dient meer te zijn dan 70 m², dan wel indien deze oppervlakte minder is, dient de bouwhoogte van een recreatiewoning meer te zijn dan 5 m.
3.3.2 afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels onder 3.3.1 mits: geen afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld van het recreatiepark;
-
kwalitatief gewaarborgd is dat sprake is van een volwaardige recreatiewoning.